Geheimen van de stad: De brandbel op de Nieuwegracht | De Utrechtse Internet Courant Geheimen van de stad: De brandbel op de Nieuwegracht | De Utrechtse Internet Courant

Geheimen van de stad: De brandbel op de Nieuwegracht

Geheimen van de stad: De brandbel op de Nieuwegracht
Rondleiders van Gilde Utrecht vertellen over verborgen en onbekende plekken in de stad.

Rondleiders van Gilde Utrecht vertellen over verborgen en onbekende plekken in de stad.

Lopend over de Lijnmarkt zal het wellicht zijn opgevallen: de winkels zijn steeds tegen elkaar aan gebouwd, maar hier en daar is een nauwe doorgang naar het water van de Oudegracht. Die gangen hebben gediend als brandgang.

In de middeleeuwen was het gevaar van brand altijd zeer aanwezig. Het Utrechtse stadsbestuur heeft in de loop der eeuwen steeds meer maatregelen genomen tegen brand. Zo werd op een gegeven moment besloten dat aan elk huis twee leren emmers moesten hangen.

De bewoner van Nieuwegracht 165, Wolfert van Brederode, vond dat zo’n belachelijk idee, dat hij die emmers op zijn huis liet schilderen. Maar vrije toegang tot de grachten was natuurlijk wel van levensbelang in het geval van brand. Daarom werd een aantal maatregelen getroffen over wat wel en niet mocht bij de bruggen en in deze brandgangen, om zo snel mogelijk menselijke ketenen te kunnen vormen die emmers met bluswater doorgaven.

Totdat in 1672 de brandspuit werd uitgevonden door de Amsterdamse kunstschilder Jan van der Heyden – een bijzonder mens. Hij wordt in 1637 in Gorinchem geboren, maar zijn ouders verhuizen als hij negen is naar Amsterdam. Hij wordt kunstschilder, maar heeft een veel bredere interesse. Terwijl hij een deel van zijn tijd doorbrengt met het schilderen van meestal zelfbedachte stadsgezichten, houdt hij zich ook bezig met werktuigbouwkunde.

(tekst loopt verder onder foto)

Hij vindt een lantaarn uit, die ook bij sterke stormen niet uit wordt geblazen. De stad Amsterdam plaatst er 1800. Van der Heyden zelf verkoopt er een paar honderd aan Tsaar Peter de Grote. Ook had hij diverse patenten op moddermolens, schepraderen en waterbeheersing.

Nadat hij de brandspuit had uitgevonden, kwamen er in de stad Utrecht overal brandhuisjes, waar die met water gevulde brandspuiten klaarstonden. We vinden zo’n brandhuisje nu nog op de hoek van de Schalkwijkstraat, tegenover Gasthuis Leeuwenbergh. Ook de lunchroom Broodnodig in de Burgemeester Reigerstraat bij de spoorwegovergang was een brandhuisje.

Door de hele stad kwamen er brandbellen, op een houten of hardstenen paal. De meeste waren afkomstig uit kloosters, die na de Reformatie van functie veranderden of werden opgeheven. Werd er een brandbel geluid, dan moesten de zakkendragers zo snel mogelijk naar het dichtstbijzijnde brandhuisje.

Het systeem met brandbellen werd in 1921 opgeheven, toen een telefonisch alarmsysteem in het leven werd geroepen. In 1935 verdween de laatste brandbel uit de stad. De enige brandbel in de stad, die staat tegenover Nieuwegracht 165 (waar Wolfert van Brederode heeft gewoond) is een replica uit 1989 van de brandbel die hier tot 1935 heeft gestaan.

3 Reacties

Reageren
  1. willy

    dat was dan goed geregeld in die tijd hun waren hun tijd voorbij waren knappe koppen die goed na dachten

  2. R

    Langs de Amsterdamsestraatweg staat nóg een brandbel, naast restaurant Gys.

  3. Kadoendra

    Dus de brandspuit, moddermolens, schepraderen, waterbeheersing en een lantaarn die ook bij sterke stormen niet uit wordt geblazen zijn allemaal “linkse Hobby’s”.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).