Het ‘verward en dolend leven’ van schilder Johannes Huibert Prins Het ‘verward en dolend leven’ van schilder Johannes Huibert Prins

Het ‘verward en dolend leven’ van schilder Johannes Huibert Prins

Het ‘verward en dolend leven’ van schilder Johannes Huibert Prins
Een portret van Johannes Huibert Prins, getekend door Gerardus Johannes Verburgh
Dit verhaal is onderdeel van onze serie Raadsels rond roofkunst: de vele gezichten van ‘Utrechts’ schilderij MNR511 en is mogelijk gemaakt door een bijdrage van Mediafonds Provincie Utrecht. In dit verhaal kijken we naar het leven van schilder Johannes Huibert Prins.

Dit verhaal is onderdeel van onze serie Raadsels rond roofkunst: de vele gezichten van ‘Utrechts’ schilderij MNR511 en is mogelijk gemaakt door een bijdrage van Mediafonds Provincie Utrecht. In dit verhaal kijken we naar het leven van schilder Johannes Huibert Prins.

In een klein kamertje van de nietszeggende herberg het Misverstand, net buiten de Tolsteegpoort in Utrecht, heeft hij de laatste jaren van zijn leven gesleten. Kunstenaar Johannes Huibert Prins (1756 – 1806) schilderde de meest uitbundige stadsgezichten in prachtige kleuren, maar zijn leven was allesbehalve kleurrijk. Bij zijn geboorte leek het nog veelbelovend. Johannes Huibert groeide op in een welgesteld gezin, maar hoe ouder hij werd, hoe verder hij afgleed. Hij maakte schulden, trouwde nooit en leidde een ‘verward en dolend leven’, dat op dramatische wijze tot een eind kwam toen hij verdronk in een sloot bij Utrecht. Wie was deze onbestemde figuur? Wie was Johannes Huibert Prins?

Hoewel er altijd vanuit is gegaan dat Johannes Huibert Prins op 8 juni 1757 het levenslicht zag, blijkt uit zijn doopakte dat hij een jaar eerder al werd geboren in Den Haag. Hij werd gedoopt op 9 juni 1756, onder toeziend oog van zijn peten Johannes van Thiel en Anna Geertruij van de Casteele.

Johannes Huibert was het eerste kind van Huibert Prins en Cornelia Nieuwstad, die elkaar op 18 april 1756, slechts twee maanden voor zijn geboorte, in Scheveningen het jawoord gaven. In de jaren die volgden, kreeg Johannes Huibert twee zusjes. Petronella Johanna werd geboren in december 1758 en Helena in april 1764.

Het gezin woonde de eerste jaren in Den Haag. Er is maar weinig bekend over Johannes Huiberts kinderjaren, maar het lijkt wel duidelijk dat hij zijn liefde voor kunst al op jonge leeftijd ontwikkelde. Zijn vader was een ware kunstliefhebber die gedurende zijn leven een groot aantal kunstwerken verzamelde. Johannes Huibert groeide op in een huis waar talloze schilderijen aan de muur moeten hebben gehangen. De familie had het dus zeker niet slecht, maar dat zou Prins er later niet van weerhouden om het verkeerde pad op te gaan.

Schilder of arts?

Op 17-jarige leeftijd wist Johannes Huibert al dat hij graag kunstenaar wilde worden en hij leek er ook nog aanleg voor te hebben. Verschillende kunstenaars en kunstliefhebbers togen naar Prins’ vader om hem ervan te overtuigen dat zijn zoon schilder moest worden. Maar die voelde daar weinig voor. Zijn zoon moest en zou arts worden.

In 1773 trok de familie naar Leiden, blijkt uit gegevens van de Diaconie aldaar. Op 4 juni werd de komst van de familie Prins aangekondigd, naar verluidt nadat vader ‘met goed fortuin’ uit Oost-Indië terugkeerde. Of de studie van Johannes Huibert de reden was voor de verhuizing is niet bekend, maar feit is dat hij in 1774 in Leiden geneeskunde ging studeren.

‘Ongeregeldheden’

Overigens ging dat niet van harte. Dat hij door zijn vader gedwongen werd om arts te worden, gaf ‘aanleiding tot ongeregeldheden in zijne levenswijze’. Prins behaalde desondanks de academische titels Artium Liberalium Magister (meester in de (zeven) vrije kunsten) en Philosophiae Doctor (doctor in de wijsbegeerte), dat wij tegenwoordig PhD noemen. In 1778 schreef hij zijn proefschrift, over de samenhang tussen elektriciteit en magnetisme.

