Gerards leven op straat met een drugsverslaving: ‘Doe niet met je leven wat ik gedaan heb’ Gerards leven op straat met een drugsverslaving: ‘Doe niet met je leven wat ik gedaan heb’

Gerards leven op straat met een drugsverslaving: ‘Doe niet met je leven wat ik gedaan heb’

Gerards leven op straat met een drugsverslaving: ‘Doe niet met je leven wat ik gedaan heb’
Het is een zonnige najaarsdag en ik heb afgesproken met Gerard. Ik ben getipt. Gerard zou een bewogen leven achter de rug hebben dat een artikel waard is. Ik tref Gerard op het Ledig Erf. Hij zit met een groepje mannen bier te drinken op een bankje. Eén van de mannen zit in een rolstoel.

Het is een zonnige najaarsdag en ik heb afgesproken met Gerard. Ik ben getipt. Gerard zou een bewogen leven achter de rug hebben dat een artikel waard is. Ik tref Gerard op het Ledig Erf. Hij zit met een groepje mannen bier te drinken op een bankje. Eén van de mannen zit in een rolstoel.

Na een korte kennismaking stel ik Gerard voor even apart te gaan zitten voor het interview. Gerard stemt in. De rolstoel blijk van hem. Hij hijst zich in de rolstoel om zichzelf te kunnen verplaatsen. Hij heeft een gebroken ruggenwervel. Het gebeurde twee weken geleden tijdens een aanvaring met de politie, vertelt hij. Gerard’s been is opgezwollen. Hij heeft een ontsteking, legt hij uit. Ook vertelt hij dat hij een longontsteking en een gebroken duim heeft. Gerard’s levensstijl eist z’n tol.

‘Een open beenbreuk, een kogelgat, mijn lichaam zit vol littekens’

Gerard leeft al lange tijd op straat en is verslaafd aan drugs en alcohol. Momenteel heeft hij wel een dak boven het hoofd. Door zijn slechte gezondheid, verblijft hij tijdelijk in de ziekenboeg bij het Leger des Heils aan de Nieuwegracht. “Ik krijg er een beetje medische zorg”, zegt hij. “Ook dit gaat wel weer over. Ik heb zoveel meegemaakt. Een open beenbreuk, een kogelgat, mijn lichaam zit vol littekens.”

Zwarte schaap
Gerard is geboren in Engeland, maar opgegroeid in Utrecht. Zijn vader was een Roma zigeuner, zijn moeder Nederlandse. De eerste jaren van zijn leven woonde hij op het beruchte woonwagenkamp Huppeldijk. “Het was een groot kamp met wel honderd families. Op de plek waar nu Leidsche Rijn is”, vertelt Gerard. Er was daar zoveel criminaliteit dat zijn moeder wilde verhuizen. Het leek haar beter als de kinderen in een gewoon huis zouden opgroeien. De familie verruilde de woonwagen voor een huis in de Utrechtse Betonbuurt. Zijn vader zou het er niet lang uithouden. “Hij ging er met de buurvrouw vandoor”, zegt Gerard.

De rest van het gezin zou later verhuizen naar een woning in de Dichterswijk. Nadat Gerard’s oudere zussen en broer waren uitgevlogen, woonde Gerard er nog alleen met zijn moeder. Zijn band met zijn moeder was sterk. “Ik was het lievelingetje”, zegt hij.

‘Op een dag besloot ik de school in brand te steken’

Op school ging het niet best. Gerard was het zwarte schaap, werd gepest en had niemand, vertelt hij. “Op een dag besloot ik de school in brand te steken.” Hij was twaalf jaar oud. Wat hij niet wist, is dat één van de juffen nog in het gebouw was. “Zij is bijna gestorven toen”, zegt Gerard. Gerard werd naar een heropvoedingskamp gestuurd waar hij anderhalf jaar zou blijven.

Hasjiesj, heroïne en coke
“Toen ik eruit kwam rookte ik ‘hasjiesj’. Toen ik vijftien was, zette ik mijn eerste shot heroïne. En ik raakte aan de coke”. Van alcohol moest hij in die tijd niks hebben. Zijn vader was alcoholist. “Een pure klootzak”, noemt hij hem. Al nuanceert hij: “Later hebben we het wel bijgelegd”.

Ik vraag Gerard of het voorkomen had kunnen worden dat hij als kind al op het verkeerde pad raakte. “Ik zeg ‘nee’”, reageert Gerard. “Ik had niemand in die tijd. Ik kende alleen de jongens op straat. Ik heb nooit geen keuze gehad. Ik heb mezelf op moeten voeden. Mijn vader dronk. Volgens mijn moeder was ik net effe anders dan haar andere vier kinderen.”

