Het is februari van 1941 wanneer Nederlanders massaal de straat op gaan om te protesteren tegen de wanpraktijken van de Duitsers. Een eenmalige, spontane protestactie, die al gauw met harde hand wordt afgestraft. Waar bij sommige Nederlanders de schrik de meester wordt, betekent de februaristaking in Utrecht juist het startschot voor een scala aan verzetsdaden, waarin onder andere het Werkspoorgebied een uiterst essentiële rol speelt.
De Nederlanders hebben er genoeg van: enige tijd na de bezetting van Nederland lijken de Duitsers zich te kunnen gedragen, maar hun wangedrag wordt steeds erger. De sfeer is grimmig in bezet Nederland. De situatie bereikt een kookpunt in februari van 1941, wanneer in Amsterdam de eerste razzia’s plaatsvinden en honderden joden worden opgepakt. Een ongekende actie, die al gauw leidt tot de februaristakingen in onder andere Amsterdam, Haarlem, Hilversum én, uiteindelijk, Utrecht.
Einde van de staking, start van het verzet
Het verhaal van de februaristaking in Amsterdam is één van de bekendere verhalen van de bezetting in Nederland, maar het verhaal van de stakingen in Utrecht is minder bekend. Toch wordt er wel degelijk op 26 februari van 1941 gestaakt in de Domstad, een dag nadat de staking in Amsterdam uitbreekt. Arbeiders leggen hun werk neer in het Werkspoor, marcheerden langs de Demka-fabriek en ook bij de Jaffa-fabriek sloten mannen aan. Duizenden fabrieksmedewerkers gingen in Utrecht de straat op, soms met dodelijke afloop. “Een unieke actie”, vertelt Wim Scharenburg, directeur van Museum Zuilen, met lichte trots over die dag. In de ontvangsthal van zijn museum – waar de februaristaking van Utrecht in de collectie aan bod komt – vertelt de geboren en getogen Zuilenaar over de stakingen. Zelf was hij er niet bij, maar zijn vader liep naar eigen zeggen vooraan in de stoet actievoerders. “Het is de eerste en enige keer dat er op die manier een signaal is afgegeven aan de Duitsers”, vervolgt Scharenburg. “De Duitsers waren niet blij met de actie en werden agressief.” En zo gauw als dat de stakingen gebeurden, werden ze ook weer de kop in gedrukt.
Tekst loopt door onder de foto
De staking werd snel en hardhandig afgekapt door de Duitsers, maar iets was er veranderd onder de Zuilenaren die zo trots hadden gemarcheerd. Het Utrechtse verzet is officieel geboren, en wel onder de simpele arbeiders van het werkspoor, de Demka- en de Jaffafabriek. “Het waren enorm subtiele vormen van verzet, maar ze verhinderden wel degelijk”, vertelt Van Scharenburg. “Een kerkklok aan de Amsterdamsestraatweg werd bijvoorbeeld een uur verzet, waardoor de Duitsers in de war werden gebracht. Simpel, maar effectief.” Het blijkt slechts één van de vele verzetsacties te zijn, die in en rondom Zuilen werden bekokstoofd. Want waar de arbeiders niet meer in grote getalen bij elkaar kwamen na de februaristaking, gebeurde dat wel degelijk nog op kleinere schaal.
Veelal gebeurde dat in de fabrieken waar arbeiders toch al moesten zijn voor het alledaagse werk. En de fabriekshallen hebben dus een belangrijke rol gespeeld binnen het ontstaan van passief verzet. De fabriekshallen dienden ook als een sociale, verbindende kern, vertelt Van Scharenburg. Als mannen naar Duitsland dreigden te worden gedeporteerd, werden ze gauw aangenomen op het Werkspoor. Of er ook daadwerkelijk werk was, was een andere zorg: “Er waren hele kaartclubjes in dienst, jongens die niets anders deden dan kaarten met elkaar de hele dag, omdat ze anders naar Duitsland toe moesten.” En als er dan een controle was bij de fabriek, werden de Duitsers behendig afgeleid. “Dan konden de jongens ‘m gauw peren.”
Binding
De verhalen in en rondom de fabrieken zijn een teken van de verbondenheid die arbeiders met elkaar hadden. En dat een verzetsbeweging nota bene in de fabriek is ontstaan, is nog niet eens zo heel gek, vertelt Kees Ribbens, onderzoeker bij het Instituut voor Oorlogs-, Holocaust-, en Genocidestudies. “1941 is relatief vroeg in de verzetstijd. In het eerste jaar spraken mensen zich nog niet zo sterk uit. Dat verklaart dat je een zekere vertrouwdheid en gelijke opvattingen moet hebben om elkaar te benaderen. Het is dan heel logisch dat je terugvalt op bestaande structuren: je collega’s, werk, medestudenten of de kerk.” Dat gevoel van vertrouwen wordt gedurende de oorlog, als de situatie steeds grimmiger wordt, ook steeds belangrijker.
Dat er een heuse verzetsbeweging komt te ontstaan in een kleinschalige arbeidersomgeving, is dus enigszins logisch. Toch is het de vraag of er vergelijkbare verzetsbewegingen zoals de Zuilense zijn geweest tijdens de oorlog. Als er vergelijkbare bewegingen zijn geweest, hebben ze het grote publiek in ieder geval niet gehaald. Volgens Ribbens is er een verklaring voor waarom we maar weinig te horen krijgen over hyperlokale verzetsbewegingen: “Niet iedereen was tijdens of na de oorlog even enthousiast om te spreken over hun acties. Er zijn tal van verhalen die onderling werden gedeeld, maar het ‘grote publiek’ niet hebben gehaald. Sommige dingen blijven in de familie.” Een andere praktische overweging is dat een groot deel van de literatuur over de Tweede Wereldoorlog pas decennia later werd geschreven, toen veel mensen al waren overleden, meent de onderzoeker. “Er is niet aan hen gevraagd wat ze hebben meegemaakt. Daardoor zijn de verhalen die we wél kennen selectief.”