Een succesvolle studietijd, zo lijkt, maar Prins maakte ook schulden. Hij kreeg van zijn vader 800 gulden om zijn schulden af te betalen, maar had daarmee andere plannen. Hij gebruikte het geld om naar Brabant en Parijs te reizen, waar hij verschillende tekeningen en stadsgezichten maakte. Ook zag hij tijdens deze reis veel andere belangrijke kunstwerken, die flink hebben bijgedragen aan zijn kennis over de schilderkunst.

Tekst gaat verder onder afbeelding

Er werd vol lof gesproken over het licht en de kleuren in Prins’ werken

Leiden

Prins’ ouders keerden in 1780 terug naar Den Haag, maar Johannes Huibert verhuisde niet mee terug. In 1781 dook de jonge schilder namelijk weer op in Leiden, waar hij zich opnieuw bij de universiteit inschreef. Opmerkelijk misschien, voor iemand die liever schilder dan arts wilde worden, maar er lijkt wel een verklaring voor. Prins zou na zijn reis naar Parijs berooid zijn teruggekeerd naar Leiden. Zich opnieuw inschrijven bij de universiteit betekende dat hij opnieuw kon “profiteren van de financiële voordelen voor studenten”.

Studenten in Leiden hoefden tot het eind van de achttiende eeuw onder meer geen belasting te betalen over wijn, bier, koffie en thee. Het zou zomaar kunnen dat Prins hier al verslingerd raakte aan de middelen die hem later in zijn leven parten zouden spelen.

Confrerie Pictura

Prins’ universitaire carrière zou deze keer niet zo lang duren, want hij stortte zich op zijn leven als kunstenaar. Dat bracht ook hem weer even terug in Den Haag. Hij werd in Den Haag namelijk lid van de Haagsche Teeken-Academie en de Confrerie Pictura, een genootschap van kunstenaars. Bij de Confrerie zochten ze op dat moment iemand die toespraken kon houden tijdens de ‘prijsuitdeelingen’ en Prins leek daar, gezien zijn opleiding, een goede kandidaat voor, blijkt uit de notulen van de Confrerie Pictura.

In augustus 1783 trad hij “als een gestudeert persoon zijnde” toe tot het bestuur van de Haagsche Teeken-Academie. Op 10 oktober 1785 werd hij daar regent en later dat jaar, op 5 december, ook secretaris. Hij deed de Confrerie een mooie belofte. “Ik ondergeschreve belove jaarlijks mijn leven lang, aan de Loffelijke Konstschilders Confrerie-Kamer alhier, te zullen betaalen Een zilvere Ducaton”, beloofde Prins. Niet veel later bleek dat hij deze belofte – op zijn zachtst gezegd – niet zou nakomen.

Tekst gaat verder onder afbeelding

Prins was bij de Confrerie niet alleen secretaris en regent. Hij werd ook de vaste spreker bij de ‘prijsuitdeelingen’, waar hij zelf in 1783 de eerste prijs in de wacht sleepte. Dit was in de periode dat hij ook het schilderij maakte dat we tegenwoordig kennen als ‘L’Oude Gracht à Utrecht’.

De prijzen werden overigens niet elk jaar toegekend; in 1787 schijnen de prijstekeningen zó slecht te zijn geweest, dat er geen medailles werden uitgereikt. In de hoop dat de tekenaars “beter op eene goede proportie en omtrek van hun beeld zouden letten” werd de wedstrijd nogmaals georganiseerd. Die hoop was vergeefs, want de uitslag was opnieuw bedroevend. Er werden in 1787 dan ook definitief geen prijzen uitgereikt.

2.000 kunstwerken

Terwijl Prins zich richtte op zijn werkzaamheden bij de Confrerie, overleed zijn vader begin 1786 op 74-jarige leeftijd. Huibert Prins werd op 19 maart van dat jaar begraven in de Westkapel van de Kloosterkerk. Zijn begrafenis was eerste klasse, met de hoogste impost, namelijk 30 gulden. Dat duidt erop dat hij een vermogend man moet zijn geweest, iets dat ook kan worden afgeleid uit zijn kunstcollectie die na zijn dood geveild werd. Uit de veilingcatalogus blijkt dat hij bijna 2.000 kunstwerken in zijn bezit had. Opvallend genoeg was niet een van die werken van de hand van zijn zoon.

Ruzie

Hoewel Prins’ kunstenaarscarrière bij de Confrerie een vliegende start leek te hebben, raakte hij in 1791 toch het spoor weer bijster. Hij bleek “minder aan de inrichting gehecht te zijn dan men wel vermoedde”. Prins verdween zonder aankondiging ruim vijf weken van de radar. Dat hij met de noorderzon vertrok, was ongetwijfeld lastig, maar hij nam ook nog eens geld uit de kas van de Confrerie mee, evenals het boek met notulen en ‘eenige quitanties’. Gedrag dat hij niet voor het eerst en ook niet voor het laatst vertoonde, zo blijkt uit de notulen van de Confrerie. Prins’ handelswijze kon bij de regenten van de Confrerie in ieder geval op behoorlijk wat verontwaardiging rekenen.

