Achter station Vaartsche Rijn zit kringloopwinkel De Waarde. Een plek waar iedereen terechtkan, van mensen in een rolstoel tot mensen met een enkelband. Eigenaar Herman Punt (56) weet hoe het leven kan lopen en geeft iedereen een kans.
Het is vol bij De Waarde, niet alleen met spullen maar ook met mensen. En dat is geen uitzondering. Dagelijks lopen er ruim vijfhonderd mensen naar binnen, op zoek naar verrijking van hun huisraad. De winkelvoorraad wordt dagelijks aangevuld door vrijwilligers die niet vies zijn van een beetje sjouwen. Er komt er eentje aanlopen terwijl hij een tafel op zijn hoofd houdt. “Herman, waar moet deze?”, roept hij door de winkel. Zet daar maar neer, wijst Herman. Drie mannen zijn in de hoek binnengebrachte apparatuur aan het testen. “Herman is een gouden kerel met een goud hart, maar wel ongeduldig”, zegt iemand lachend. “Alles moet snel.” Tijd voor een foto is dan ook nog niet zo makkelijk gevonden. Eerst even iemand aftekenen in een grote multomap – een ‘taakstraffer’, zegt Herman later.
Eenmaal achter de balie roept Herman: “Sorry, maar ik moet eerst effe deze meneer helpen. Dan kan je wel een actiefotootje maken toch?” Drie dames zitten naast de balie, midden in de zaak, hun lunch op te eten. “Wel lachen hè, Herman!” Herman: “Dat doe ik alleen naar jullie.” De winkel is groot, zo’n 1.700 vierkante meter. Toch lijkt er geen vrije vierkante meter meer over te zijn, met het magazijn als toppunt. Dat is één grote stapel van een ratjetoe aan spullen. Maar die levert Herman geen stress op, integendeel. “Ik weet precies wat hier staat. Binnen twee weken staan er weer nieuwe spullen. Kijk, deze kast heb ik vanochtend opgehaald en net even gelijmd.” Uiteindelijk loopt Herman naar zijn ‘kantoor’, de enige plek waar hij even niet gestoord wordt. Achter in het magazijn leidt een deur naar buiten, waar langs de Vaartsche Rijn drie stoeltjes staan. “Ga lekker zitten.”
‘Toen ik een hersenbloeding kreeg, dacht ik: ik ga dood, beetje jammer’
“Ik moest net dus een taakstraffer aftekenen”, zegt Herman. Bij De Waarde werken veel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen die al lang thuis zaten omdat ze geen werk konden vinden, hun plek in de maatschappij kwijt waren, in de gevangenis hebben gezeten of dakloos zijn geweest. Hij probeert hen een duwtje in de goede richting te geven en uiteindelijk te re-integreren in de maatschappij. “Ik heb er nu ook eentje rondlopen met een enkelband.”
Herman krijgt er geen subsidie voor van de gemeente of van andere instanties zoals het Legers des Heils of de reclassering, maar toch weten veel hem te vinden. “Dan bellen ze op: ‘Herman ik heb een jochie voor je, zou die niet een tijdje bij jou kunnen rondlopen?’ Ik vind dat geen probleem. Die jongens moeten érgens weer opnieuw kunnen beginnen toch?” Waarom ze zo graag bij hem komen? “Omdat ik ervaringsdeskundige van het leven ben”, zegt hij lachend. “Ik weet wat die jongens en meiden doormaken.” Zodra iemand bij hem binnenkomt, moet diegene open zijn. “Ik vraag rechtstreeks waarvoor iemand heeft gezeten. Ik kan het ook via zo’n instantie te weten komen, maar dat wil ik niet. Ze moeten het zelf, recht in m’n gezicht, vertellen.” De meeste mensen die bij Herman terechtkomen, hebben volgens hem voor ‘onschuldige dingetjes’ vastgezeten. “Diefstal, een vechtpartijtje . Maar ik heb ook wel eens iemand gehad die achttien jaar binnen had gezeten voor moord.”
Een sociaal vangnet
Herman vindt het belangrijk dat de vrijwilligers hun eigen werk kiezen. “Het zijn geen kleine kinderen.” Hij zegt elke ochtend wat er moet gebeuren, zij mogen kiezen welke taak ze gaan vervullen. Het doel van Herman: de vrijwilligers zo snel en sterk als mogelijk weer weg krijgen. De meesten die binnenkomen, hebben geen sociaal netwerk. “Hier maken ze vrienden. Na werk gaan ze samen eten, dat is fantastisch.” Zijn ogen stralen. Herman weet hoe het is om geen sociaal vangnet meer te hebben. Op zijn zesde verhuisde hij samen met zijn ouders van Zeeland naar Rotterdam. “Ik had een huis, maar geen thuis. Mijn ouders waren allebei getraumatiseerd uit de oorlog gekomen; mijn vader is half Indisch en heeft in een jappenkamp gezeten, en mijn moeder heeft tijdens de oorlog dingen meegemaakt in Zeeland.”
