Utrecht is een decor van herinneringen. Ze kunnen mooi zijn, ingrijpend, grappig of ontroerend. DUIC neemt Utrechters mee terug naar hun memorabele momenten.
Had hij maar nooit die deur opengedaan. Als de 17-jarige John Oomen, dan portier van discotheek Willy Inn, drie agressieve gasten voor zich ziet staan, weet hij: dit is foute boel. Het is een kwartier voor sluitingstijd, de lichten zijn al aan en er is alleen nog een groep verpleegsters binnen die een vrijgezellenfeestje viert. “Zijn jullie wel lid van onze club?”, bluft John. Nee, natuurlijk niet. “Dan kunnen jullie niet naar binnen.” Een dikke klodder speeksel vliegt in z’n gezicht. John mag er dan uitzien als een snotneus, hij beoefent de Japanse vechtsport kendo en aarzelt geen moment; hij haalt een trap uit z’n trukendoos en werkt de spuwer naar achteren.
Wie: John Oomen (59)
Herinnering: zijn eerste horecajaren
Locatie: de toenmalige discotheek Willy Inn aan het Vredenburg en dancing De Dietsche Taveerne (nu restaurant Loetje) aan het Oudkerkhof
Wanneer: vanaf 1974
Dát had-ie beter niet kunnen doen. De opponent haalt een kris tevoorschijn, een groot Oosters mes. John wil zijn honkbalknuppeltje pakken, maar is te laat. De man duwt het mes dwars door Johns been en raakt een slagader. Terwijl het bloed uit zijn been spuit, probeert hij de deur dicht te duwen, tevergeefs. De mannen hebben een rekening openstaan bij Johns collega Willem Stovee en gaan recht op hun doel af. Stovee krijgt een fatale messteek zijn hart. Terwijl de daders het op een rennen zetten, ziet John zijn collega z’n laatste adem uitblazen. Maar voor rouwen is niet meteen tijd, John voelt zich steeds slechter. De verpleegsters schieten hem te hulp. Met bierspaan en theedoeken binden ze Johns been af voordat hij naar het ziekenhuis gaat. Zonder verdoving wordt de wond gedicht met nieten en klemmen. De pijn is niet te harden.
‘Terwijl de daders het op een rennen zetten, ziet John zijn collega z’n laatste adem uitblazen’
“Had je Willem niet kunnen redden?” vragen een paar ‘zware jongens’ aan John op crematorium Daelwijck, op de uitvaart van hun maat. Zij denken dat John, een lange jongen, al een jaar of twintig is. Maar het broekie heeft gedaan wat hij kon. En de moordenaar? Die wordt later veroordeeld. De andere twee gaan vrijuit.
Weer aan het werk
Na drie maanden lopen met een stok vraagt De Dietsche Taveerne aan het Oudkerkhof aan John of hij barman wil worden. De Dietsche is een oude bekende, vóór Willy Inn had John er ook al achter de bar gewerkt. In die tijd stonden z’n leraren van de LTS er vrouwen te versieren. Super, vond hij dat. Het horecaleven had hem zelf ook genoeg amoureuze escapades gebracht – elke week een andere vrouw. Dus, John zegt direct ja. Hij heeft het na de steekpartij ook wel even gezien met het werk als portier. Wat volgen, zijn Johns mooiste horecajaren.
De Dietsche is een grote, chique tent: verlichte dansvloer, fluwelen vloerbedekking en drie bars. Vrouwen lopen er in avondjurken, mannen in colbertjes. John vindt het prachtig. Ook omdat de tent voor hem een familiebedrijf is; zijn zus en zwager staan bij de ingang, twee zussen bestieren een bar en zijn neven zijn kelner. Bij de tweewekelijkse artiestenavonden is het feest compleet, dan springen pa en ma Oomen bij voor de kaartverkoop. De grootste sterren komen naar Utrecht: Bony M., The Tramps, The Platters… John kijkt zijn ogen uit en pakt ook af en toe zelf de microfoon. Hij wordt de zingende barman genoemd.
Als de portier weggaat, verruilt John toch weer de bar voor de deur. Voor een riant salaris. Angst? Heeft John niet. Het incident in de Willy Inn heeft hem gehard. Bovendien bokst hij bij Nederlands kampioen Ben Zwezerijnen. Hij zal in z’n lange loopbaan één klap op z’n mond krijgen, verder is het John zelf die de klappen uitdeelt. Als er achterin de zaak iets gebeurt, gooit hij de voordeur op slot zodat zijn klanten er niet uit kunnen en snelt hij naar achteren met een majoretteknuppeltje in z’n mouw. Dan lost John het op. Soms moet hij hele volksgevechten sussen. Zo gaat het jarenlang. Na een tussenstop komt John terug in De Dietsche, tot die begin jaren negentig een studententent wordt.
Tegenwoordig is John kantinemanager bij voetbalvereniging Maarssen. “Hey John!”, roepen opa’s en oma’s op zaterdagochtend. Voordat zij naar hun voetballende kleinkinderen gaan kijken, halen ze herinneringen op over de gezelligheid in De Dietsche: over de grote kelner Bart, die op pumps in maatje 47 als travestiet rondliep, of over het luxe vrouwentoilet met kaptafels waar je allerlei damesartikelen kon kopen bij wc-dame ‘tante Mies’. De feestbeesten van toen verlangen terug naar de heerlijke kikkerbilletjes en kipsaté die je aan het Oudkerkhof kon krijgen. John komt ze tegemoet met een broodje hete kip. Fijn voor hem: bij deze oudjes hoeft hij geen knokpartijen te sussen.
Schrijver: Tim de Hullu
Tim de Hullu legt herinneringen vast in boeken: www.biografieschrijven.nl.
Dit artikel verscheen eerder in de DUIC krant. Lees de krant hieronder nog eens helemaal terug.
2 Reacties
ReagerenTim wat schrijf je toch altijd een leuke artikelen, ook in het AD/UN lees ik graag jou stukken.
Leuk dat stuk over John Oomen, ik heb vaker in de Dietsche nog met hem gezongen! En hun kikkerbillen en saté waren zo lekker, dat er regelmatig per taxi porties werden weggebracht naar allerlei lekkerbekken.