Terwijl de Confrerie een zoekactie naar Prins startte, woonde hij na jaren in Den Haag te hebben verbleven nu weer in Leiden ‘ten huyze van Mej. de Wed. Smees op de lange brug’. Op 24 januari 1792 kwam de bode van de Confrerie Prins vlak bij zijn huis, op de Bierkade, tegen. Prins vertelde de bode ‘dat hij misschien dien avond ter vergadering zou komen’.

Die mededeling moet bij de Confrerie toch voor lichte paniek hebben gezorgd, want secretaris Pieter Terwesten beschreef vervolgens uitgebreid dat de leden afspraken hoe ze zich zouden gedragen als Prins inderdaad op zou duiken. “Men [zal] allen zijne plaats blijven houden, zonder op te staan of iets tegen hem te spreken. Zoo hij echter mocht gaan zitten, zal de secretaris uit aller naam aan hem vragen wat of hij komt doen? en hem verder zijne ongehoorde handelwijze voor oogen stellen.”

Prins verschijnt niet

Ook voor het scenario dat Prins niet zou komen opdagen, werd een reactie bedacht. Het komt er in het kort op neer dat Prins geen mondelinge mededelingen meer hoefde te doen en dat hij het maar op papier moest zetten als hij nog iets te melden had. Weinigen zullen verbaasd zijn dat Prins die avond niet bij de vergadering verscheen.

Daarna moest portretschilder en regent van de Confrerie Benjamin Bolomey het nog een keer ontgelden. Bolomey liet in mei schriftelijk vanuit Lausanne, waar hij op dat moment woonde, aan de Teekenacademie weten ‘ondankbaar bedrogen’ te zijn door Prins, die ‘vergeeten heeft’ om hem honderd rijksdaalders terug te geven, “zoals hij zulks ook aan andere meer gepraktiseerd heeft”.

Prins maakte zich in zijn laatste jaren bij de Teekenacademie dus weinig geliefd. Op 21 mei 1792 stuurde hij de notulenboeken en kwitanties terug naar de Teekenacademie. Uit de brief die hij meestuurde, blijkt dat hij het wel gezien had in Den Haag. Prins schreef dat hij niet van plan was om ooit weer in Den Haag te komen wonen. Als klap op de vuurpijl diende hij met deze brief ook gelijk zijn ontslag in bij de Confrerie en de Teekenacademie. Ook na zijn ontslag bij de Confrerie kreeg Prins zijn leven niet bepaald op de rit. Prins vertrok naar een molenaar bij de Delftse trekvaart, maar over deze periode in zijn leven is weinig bekend.

Tekst gaat verder onder afbeelding

De brief waarmee Johannes Huibert Prins zijn ontslag indiende bij de Confrerie en de Teekenacademie

Kritiek en lof

Wel is duidelijk dat hij in de jaren na zijn vertrek bij de Confrerie bleef schilderen en dat hij daarvoor onder meer Amsterdam, Rotterdam en Keulen bezocht. Prins maakte verschillende stadsgezichten van onder meer deze steden, hoewel hij ook schilderijen van anderen naschilderde of elementen van verschillende plekken combineerde tot één schilderij. Hij maakte ook verschillende tekeningen en etsen.

In Prins’ tijd was er kritiek op zijn werken, vanwege het vaak te gedetailleerde metselwerk. Zijn schetsen daarentegen werden dan weer slordig gevonden en zaten vol overdrijvingen van hoogtes. Daartegenover staat dat er vol lof gesproken werd over het licht en de kleuren van bijvoorbeeld zijn stadsgezichten. Prins’ werken werden zelfs weleens vrij letterlijk als ‘inspiratie’ gebruikt.

Tekst gaat verder onder afbeelding

Er was kritiek op de overdrijvingen van hoogtes die Prins gebruikte, zoals hier bij de Domtoren

De Haagse schilder Bartholomeus Johannes van Hove biechtte op zijn sterfbed in een brief aan zijn kinderen op dat hij voor de Engelse markt weleens schilderijen namaakte van de kunstschilder Prins, waarmee hij hoogstwaarschijnlijk Johannes Huibert Prins bedoelde. “Deze schilderyen werden door kunstgreepen zoodanig veranderd dat zij oud scheenen. Zij werden naar Engeland verzonden en bragten daar goede prijzen op”, luidde de brief.

‘Verward en dolend leven’

Tot zijn vertrek naar de Delftse trekvaart was duidelijk waar Prins verbleef, maar daarna volgde een aantal jaren waarvan dat niet bekend is. Wel duidelijk is dat Prins in korte tijd zijn moeder en zus verloor. Op 1 augustus 1798 overleed zus Petronella Johanna op 40-jarige leeftijd en kort daarna, op 17 december 1798, overleed ook zijn moeder.