Ze konden na de oorlog niet meer aarden en er werd vaak naar de fles gegrepen. “Mijn vader was altijd boos op het koningshuis en de regering. Er waren hem dingen beloofd die nooit zijn gebeurd.” Thuis werd er ‘geen woord’ over de oorlog gesproken. Onlangs las Herman het boek De tolk van Java, over een man die zijn wrede, in Nederlands-Indië opgegroeide vader probeert beter te leren kennen. “Dat boek heeft veel raakvlakken met mijn jeugd. Vooral de streng- en striktheid, maar ook het afdwingen van respect herken ik. Voor het eerst begreep ik mijn vader een beetje.” Zijn vader vertrok op zakenreis en kwam nooit meer terug. Herman was toen tien en bleef met zijn moeder en twee zusjes achter in Rotterdam. De uitkering was een bedrag waar ze aanvankelijk wekelijks van leefden – nu moest het maandelijks.
Uiteindelijk begon Herman met stelen om wat geld te hebben voor thuis. “Dan jatte ik een leeg kratje bier uit het magazijn van de Albert Heijn, bracht ik hem aan de voorkant naar binnen en kreeg ik het statiegeld.” Later stal hij geld van de tennisclub om te kunnen eten. “Ik was aan het overleven.” Op zijn elfde werd hij uit huis geplaatst en kwam hij in pleeggezinnen terecht. “Daar moest ik niets van hebben. Ze claimden een relatie die er voor mijn gevoel niet was. Dan moest ik zogenaamd bij ‘ome Karel’ gaan wonen, flikker op. Achteraf denk ik, wat deed ik nou moeilijk.” Herman belandde bij het paviljoen van de Rudolphstichting in Barneveld, wat nu jeugddorp De Glind heet. Daar worden kinderen opgevangen die in de samenleving buiten de boot vallen. Herman woonde er met twaalf andere jongens en één begeleider in een huis. Als hij er nu op terugkijkt, was hij er nog te jong voor. Maar in pleeggezinnen wilde hij ook niet meer wonen. Hij hield het er uiteindelijk vijf jaar uit.
Wat hield hem al die jaren op de been? Herman valt voor het eerst stil. Dan zegt hij, met een trillende stem: “Tineke.” Tineke was vroeger een lerares binnen De Glind, met wie hij nog steeds contact heeft. “Ik had geen les van haar, maar mocht wel met haar mee op vakantie naar Texel omdat ze wist dat ik verder niemand had”, zegt hij, duidelijk emotioneel.
Herman kwam op zijn zeventiende in Utrecht terecht. “Ik vond het wel leuk, een beetje dorps.” Hij was kort daarvoor vanuit jeugddorp De Glind naar België gevlucht. “Ik wilde onder justitie uitkomen, ik was klaar met die tehuizen.” In Utrecht trok hij in bij zijn zus die in een studentenkamer woonde. Na jarenlang in de tweede klas te hebben gezeten, rondde hij op zijn negentiende school af.
Jaren later in 2008 dreigde De Tweedehands aan de Amsterdamsestraatweg failliet te gaan, Herman sprong bij. Uiteindelijk botste het met zijn compagnon. “Hij zag de spullen als doel en de mensen als middel. Voor mij geldt het andersom.” In 2012 startte hij met De Waarde in Overvecht. Via de meubelboulevard belandde hij in de oude Boll-garage op de Helling. In januari bestaat De Waarde zes jaar.
‘Mijn juffrouw nam me mee op vakantie omdat ze wist dat ik verder niemand had’
Doorgaan
Hermans emoties over Tineke tonen aan dat het belangrijk is iemand te hebben die je welkom doet voelen. Het liefst besteedt hij dan ook al zijn tijd aan het begeleiden van de vrijwilligers. “Maar”, zegt hij, “ik zit constant in het spanningsveld tussen mensen en commercie.” Dat wordt vanaf september nog lastiger, als hij afscheid moet nemen van Gerrie: de enige persoon die hij in dienst had – nu kan hij haar niet meer betalen. Herman hoopt dat de vrijwilligers niet te veel onder haar vertrek zullen lijden.