Saamhorigheid
Volgens Van Scharenburg hebben de fabrieken niet alleen een belangrijke rol gespeeld voor de arbeiders uit Zuilen, maar ook voor de andere inwoners. In tijden van nood bleek de fabriek op allerlei manieren een helpende hand te kunnen bieden voor mensen in armoede of bijvoorbeeld hongersnood. Kapotte schoenen werden in de fabrieken zo goed en kwaad als het kon gerepareerd, er werden grote gaarkeukens opgezet voor gezinnen, en schuilkelders werden aangelegd voor wanneer het helemaal mis zou gaan.
Op de kleinste manieren waren de fabrieken een levenslijn voor arbeiders, vertelt Van Scharenburg: “In Demka werd gestookt met kolen. Van de vijf wagonladingen met kolen, werd er standaard één gestolen voor bij de mensen thuis. Mijn vader ging in zijn overall broodmager naar de fabriek, en kwam ’s avonds als een michellinmannetje thuis. Zijn hele overall zat vol kolen.”
En het saamhorigheidsgevoel van de simpele arbeidersgezinnen straalde ook uit buiten de fabriek. In onderzoek dat Van Scharenburg heeft gedaan naar stolpersteine in Zuilen, blijkt dat er tijdens de bezetting opvallend weinig joden zijn opgepakt in het stadsdeel. Dat heeft een verklaring volgens de museumdirecteur: “Er waren hele woonblokken verhuurd via bepaalde arbeidersverenigingen. Die mensen kenden elkaar goed, werkten met elkaar en hadden een sterke band. Ze verraadden elkaar niet.”
Hoeveel joden, arbeiders en gezinnen er indirect door de fabrieken en rondom Zuilen zijn gered, blijft tot op heden gissen. De kleinschalige, veelal passieve verzetsdaden gebeurden in het geheim. Documentatie van illegale acties bracht het risico met zich mee dat de Duitsers zomaar iets te weten konden komen. Maar dat de fabrieken, en de februaristaking als startschot van het verzet, belangrijk zijn geweest, staat volgens Van Scharenburg buiten kijf.
Tijdgeest
Ondanks dat de februaristaking in Utrecht van grote betekenis is geweest voor zowel de stad als Zuilen als wijk, is het verhaal pas relatief laat aan het licht gekomen. Volgens journalist Ad van Liempt werd er pas voor het eerst weer aandacht aan de staking geschonken in 1981 – 40 jaar na dato. En ook in de decennia daarna lijkt de Utrechtse februaristaking maar weinig voeten in de grond te krijgen in het collectief geheugen van Utrechters. Dat heeft deels te maken met de tijdgeest waarin Nederland zich bevond na de oorlog, vertelt Ribbens. “Mensen in de jaren ‘40 en ‘50 wilden vooruitkijken”, legt hij uit. “Men was de oorlogsjaren zat. Er was wel wat aandacht voor georganiseerde verzetsgroepen maar minder voor ‘spontane’ acties zoals de februaristaking.” En wanneer de Tweede Wereldoorlog iets vervaagt in het geheugen van de mens, verandert het perspectief van hoe we de oorlog herinneren ook, zegt Ribbens: “Vanaf de jaren 80 verschuift onze blik van de oorlogshelden naar de slachtoffers. Nu, weer jaren later, zien we de slachtoffers niet als één groep, maar als individu.”
Volgens Ribbens is die constant veranderende manier waarop we de oorlog herdenken dan ook de reden dat juist nu verhalen zoals de februaristakingen, en andere lokale vormen van verzet, meer aandacht krijgen. “De behoefte aan individuele verhalen is de laatste jaren steeds sterker geworden. Die individuele geschiedenis zorgt ervoor dat de Duitse bezetting dichterbij kan komen tot Nederlanders. Je ziet ook dat er vaker wordt opgeroepen voor meer lokale herdenkingen.” Ook in Utrecht wordt de roep gedaan voor een eigen herdenking van de februaristaking, al is daar nog geen vervolg op gekomen.
Dat het verhaal over de Utrechtse februaristaking, en alle bijbehorende verzetsdaden, ooit landelijk bekend wordt, lijkt volgens Ribbens onwaarschijnlijk. “Er zijn een aantal verhalen die waarschijnlijk steeds opnieuw ten tonele worden gevoerd. Andere blijven in de schaduw staan. Nu is de tijd gekomen waarin we nuance kunnen aanbrengen in de al bestaande verhalen.” Maar één conclusie is volgens Ribbens wel duidelijk: “Op plekken van samenkomst begon het verzet van Nederland in de kinderschoenen te staan. Zonder de fabrieken was het mogelijk toch minder goed gelukt.”
Wil je meer weten over de Februaristaking in Utrecht, of andere lokale oorlogsverhalen uit de stad? Luister dan naar de podcast Utrecht ten tijde van Oorlog van HUB Utrecht op Spotify of Apple.
2 Reacties
ReagerenWat is er simpel aan de “simpele arbeiders van het Werkspoor … “?
Waarom worden bij dit artikel een foto uit 1948-1950 (fotograaf M.A.J. van Bommel) en een schilderij uit 1919 (H. Heijenbrock) geplaatst? Beide hebben duidelijk niets met de inhoud van het artikel te maken; behalve dat het de DEMKA betreft. Zijn er geen foto’s van de staking in Zuilen (Werkspoor) voorhanden?