Utrecht is een decor van mooie, ingrijpende, grappige of ontroerende herinneringen. DUIC gaat met Utrechters terug naar hun memorabele momenten.
Paspoort
Wie: Harry Vandevliet (69)
Herinnering: acties van de Sjorsklanten, Utrechtse Nozems
Wanneer? 1965
Alles waar puber Harry Vandevliet moeite mee heeft, komt op een donderdagavond in mei 1965 samen op het Herderplein in Oog in Al. Met de Sjorsklanten, de Utrechtse Nozems, is hij naar de buurt Halve Maan getogen. Hij weet dat de tocht net als de avond ervoor is bedoeld om de Vetkuivers te provoceren, maar dit gaat hem te ver. De pacifist met een hekel aan massa’s ziet tientallen agressieve jongeren om hem heen, waarvan er velen een fietsketting in de hand hebben. ‘Foute boel!’, denkt Harry, en hij pakt z’n biezen. Hij heeft de juiste keuze gemaakt, want het loopt die avond en de dag erna helemaal uit de hand. Het Utrechts Nieuwsblad schrijft over een bendeoorlog, een rimboe en een plaats waar de wet geldt ‘wie het sterkst is wint’.
De 17-jarige Harry wil daar verre van blijven, maar is bij veel andere acties van de Sjorsklanten wél betrokken. De zoon van een textielverkoper aan de Vleutenseweg komt via twee broers in aanraking met de volgelingen van Sjors de Rooij, een knappe, charismatische activist. Hij is ouder dan Harry en valt in de smaak bij de dames. De Sjorsklanten zijn veelal scholieren en worden geïnspireerd door de Engelse Mods; ze hebben lang haar, dragen broeken met waaierplooi, houden van The Rolling Stones en The Beatles en rijden op een Puch of Tomos met hoog stuur. Sjorsklanten zetten zich overal tegen af. Tegen de autoriteiten, tegen de maatschappij en dus tegen de Vetkuivers, die qua uiterlijk en opvatting wezenlijk verschillen met de Sjorsklanten. Vetkuivers zijn geheel in leer gestoken, hebben het haar in het vet, luisteren naar Elvis Presley en rijden op een buikschuiver als een Zundapp of Kreidler.

De verlegen Harry vindt het spannend. Hij aanschouwt liever dan dat hij echt in actie komt, maar staat wel overal met z’n neus bovenop. Zoals eerder in het jaar van de rellen. Met Sjors en z’n maten probeert Harry achter het Utrechtse stadhuis aan de Korte Minrebroederstraat een brandje te stichten bij het fonteinbeeldje ‘De Ambtenaar’. Het komt niet zover. Op het moment dat de politie arriveert, zijn de kwajongens al vertrokken. Met een met benzine doordrenkte pop van stro lopen ze naar de Bezembrug. De pop moet in de hens en een bord met grote letters maakt duidelijk waarom: ‘Holle Sjorsklanten branden het hardst’. Onder de brug zit een jongerenkelder met jongeren die zich Sjorsklanten noemen, maar Sjors de Rooij vindt dat het ‘neppers’ zijn. Ook deze actie strandt; de politie neemt de pop in beslag. Het is een kolderiek gezicht. Met man en macht probeert de politie de grote pop in een te kleine Peugeot te duwen, terwijl allemaal jongeren met lucifers nog een laatste aansteekpoging doen.
Het jaar 1965 is alles behalve saai, maar dat beseft Harry vooral achteraf. Sommige dingen gaan langs hem heen. In maart van dat jaar is jeugddansclub De Paraplu aan de Oudegracht, waar hij vaak kwam, door de politie gesloten omdat er een ‘verderfelijke sfeer’ zou heersen. Wist laatbloeier Harry veel. Terwijl hij onschuldig – veelal zonder dame – stond te dansen, schenen er in het gangetje achterin de werfkelder orgies plaats te vinden. Ook was de tent berucht om de zogenaamde ‘s.s.-dans’, de seksuele schuifeldans waarbij partners ‘min of meer onzedelijke handelingen’ zouden verrichten. De dans is Harry niet bekend. Zelf brengt hij pas een jaar later de liefde in de praktijk, als hij in café De Tregter aan de Oudegracht een buurmeisje tegenkomt. De sluiting van De Paraplu krijgt een pijnlijk staartje voor Harry. Omdat hij lid is van de club, krijgen zijn ouders bericht van de politie. Dat levert hem thuis een flink pak slaag op.
Langzaam waaieren de Sjorsklanten uit naar andere bewegingen. Harry sluit zich aan bij de Provo’s en kraakt vele Utrechtse panden. Als hij 25 is, en samen met z’n vrouw en een kindje op de Tweede Daalsedijk woont, heeft hij genoeg van het sfeertje waarin hij zich begeeft. Te veel drugs en zelfdodingen om hem heen. Hij besluit ‘even’ uit Utrecht te vertrekken en gooit daartoe een dartpijltje in de landkaart van Nederland. Een lage worp eindigt in Zeeland. De kunstenaar zal er nooit meer weggaan en is niet meer zo vaak in Utrecht. Maar eenmaal terug, heeft hij de luisteraars aan z’n lippen als hij weer eens vertelt over die mooie tijd van ‘Sjors van de rebellenclub’.
Tim de Hullu legt herinneringen vast in boeken: biografieschrijven.nl
3 Reacties
ReagerenWat mag ik graag de verhalen van Tim lezen, top weer jonge, en goed geschreven.
Dankjewel!
Erg leuk verhaal en echt wel harry, teja