‘Ik kende alleen de jongens op straat’

Kerkhof
Zijn moeder overleed toen Gerard twintig was. “Ze was 53. Ik ben nu ook 53.” Gerard belandde op straat. Al had hij wel wat ‘plekkies’ bij vrienden en kennissen, waar hij kon slapen. “Ik heb een jaar, anderhalf jaar op het graf van mijn moeder geslapen. Ik heb een tent gekocht en heb daar geleefd. In Breukelen aan de Vecht. Daar is mijn moeder begraven.” Na een gesprek met een van de hoveniers van het kerkhof, besloot Gerard terug te gaan naar Utrecht. “Op blote voeten”, zegt hij. “Ik had geen schoenen meer”.

TBS
Toen Gerard veertig was, zat hij in TBS. Hij had iemand stevig onder handen genomen, zegt hij. “Ik heb meer dan mijn halve leven vastgezeten. De TBS was een goede tijd”. “Ze hebben me er beter leren lezen en schrijven. Het eerste jaar had ik zoiets van ‘fuck you, allemaal’. Maar toen ik mee ging werken, ging er een wereld voor me open”.

Gerard ging als kok werken in de kliniek. Hij haalde zijn koksdiploma en kreeg een vriendin. “Zij zat ook in de kliniek”. Gerard denkt er met weemoed aan terug en vertelt een anekdote over die tijd: Hij en zijn vriendin mochten naar buiten, met verlof. Hij had gewerkt, was bezweet en door de slechte afzuiging stonk zijn shirt. Eenmaal buiten trok z’n vriendin z’n shirt kapot, vertelt hij. “Kom”, zei ze. “We gaan naar de Maarsseveens plassen. We gaan lekker zwemmen.”

Voorlichting
Na de TBS gingen ze samenwonen, in Hoograven. Hij was niet langer verslaafd en bleef werken als kok. Hij kookte in verzorgingstehuizen. Daarnaast ging hij aan de slag als jongerenwerker. “Ik geloofde er echt in die tijd”, zegt hij.

‘Het doet me te veel pijn’

Gerard gaf voorlichting aan studenten. “Ik heb collegezalen gehad met driehonderd mensen. Ook met Slachtofferhulp erbij. Dan word je helemaal afgemaakt” zegt hij. De mensen van Slachtofferhulp zeiden: “Je zit hier wel te pochen dat je een autodief was, maar heb je je ooit gerealiseerd wat je de mensen ermee aan doet?“ Gerard: “In die tijd niet nee, als je heroïne- of coke verslaafd bent dan denk je niet na over de vraag of je een fiets of een portemonnee steelt. Dan zit je in de overlevingsmodus.” Dan beëindigt Gerard plots het gesprek. “Het doet me te veel pijn,” zegt hij.

Als ik Gerard een week later bel, wil hij meteen afspreken. Het gaat een stuk slechter met hem. Twee dagen geleden heeft hij een hartaanval gehad. Terwijl hij het vertelt, vraagt hij of ik z’n blikje bier kan openen. “Ze hebben me moeten reanimeren”, vertelt hij. Gerard lijkt er niet lang bij stil te willen staan. Hij is speciaal voor mij naar buiten gekomen, zegt hij. Hij wil het interview afmaken.

We gaan verder waar we gebleven waren. Gerard vertelt dat hij vooral voorlichting gaf op de Universiteit Utrecht. Z’n publiek bestond vooral uit eerstejaars studenten. Studenten die later in de hulpverlening of in het gevangeniswezen wouden werken. “De één wou wat meer weten over criminaliteit, de ander over het straatleven of over het leven in een inrichting.”

‘Geen drugs en minder alcohol’

Ook gaf Gerard voorlichting met als doel jonge mensen op het rechte pad te houden. “Er waren eerstejaars die drugs gebruikten: Pep of iets anders”. Z’n boodschap: ‘Doe niet met je leven wat ik heb gedaan met mijn leven. Geen drugs en minder alcohol.’ “Terwijl ik zelf naar de gallemiezen ben, heb ik veel jongelui op het recht pad gehouden. Ik deed het met alle plezier: die jongere ‘gassies’ op straat aanspreken.”

Opnieuw dakloos
Vijf of zes jaar geleden ging het opnieuw mis. Na twaalf jaar liep Gerard’s relatie stuk. “We raakten elkaar kwijt”, vertelt hij. Hij raakte weer verslaafd en ging opnieuw dealen. “Het leverde veel geld op. Maar in een relatie werkt dat gewoon niet”, zegt hij. “Ik mis haar nog ieder uur van de dag. Ik hou nog steeds van haar. Daarom drink ik ook zoveel”. Hij werd naar eigen zeggen ‘helemaal gek’ toen het mis ging. “Ik ben van alles en nog wat gaan gebruiken. Uiteindelijk hebben ze me in mijn huis gevonden met mijn gezicht in een pond coke. Ze hebben me op tijd gevonden. Ik had levercirrose en was zo geel als een kanarie. Ik ben er weer van opgeknapt.”

