Verhalen Van Vroeger: Handelaren en venters | De Utrechtse Internet Courant Verhalen Van Vroeger: Handelaren en venters | De Utrechtse Internet Courant

Verhalen Van Vroeger: Handelaren en venters

Verhalen Van Vroeger: Handelaren en venters

Voor de rubriek van Verhalen van Vroeger, interviewt Rob van Veenendaal zijn vader Joop (82 jaar) die geboren is in Wijk C, als zoon van Kees (Giel) van Veenendaal en Fietje Pijpeman. Hij is trots op de volkswijk van vroeger en vertelt over het leven in de jaren 30, 40 en 50 van de vorige eeuw.

 

“In de Waterstraat hadden wij een broodbakkerij, namelijk de firma Hus. ’s Morgens stonden er tientallen bakkerswagens (bakfietsen en handkarren) om in de Utrechtse wijken het brood te bezorgen. Na het laden mochten zij niet eerder dan om tien uur ‘s ochtends uitrijden, omdat het brood eerst afgekoeld moest zijn. Ik meen dat een heel (van gisteren) brood toen 0.8 cent kostte en een vers brood 0.16 cent. Ik herinner mij dat er in de winter mensen nodig waren om de karren door de sneeuw te trekken. En dat diverse huizen in de buurt van de bakkerij last hadden van kakkerlakken en muizen.

Zo waren er meer karren die met handel door de stad gingen. Mijn oma Pijpeman bijvoorbeeld ging met groente en fruit naar Tuinwijk en Tuindorp. Zij had een handkar met een grote hond onder de wagen. Hij heette Max. Er moest altijd iemand mee want anders kwam zij niet over de Zandbrug heen. Er waren meer venters met een hond onder de wagen. Zoals de melkboeren Otto Verkerk en Baarsje, die op hun wagens koperen ketels hadden staan met verse melk.

Regelmatig hoorde ik voddenboeren die in de wijk of straat hard riepen “Vodden en Bienen”. Met Bienen werden botten bedoeld. Ook luiden zij soms een grote koperen bel om de mensen te laten weten dat ze er weer waren. De voddenboeren hadden kleine molentjes in de hand voor de kinderen. Sommige kinderen bij ons in de straat wilden zo graag een molentje dat er soms ook goede spullen door hen werden meegegeven. Als zij thuis kwamen van hun werk dan kwamen de mensen uit onze buurt eerst kijken of er wat voor ze tussen zat, tussen het oud ijzer, botten, vodden, e.d. Er was toen al sprake van gescheiden afvalverwerking. Daarna gingen zij hun spullen afleveren bij firma Kolderwijn in de Waterstraat.

Verse vis werd uit Scheveningen en IJmuiden aangevoerd bij de grossiers in vis. Bijvoorbeeld bij Van de Mars in de Waterstraat, tegenover het politiebureau Paardenveld. Alle visboeren uit de omgeving kwamen er ’s morgens naar toe om in te kopen. Na thuiskomst ’s middags konden we soms meehelpen om hun viskarren met heet sodawater schoon te maken. Je had ook bloemengrossiers, zoals de familie van Soest. Daar ging het net eender. Daar kwamen weer bloemenventers, vrouwen en mannen, om met karren hun waren in de wijken te gaan verkopen.

Ook waren er mannen die bij aardappelgrossiers werkten en de hele dag onder een zak aardappelen liepen. Om een schip dat voor de wal lag bij de Veilinghaven, achter de Croeselaan of  Weerdsingel Westzijde leeg te maken. Voor mijn begrip al oude mannen en ik denk nu nog wel eens aan dat zware werk wat ze toen de hele dag deden. Wat een sterke kerels. Ik ken de aardappelgrossiers nog van naam: Grijpma, Baars, Steenis, van Oostrom. Het waren niet de makkelijkste mensen, want die schuit moest leeg en er moest worden doorgewerkt.

Hetzelfde ging het met het hout voor Jongeneel, of Koker in de Lauwerecht, of de Korenschoof. Alles werd met de hand geladen of gelost. Evenzo bij de kolengrossiers Takken, Olij, van Berkel, Tielen. Met wagons kwamen de kolen aan achter de toenmalige veemarkt, op de plek waar nu de Jaarbeurs is in de Croeselaan. Daar was een losplaats voor treinen. Er werd door veel gezinnen fysiek gewerkt. Ik weet nog dat bij de familie Van de Zouw de vader en al zijn zeven zonen bij deze firma’s als kolensjouwers werkten.

Door de nering  was het altijd gezellig. Het leefde in de wijk. Ik kwam in mijn jeugd op alle plekken waar wat te doen was. Kijken, meehelpen of kattekwaad uithalen. Op de loskade tegenover de gevangenis op de Wittevrouwensingel werd turf gelost.  Op het Paardenveld werden groente en aardappels verscheept. Bij de Veilinghaven waren meer materialen. Op het Utrechtse treinstation zelf herinner ik me dat er 3 kleine stations waren: een voor de posttreinen, een buurtstation voor de richtingen Hilversum, Soest, e.d. en het Centraal Station. Er was altijd wel ergens wat te beleven.

Met mijn vader en moeder mocht ik vaak mee naar de markt op het Vredenburg. We wisten van tevoren nooit waar we mee thuiskwamen. Als kleine jongen was het voor mij, ondanks de crisisjaren, de gelukkigste tijd.  Het was nog voor de oorlog ‘40-45″.

 

Rob van Veenendaal

Loopbanen en Levenslopen

www.inextens.nl

geen Reacties

Reageren

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).