Verdwenen musea: Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in het Catharijneconvent | De Utrechtse Internet Courant Verdwenen musea: Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in het Catharijneconvent | De Utrechtse Internet Courant

Verdwenen musea: Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in het Catharijneconvent

Verdwenen musea: Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in het Catharijneconvent
Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in 1939 (Het Utrechts Archief)
Het voormalige kloostergebouw aan de Lange Nieuwstraat, tegenwoordig Museum Catharijneconvent, bood in de vorige eeuw plaats aan verschillende musea. Niet alleen het Brandweermuseum, het Goud- en Zilvermuseum en Museum Speelklok zijn hier ooit begonnen, ook één van de voorlopers van het huidige museum voor kerkelijke kunst.

Het voormalige kloostergebouw aan de Lange Nieuwstraat, tegenwoordig Museum Catharijneconvent, bood in de vorige eeuw plaats aan verschillende musea. Niet alleen het Brandweermuseum, het Goud- en Zilvermuseum en Museum Speelklok zijn hier ooit begonnen, ook één van de voorlopers van het huidige museum voor kerkelijke kunst.

Begin jaren twintig werd Jan Eloy Brom conservator van het Aartsbisschoppelijk Museum, het museum voor katholieke kunst dat al sinds 1872 bestond, maar net was ondergebracht in het nieuwe Centraal Museum. Hij was de zoon van de bekende Utrechtse edelsmid Jan Hendrik Brom. Na het volgen van kunststudies in Londen, Hanau en Amsterdam nam hij in 1915 de edelsmederij van zijn vader over, die veel attributen vervaardigde voor katholieke kerken.

‘Het is haast onbegrijpelijk hoe Jan-Eloy Brom naast de bezigheden van zijn kunstzinnig ambacht nog tijd heeft kunnen vinden voor zoveel arbeid van andere aard. Van 1920—1941 is hij conservator geweest van het Aartsbisschoppelijk Museum, waarvan uitbreiding met bijzonder-fraaie stukken en voortdurend betere opstelling het gevolg waren. De totstandkoming van het Museum voor Nieuwe Religieuze Kunst is voor een groot deel zijn werk geweest, evenals het verwerven van de befaamde kruisweg van Albert Servaes, die menig ander museum het thans benijdt.’ Dit schreef het maandblad Oud-Utrecht bij zijn overlijden in 1954.

Omstreden kunst

Hoeveel liefde Brom ook had voor oude kunst, zijn hart lag bij de vernieuwing van de religieuze kunst. Binnen de katholieke kerk — en zeker in de liturgie — was echter nauwelijks ruimte voor moderne kunst. Kunstenaars moesten zich houden aan het traditionele godsbeeld. Dit bleek duidelijk in 1921 toen op last van het Vaticaan een kruiswegstatie van de Belgische kunstenaar Albert Servaes werd verwijderd uit de kapel van Luithagen. De kerk wees zijn expressionistische werk af omdat Christus niet als triomfator, maar als lijdend voorwerp was afgebeeld.

De controverse rond Servaes was voor Brom een van de aanleidingen om het Museum van Nieuwe Religieuze Kunst te beginnen, een dependance van het Aartsbisschoppelijk Museum. Hier moest de moderne, experimentele religieuze kunst alsnog een plaats krijgen. Opmerkelijk genoeg bleek dit mogelijk onder de vleugels van het aan de kerk gelieerde Aartsbisschoppelijk Museum. De Utrechtse aartsbisschop Joannes Jansen verrichtte in juni 1934 zelfs de opening. Brom werd in z’n streven naar vernieuwing gesteund door De Gemeenschap, het cultureel tijdschrift van katholieke jongeren, waaronder de dichter Jan Engelman.

Aartsbisschop Jansen met Brom bij de opening, 1934 (Het Utrechts Archief)

Het nieuwe museum had onderdak gevonden in een vleugel van het Catharijneconvent, het oude kloostergebouw waarin eerder al het Brandweermuseum werd gevestigd. De ruimte was provisorisch opgeknapt. Op de openingsexpositie stond het werk van Albert Servaes centraal, die zelf ook aanwezig was. Naast diens 14-delige kruiswegstatie — niet de verbannen houtskolen uit Luithagen, maar een geschilderde versie — hing er een groot halfrond schilderij van de Dood van Teresia van Ávila.

Verschillende katholieke kunstenaars die het initiatief een warm hart toedroegen schonken werk, zoals Charles Eyck, Joep Nicolas en Matthieu Wiegman. Een van de weinige vrouwelijke kunstenaars was Judy Michiels van Kessenich. Opvallend was een schilderij van Henri Schoonbrood waarop de Emmaüsgangers waren afgebeeld in eigentijdse kledij, waardoor het bijbelverhaal een actuele betekenis kreeg. Behalve schilderkunst omvatte de collectie ook sculpturen, keramiek, edelsmeedwerk en glas-in-lood.

Emmaüsgangers door Henri Schoonbrood, 1929 (Museum Catharijneconvent)

Exposities en fusie

Na de oorlog deed zich opnieuw een botsing voor tussen kerk en kunst. In 1947 liet het Bisdom Roermond de kruiswegstaties van kunstenaar Aad de Haas verwijderen uit de Sint Cunibertuskerk in Wahlwiller, omdat ze ‘afzichtelijk’ zouden zijn. Prompt hield het Museum van Nieuwe Religieuze Kunst in 1948 een tentoonstelling met werk van De Haas. In 1953 bleef het museum dichter bij de kerkelijke lijn met een expositie in het kader van 100 jaar Kromstaf, het eeuwfeest van het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie. In de volgende decennia waren er regelmatig spraakmakende tentoonstellingen, zoals het koloniaal klinkende maar destijds progressieve Negerkunst + christendom in 1956 en Bijbel en Kunst van Nu met een kleurrijk affiche door Otto Treumann in 1965.

Al sinds 1948 lag er een plan voor het Aartsbisschoppelijk Museum in het Catharijneconvent in combinatie met onder andere het Museum van Nieuwe Religieuze Kunst. Pas twintig jaar later kon toenmalig directeur Desiré Bouvy het fusiemuseum voor kerkelijke kunst aankondigen. Na nog eens tien jaar voorbereiding en restauratie werd museum Het Catharijneconvent geopend. Als eerste wisseltentoonstelling waren er in 1980 werken te zien van het voormalige Museum van Nieuwe Religieuze Kunst onder de titel Tussen konflikt en aanpassing. Thema was de botsing tussen kerkelijke autoriteit en artistieke vrijheid die destijds tot de oprichting van het museum had geleid.

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

1 Reactie

Reageren
  1. herman

    Leuke serie over al die verdwenen musea in Utrecht.

    Al met al waren het er heel wat, al betreft het vaak ietwat uit de hand gelopen privé verzamelingen die maar paar uur per week te bezoeken waren. Daar komt een museum anno 2019 niet meer mee weg.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).