De herinnering van een straatschoffie in Sterrenwijk | De Utrechtse Internet Courant De herinnering van een straatschoffie in Sterrenwijk | De Utrechtse Internet Courant

De herinnering van een straatschoffie in Sterrenwijk

De herinnering van een straatschoffie in Sterrenwijk
Willem Pieneman in zijn oude wijk, die sterk veranderd is. Foto: Foto: Marlot van den Berg
Utrecht is een decor van mooie, ingrijpende, grappige of ontroerende herinneringen. DUIC gaat met Utrechters terug naar hun memorabele momenten.

Utrecht is een decor van mooie, ingrijpende, grappige of ontroerende herinneringen. DUIC gaat met Utrechters terug naar hun memorabele momenten.

Herinnering van

Wie: Willem Pieneman (60) Herinnering: zijn jeugdjaren in Sterrenwijk

Als Willem Pieneman voor het interview het Louis Hartlooper Complex binnenloopt, begint er in zijn hoofd een bioscoopfilm. Sinds hij in 1994 hersenletsel opliep bij een tennisongeluk, komen er continu jeugdherinneringen terug. Het LHC was vroeger een politiebureau en Willem ziet zichzelf weer zitten op het bankje in de gang. Gesnapt. Zijn oma had hem een kolenkit in de hand gedrukt om die langs de Oosterspoorbaan te vullen met kolen die van NS-wagons vielen. Om de kachel mee te stoken. Die kolenkit komt wel vol, maar de politie heeft hem in de gaten. Feitelijk zijn de kolen van de Spoorwegen en dus is ’t diefstal. “Pieneman!” Door het kolenrapen is het jochie een bekende van de politie. Zijn vader wordt ingeseind, maar de eigenaar van een groothandel in drank en ijs heeft geen tijd en laat z’n zoon een paar uur zitten. Pa Pieneman schopt Willem uiteindelijk richting huis: naar de Hazelaarstraat in Sterrenwijk, een straat die later na herstructurering van de wijk in de jaren zeventig niet meer zal bestaan. Thuis staat zijn oma bovenaan de trap. “Waar is mijn kolenkit?!”

Tot zijn veertiende woont Willem in de echte volksbuurt, waar je tussen de mensen moet passen. Een weduwe die niet uit Utrecht komt en uit de hoogte loopt te doen, wordt regelmatig getreiterd door Willem en z’n maatjes. Begin jaren zestig heeft de Hazelaarstraat nog geen riolering en komt de strontkar langs om via een meterslange buis met allemaal koppelingen de ontlasting op te halen. Op een dag trapt Willem ‘per ongeluk’ een koppeling los in het huis van de weduwe, waardoor haar gang volloopt met uitwerpselen. Zo zijn er meer streken.

Voor wie die er was geboren en getogen, of ‘normaal’ deed, was het goed toeven in Sterrenwijk

Elkaar wat gunnen
Als je buiten de boot valt, heb je het niet altijd makkelijk in de Hazelaarstraat, maar ben je er geboren en getogen of doe je ‘normaal’, dan is het er goed toeven. Het is mét elkaar, voor elkaar. Soms moet Willem een oudere vrouw een koppie soep brengen van zijn moeder. In de zomer zit iedereen voor het huis met krat bier onder de keukenstoel. Hoogtepunt van het jaar is het buurtfeest met een optocht geleid door de fanfare Crescendo, waar Willem in trommelt. De mensen in de straat zijn arm, maar voelen zich niet zo. Vaak speelt Willem in het Wilhelminapark. Daarna vergaapt hij zich in de Schildersbuurt aan de mooie gevels. Z’n vader zegt: “Daar moet je niet naar kijken, jochie. Je kunt niet achter de voordeur kijken. Misschien zijn die mensen helemaal niet gelukkig. Leef je eigen leven maar.” Willem heeft niets te klagen. Vanwege het schoonspoelen van limonadeflesjes heeft het gezin als enige in de straat riolering en omdat vader Pieneman gek is van techniek is er ook al een televisie en een filmprojector. De oom van Willem, die als chauffeur naar Zweden en Denemarken rijdt, komt soms met pornofilms langs. Als op een dag het projectiescherm in elkaar zakt, hangt Pa Pieneman een laken op tegen het raam. Onbedoeld kan de hele Hazelaarstraat meegenieten, totdat lachende politieagenten de Pienemans verzoeken de film stop te zetten.

Als trommelaartje was Willem lid van fanfare Crescendo.

De vader van Willem noemen ze Dagobert, omdat hij een lange stofjas aan heeft met zakken waar altijd muntjes in zitten. Hij geeft geld aan de buurtvereniging, met als deal dat hij op het buurtfeest bier mag verkopen. Wat doet de slimmerik: als de mannen bier aan het drinken zijn en de muziek komt, roept hij: “Jongens, achter de muziek aan!” Van de nog halfvolle flesjes giet hij het bier bij elkaar en doet een dop op de fles. Als mensen later naar hun biertje vragen, zegt-ie: “Die heb je al op!” Willems oom, slager aan de Notebomenlaan, kan er ook wat van op het feest: in zijn eerste lichting gehaktballen zit nog uitsluitend vlees, maar in de laatste ook nogal wat brood. Niemand die iets merkt, want iedereen heeft tegen die tijd al een stuk in zijn kraag. Ach, je weet dat er een beetje gesjoemeld wordt en je gunt het elkaar.
Willem vindt zijn wijk prachtig, een paradijs voor een kind met veel lieve mensen, maar hij ziet ook dat niet alles rozengeur en maneschijn is. Er is alcoholisme, er is criminaliteit. Hij doet niet mee aan vechtpartijen om kerstbomen met Wijk-C’ers, of ‘potenrammen’ bij studentenhuizen. Als Willem een puber is, bouwt zijn vader een groter bedrijfspand in Kanaleneiland. Tegenwoordig woont hij in Maarssenbroek, maar het ‘Sterrenwijks’ verleert hij niet. Laatst hoorde hij in Vianen een bekende tongval. “Sterrenwijk, hè?” “Jep.” Schept toch een band.

Schrijver: Tim de Hullu

Tim de Hullu legt herinneringen vast in boeken: biografieschrijven.nl

1 Reactie

Reageren
  1. Rene Bredewoud

    De Hazelaarstraat hoorde vroeger niet bij Sterrenwijk. Alleen de witte huizen met rode daken.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).