Mediawetenschapper José van Dijck wordt per 1 januari 2017 benoemd tot universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) keert terug naar haar studentenstad. “Het voelt als thuiskomen.”
Als president van de KNAW leidt José van Dijck de complete wetenschappelijke sector in Nederland. De KNAW zit in Het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam: een groot paleisachtig pand uit de zeventiende eeuw, waar in 1812 al de voorloper van de KNAW zich vestigde. Tijdens een rondleiding door het gebouw wijst Van Dijck boven een schouw: “Daar hing vroeger De Nachtwacht.” Ze legt uit dat het Rijksmuseum tot eind negentiende eeuw in het Trippenhuis zat, voor het verhuisde naar het huidige Rijksmuseumgebouw aan het Museumplein. “De legende gaat dat ze De Nachtwacht onder het vloerkleed hebben verstopt toen Lodewijk Napoleon hier binnenkwam om te kijken of er nog mooie schilderijen te halen waren. Toen hij binnenkwam stond hij dus bovenop De Nachtwacht en concludeerde hij dat er niets te halen viel.” Ze lacht.
Van Dijck laat de kamer zien waar ze wekelijks met het bestuur overlegt: die is statig, met een grote ronde tafel en massieve stoelen. Ze wijst naar de kop van de tafel. “Ik ga zelden op die troon zitten, vind ik vreselijk.” Ze heeft de kamer verruild voor een ander kantoor: “Deze is prachtig, maar te stoffig met die tapijten aan de muur.”
Bij de KNAW wordt een president voor drie jaar aangesteld, Van Dijck is nu op de helft van haar termijn. Ze werkt ernaast op de Universiteit van Amsterdam, tot 2017, dan begint ze als universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Van Dijck vindt het een eer dat ze is gevraagd voor de functie. Het is een bijzondere, voor een hoogleraar. De UU omschrijft zijn universiteitshoogleraren als ‘wetenschappers van internationale topkwaliteit met een discipline-overstijgende visie en uitstraling’. De universiteit heeft sinds de jaren negentig een beperkte groep hoogleraren benoemd tot universiteitshoogleraren – op dit moment hebben veertien wetenschappers deze bijzondere functie.

“Ik vind het geweldig om straks over de disciplines heen te kunnen werken”, zegt Van Dijck. Ze is gespecialiseerd in onderzoek op het gebied van mediatechnologie, digitale cultuur, sociale media en televisie en cultuur. “Wanneer je tegenwoordig goed onderzoek wilt doen naar media, moet je grensoverschrijdend zijn. Je moet samenwerken met informatica om de technologie en het design erachter te begrijpen. De gebruiksvriendelijkheid onderzoek je via gedragswetenschappen en de inhoudelijke kant vanuit de geesteswetenschappen. Dus, ik kan straks gaan werken over de hele breedte van de wetenschap”, glundert ze.
Als universiteitshoogleraar heb je een soort vrijbrief voor onderzoek. “Ik kom rechtstreeks onder de rector te staan, het hoofd van de universiteit.” Volgens de universiteit staat een universiteitshoogleraar garant voor innovatief onderwijs en onderzoek en kan hij of zij in volledige vrijheid hieraan werken. Van Dijck mag straks haar eigen onderzoeksprogramma vaststellen.
Je leert van mensen die niet op dezelfde manier denken als jij
Studeren in Utrecht
José van Dijck begon haar wetenschappelijke carrière in Utrecht, waar ze Nederlands en literatuurwetenschappen studeerde aan de universiteit. “Mijn studententijd heeft me best gevormd”, vertelt ze. In 1979 begon ze met de studie Nederlands, in die tijd waren tussen de tweehonderd en driehonderd eerstejaars. “We werden verdeeld in groepen en ik kwam terecht in een groep met studenten uit Brabant,’ lacht Van Dijck, die zelf uit Boxtel komt. “Het leek wel alsof ze de groepen indeelden per provincie.” Met de groep deed ze algauw leuke dingen in de stad, maar ook studeerden ze veel samen. “Dan maakten we bijvoorbeeld een grote pan soep en gingen we bij iemand thuis studeren. We waren een soort eigen klasje; we wisselden teksten uit, zorgden voor samenvattingen van boeken uit onze leeslijst en discussieerden veel. Het was leerzaam en gezellig tegelijk. Ik merkte toen al dat ik vrij goed was in uitleggen. Deels door dat sociale studeren ben ik geworden wie ik nu ben.”
Van Dijck woonde tijdens haar studiejaren op veel plekken in de stad, van de Nieuwegracht tot Overvecht. “Ik vond het geweldig; Utrecht was voor mij een grote stad.” Met haar vrienden ging ze vaak naar de ‘disco op zondag’ van Veritas, en ze ging graag naar jazz-avonden in de oude Tivoli aan de gracht. “Ik herinner me ook van die feesten in grachtenkelders”, vertelt ze.