Het verschil met andere instanties is dat Herman aan één woord genoeg heeft. “Ik weet wanneer die gasten eerlijk zijn en wanneer ze grapjes maken. Dat verschil zien anderen vaak niet.” Hij spreekt hun ‘taal’, krijgt respect. “Van mij pikken ze veel meer dan van die instanties. Ik kan alles tegen ze zeggen.” Bijvoorbeeld wanneer iemand heeft een sterke lichaamsgeur heeft. “Dat zeg ik gewoon, want dat kan niet als je naar een klant gaat.” In een hoekje staat een aantal deodorantbussen. “Deo spuiten is eigenlijk alleen maar symptoombestrijding, ze moeten gewoon douchen. Maar dat kan niet iedereen.” Er lopen vrijwilligers rond die bijna dakloos zijn. Zij krijg lunch op kosten van Herman. Soms gaat het mis. Dan raken ze echt dakloos en moeten ze op straat leven. Slapen lukt dan vaak niet goed meer, waardoor ze niet uitgerust genoeg zijn om te werken. “Ik probeer dan nog een aantal instanties te bellen of ze een plekkie hebben, maar het is altijd hetzelfde verhaal. ‘We zijn vol en kunnen niets doen.’ Ja, dan houdt het op en zie ik die jongens niet meer.” Het beetje geld dat De Waarde opbrengt, al is het niet veel, doneert Herman aan de Make-A-Wish Foundation en Stichting Destino.
Volgend jaar moet De Waarde weer verhuizen. Het pand is verkocht aan vastgoedorganisatie Vastint, die er een hotel van wil maken. Het wordt lastig voor Herman om opnieuw zo’n pand van 1.700 vierkante meter op een A-locatie te vinden. Maar Herman laat zich niet makkelijk uit het veld slaan. Vorig jaar kreeg hij ’s nachts een herseninfarct. “Toen ging ik opeens dood, beetje jammer. Ik heb acht weken in de Hoogstraat gezeten. Ze zeiden dat ik nooit meer kon werken”, zegt hij. “Nou, dan kennen ze mij en De Waarde nog niet.” Hij lacht. Na drie maanden liep hij weer rond bij De Waarde. Aan zijn linkerkant nog duidelijk verlamd, maar dat kon hem niets schelen. “Als ik ’s ochtends mijn bed uitkom, kan ik niet eens lopen. Na mijn oefeningen gaat het wel weer, ik doe elke dag 150 sit-ups.”
Hij is dus nu ook druk bezig een nieuwe locatie te vinden voor de tweedehands winkel. Hij heeft een groot pand nodig met een oppervlakte van duizend tot tweeduizend vierkante meter. En dat in de stad. “Ik wil niet op de gemeente leunen, maar verwacht ergens ook wel dat die mij helpt. Ik help de gemeente ook enorm; de dagopvang van al die vrijwilligers kost de gemeente, maar ook de reclassering, Exodus en instanties als het Leger des Heils niets.”
Mocht Herman geen ander pand vinden, dan houdt hij een grote uitverkoop en begint hij ergens anders opnieuw. “Ik hoop dat ik een aantal jongens zal kunnen meenemen.” Alles om hen uit die diepe put te helpen waarin hij zelf ooit zat. Iemand weer een teamgevoel geven is het hoogste wat Herman kan bieden. Hij legt uit: “Dat die gasten naar huis gaan met het gevoel die dag sámen iets te hebben gedaan. Als ik wegrijd en zie dat ze allemaal op een rijtje voor de zaak nog een peukie staan te roken – wetende dat ze nog samen gaan eten – geeft dat me energie. Dan zijn ze niet alleen.”
10 Reacties
ReagerenDit is misschien veel waardevoller dan een Vastint hotel.
7% van de Utrechters is miljonair. Deze man is ook miljonair maar dan sociaal gezien. Wat een rijkdom geeft hij aan mensen die hij helpt! Waardevoller dan alle miljonairs.
7- tiende procent. 7 % dat zou me wat zijn.
dit is een gouwen vent , hij verdient een kans
Kan de gemeente Utrecht nauw werkelijk niet assisteren om een goede locatie te bemachtigen voor deze man en zijn team?!
Die Herman bespaart ons allen belastingcenten en doet dat ook noch op een constructieve, duurzame en sociale manier.
Misschien moet de gemeente wat minder huisvesting ter beschikking stellen voor “culturele & kunstzinnige”-activiteiten.
Veel succes aan een ieder van De Waarde!
Prachtige man maar waarom niet dat geld gebruiken net als bv bij de arm voor de medewerkers?
Aan Janny; misschien iets minder subsidie naar De Arm en wellicht iets minder ruimte voor De Arm?! Stichting De Waarde heeft geen winst objectief en bovenal ontvangt het geen enkele cent subsidie. Is zojuist door mij met die Herman gecheckt. BV De Arm is wel degelijk op winst gericht en krijgt bakken subsidie. De ene kringloop is gewoon niet met de andere kringloop te vergelijken.
@Janny, volgens het jaarverslag van de arm krijgen zij wel subsidies, dan is dat waarschijnlijk makkelijker?
mooi artikel en leuke vent, fantastisch initiatief! ik kom graag bij de Waarde!
Het lijkt me beter en gemakkeljkerom een andere locatie voor het hotel te zoeken. De Waarde heeft al een paar keer moeten verhuizen en ook Herman heeft maar zeven levens.
Hulde voor deze meneer! Wat een mooi project.
Ik kom er ook graag snuffelen, en spul naartoe brengen.
Ik duim voor een mooie nieuwe plek!