Toch kwam er van Prins weer een teken van leven. Hij dook op in Utrecht, waar hij zich enige tijd ophield in zijn latere, volgens schilder en schrijver Kramm, ‘verward en dolend leven’. Prins werd in Utrecht lid van de tekenacademie en het Schilderscollege dat oorspronkelijk voortkwam uit het gilde voor schilders en beeldhouwers. Het Schilderscollege had de taak om de stadstekenacademie in Utrecht te beheren, maar het ging de organisatie in die periode niet bepaald voor de wind.

Schilder Gerard van der Puyl zou daar voor even verandering in brengen. Hij werd directeur van de tekenacademie en wist het leerlingenaantal naar ongekende hoogte te krijgen. Maar Van der Puyl zorgde ook voor de uiteindelijke ondergang van het Schilderscollege. Werd hij geïnspireerd door Prins? Wie zal het zeggen. Van der Puyl vertrok in 1807, een jaar na Prins’ dood, met de noorderzon én de kas van het Schilderscollege naar Frankrijk. Het Schilderscollege en de tekenacademie zouden dat niet meer te boven komen en werden in 1815 opgeheven.

Rooskleurig

Bronnen over de periode kort voor Prins’ dood geven verder een weinig rooskleurige indruk van zijn leven op dat moment. Hij is nooit getrouwd geweest en was mogelijk alcoholist. Of Kramm dat bedoelde met een ‘verward en dolend’ leven is niet helemaal duidelijk, maar het is in ieder geval nooit meer goed gekomen met de Haagse schilder. Op een kamertje in de nietszeggende herberg Het Misverstand, net buiten de Tolsteegpoort, sleet hij zijn dagen.

De Utrechtse hoogleraar en kunstverzamelaar Jan Bleuland trok zich het lot van de inmiddels ver afgegleden kunstenaar aan. Bleuland vond Prins in de herberg en ontfermde zich over hem. Prins moest zich wegens trillende handen inmiddels beperken tot het maken van tekeningen, maar dat weerhield Bleuland er niet van om Prins opdrachten te geven voor het maken van kunstwerken.

Op het enige portret dat van hem bekend is, staat dan ook Jan Bleuland afgebeeld, samen met zijn assistent Petrus Koning. Het portret uit 1803 werd in eerste instantie toegeschreven aan de Utrechtse schilder George Gilis Haanen, maar wie goed kijkt, ziet dat Prins het gesigneerd heeft. Hij maakte het portret in de nadagen van zijn leven.

In de eerste maanden van 1806 overleed Prins na een onstuimig leven, 49 jaar oud. Hij verdronk in een sloot net buiten een van de Utrechtse stadspoorten.

Gekoppelde berichten

4 Reacties

Reageren
  1. BdV

    Goed verhaal. Ik hoop dat het inspireert tot het heropenen van de ‘nietszeggende herberg Het Misverstand’.

  2. Gas

    Wat een zalig verhaal, en zo veel details, echt onderzoek, en wat een leven, je zou er een speelfilm van maken (joehoe meneer Stelling).
    Herberg het Misverstand, ook toen al leuke namen bij de horeca.
    Ga niet te hard roepen dat studenten geen belasting hoefden betalen voor bier, wijn en koffie, want dan willen ze dat weer.
    Ik vind dit echt weer een leuke serie.

  3. W.

    Prachtig verhaal, mooi beschreven!!

    @Gas: Grappig detail daarbij is dat universiteitssteden in de tijd met elkaar concurreerden door dit soort belastingvoordeeltjes aan te bieden aan studenten. De pachters, die hierdoor inkomsten misliepen, werden doorgaans gecompenseerd door de provinicie en de stad.

    In Utrecht hebben ze dat ook een tijdje geprobeerd, maar hier was de relatie tussen de universiteit en de provincie nogal slecht, waardoor de stad in haar eentje moest opdraaien voor alle compensaties. De regeling was ook hier namelijk erg populair, zelfs zo populair dat studenten zich niet zelden inschreven omwillen van deze korting – zoals ook Johannes Huibert hier gedaan lijkt te hebben.

    Dat werd de stad uiteindelijk allemaal te duur. Uiteindelijk kwam er een compromis in de vorm van dat studenten gratis wijn mochten invoeren van buiten de stad en dat sommige herbergen een heus (verlaagd) studententarief mochten hanteren.

  4. AB

    @Duic, dit artikel is nog niet gelinkt in het dossier Schilderij MNR511.
    De Nederlandse Wikipedia pagina van Prins is nu gemaakt. Zou mooi zijn als daar ook wat bronnen worden toegevoegd 🙂

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).