Nu komt Van Dijck na dertig jaar weer terug. “Dat vind ik echt heel leuk. Ik liep gisteravond vanuit het centraal station de binnenstad in, dat voelde als thuiskomen.” Ze ziet de veranderingen in de stad, maar de metamorfose vindt ze meevallen. “Er zijn veel andere winkels, maar de structuur van de binnenstad is nog dezelfde. Het blijft lekker compact, ik kom nog steeds bekenden tegen.” Wel vindt ze de Uithof erg veranderd. “Daar weet ik de weg niet meer”, zegt ze. “Er staan zoveel nieuwe gebouwen. Ook heb ik het idee dat er een groot stuk bos van Amelisweerd weg is. Vroeger was het veel groener.”
Wetenschappelijke carrière
In 1987 vertrok Van Dijck na twee jaar werken naar de University of California in Amerika om te promoveren. “Ik was heel erg aan het twijfelen of ik onderzoeker of journalist wilde worden. Ik hield van lesgeven, maar ook van schrijven.” In Amerika mocht ze de helft van haar tijd besteden aan lesgeven en de andere helft aan haar promotie, dat leek haar de perfecte oplossing. “In mijn vrije tijd was ik toen ook journalist, voor onder andere de Volkskrant; ik schreef stukken over de media in Amerika. In die tijd deed ik nog alles tegelijk.”
Tijdens haar promotie kwam ze er op een gegeven moment achter dat haar voorkeur toch lag bij het schrijven van langere stukken. “Ik wilde onderzoek doen – dingen waarvoor je een langere concentratie nodig hebt.” Ze was zeker van haar zaak; ze wilde wetenschapper worden. Terug in Nederland begon ze met werken aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze de wetenschappelijke opleiding voor journalistiek oprichtte. Daarna ging ze naar de Universiteit Maastricht en ten slotte de Universiteit van Amsterdam, waar ze de opleiding Media & Cultuur op poten zette. “Met een club van jonge docenten hadden we binnen een jaar 350 studenten. Het was ontzettend zwaar om ineens zoveel verantwoordelijkheid te hebben, maar het gaf een kick dat het lukte met z’n allen.”
Ik twijfelde of ik wetenschapper of journalist wilde worden
Haar inspiratie haalt de aanstaande universiteitshoogleraar uit de combinatie van onderwijs, onderzoek en bestuur. “Als ik geen onderzoek zou kunnen doen, heb ik niets om uit te leggen. Als ik niets kan uitleggen, dan krijg ik geen grip op de stof. En als ik geen bestuurder was geweest, had ik niet zoveel overzicht gekregen op de verschillende disciplines.” Ze heeft net een nieuw boek uitgebracht: De Platformsamenleving. “Het is voor iedereen vrij te downloaden bij de Amsterdam University Press.” Het boek gaat over het belang van online platformen in de samenleving. Van Airbnb tot Uber, van Nextdoor tot Facebook, een steeds groter deel van het maatschappelijk en economisch verkeer vindt online plaats. “Van veel platformen zijn de verdienmodellen moeilijk te achterhalen. En de sturing van gebruikers zit verstopt in algoritmes; mensen krijgen vaak gepersonaliseerde informatie voorgeschoteld, zonder dat ze weten hoe die filters werken. Dat heeft grote invloed op hoe mensen dingen zien. De impact van personalisering hebben we bijvoorbeeld gezien tijdens de Amerikaanse verkiezingen.”
In Utrecht hoopt Van Dijck verder onderzoek te gaan doen naar de werking van online platformen, en hoe ze instituties en democratische processen in de samenleving beïnvloeden.
Vrouwen in de wetenschap
Dit jaar werd Van Dijck uitgeroepen tot meest invloedrijke vrouw van Nederland door het maandblad Opzij. Ook werd ze – als eerste vrouw ooit – benoemd tot president van de KNAW. “Ik had verwacht dat ik er twee vragen over zou krijgen, maar de eerste 34 interviews gingen daarover. Ik zou willen dat het de normaalste zaak van de wereld was, maar dat is het blijkbaar nog niet.” Op dit moment is 17 procent van alle hoogleraren in Nederland vrouw. Van Dijck benadrukte in haar speech bij Opzij dat het niet alleen om haar gaat, maar om alle vrouwen in de wetenschap die impact kunnen hebben op jonge geesten. “Ik vind het geweldig als ik vanuit mijn positie iemand kan inspireren om wetenschapper te worden. Ik wil dat jonge vrouwen kunnen zien dat ze alles kunnen worden, daarom hoopte ik ook op een vrouwelijke Amerikaanse president.” Van Dijck vindt diversiteit belangrijk: “Hoe diverser een team is, hoe meer de teamleden aan elkaar hebben. Je leert van mensen die niet op dezelfde manier denken als jij.”
Op 10 februari 2017 wordt in het Academiegebouw aan het Domplein het Westerdijk Jaar ingeluid, in dezelfde aula waar honderd jaar eerder op die dag Johanna Westerdijk haar oratie hield. Ze werd daarmee de eerste vrouwelijke hoogleraar van het land. Jet Bussemaker zal als minister van onderwijs de feestelijke bijeenkomst openen. En José van Dijck zal dan aankondigen dat de KNAW volgend ja
ar zestien extra vrouwelijke onderzoekers zal benoemen tot lid van het KNAW-Genootschap. “Dat had Westerdijk vast trots gemaakt!”
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.