‘Ik ben van alles en nog wat gaan gebruiken’

Knokken
Ik vraag Gerard hoe hij zijn dagen nu besteed. “ ’s Ochtends bier drinken. Overdag ben ik normaliter buiten. ‘s Avonds ga ik terug naar mijn slaapplek bij het Leger des Heils”, antwoord hij. “Afgelopen winter heb ik gewoon buiten geslapen. Ik kreeg een speciale slaapzak van het Leger des Heils. Op straat is het ons kent ons. Je helpt elkaar een beetje”. Ik vraag Gerard of het veilig is op straat. “Voor mij wel, ze weten met wie ze te maken hebben”, zegt hij. “Soms moet je knokken, van je afbijten. Als je dat niet doet, dan ben je aan de beurt”.

Gerard heeft geen contact met zijn familie. “Hoe graag ik het ook zou willen,” zegt hij. Op straat krijgt hij positieve reacties als hij muziek zit te draaien. “Van sommige mensen krijg ik een tientje of twintig euro of ze brengen wat anders en dan zeggen ze ‘topmuziek!’.” Gerard voelt zich nog altijd anders dan anderen. Hij noemt zichzelf een ‘onderburger’, want “je bent niet zoals de rest”. “Mensen met een huis gaan om elf of twaalf uur naar huis en dan zit ik hier nog in mijn eentje op het Ledig Erf”.

Ik vraag Gerard naar de overlast in de omgeving van Park Lepelenburg. Onlangs legde de gemeente er verblijfsontzeggingen op aan mensen die er rondhingen en onder invloed waren van alcohol en drugs. Gerard zegt niet bij die groep te horen. Hij is meestal in de buurt van het Ledig Erf. Hij noemt het z’n ‘tweede huiskamer’. Het poortje bij het Ledig Erf noemt hij zijn ‘kantoor’. “Daar ontvang ik mijn klanten.”

‘Ze willen me weg hebben uit Utrecht’

Toch zegt Gerard ook overlast te veroorzaken met z’n alcoholgebruik. Hij krijgt wel eens een bekeuring als hij zit te drinken op het bankje. Hij vindt dat hij geen overlast veroorzaakt met het dealen van drugs. “Ik deal niet in coke of in heroïne. Wel in speed en andere dingetjes, maar de buurt heeft er geen last van”, zegt hij.  “Ze willen me weg hebben uit Utrecht” zegt Gerard. “Omdat ik hier zo bekend ben. Ik kan wel een huis krijgen in Amsterdam. Maar sorry, ik ben een Utrechter. Ik blijf hier.”

Houd je kop erbij
Ik vraag Gerard of hij me nog iets mee wil geven. “Houd je kop erbij en doe niet met je leven wat ik gedaan heb. Voor je het weet ben je een oude lul en invalide en kan je helemaal niks meer”.

Het blijkt de reden waarom hij zijn verhaal in de krant wil delen. Want als ik hem vraag waarom hij mij zijn verhaal laat optekenen, luidt het antwoord: “Het is nu eenmaal wat het is. Ik wil mensen voorlichten dat ze niet met hun leven moeten doen wat ik gedaan heb. Mijn gezondheid is nu slecht. Dat is voor mij een extra motivatie.”

2 Reacties

Reageren
  1. Houd onze Samenleving Sociaal.

    Maak me zorgen dat de huidige regering zo eenzijdig bezig is met die Noodwet dat alle aandacht naar sociale problemen weg is. Mijn verwachting is dat hier überhaupt eigenlijk geen oog voor blijkt te hebben, net als het thema bestaansminimum.

  2. ayhan

    hij was mijn vriend ik kwam ook bij hun thuis ik heb hem zien afgelijden jeugdzorg vriend jammer zijn moeder en zussen waren ok gerard was ook ok ons groep bestond uit criminele jeugd ik ben turks er waren marokannen en nederlanders ik was de leider op gegeven moment heb ik schoon schip gemaakt en door eerlijk te werken ben ik nu rijk ik heb hun ook proberen te overtuigen niet gelukt 1 heeft zich opgehangen 1 zit jaren gevangenis gerard ook verslaafd ga zo maar door dat is leven sterkte gerard je boezem vriend ayhan dogan

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).