De werkplek van Pieter Dekkers: ‘Geweld komt weinig voor, maar ik heb wel eens een klap gehad’ | De Utrechtse Internet Courant De werkplek van Pieter Dekkers: ‘Geweld komt weinig voor, maar ik heb wel eens een klap gehad’ | De Utrechtse Internet Courant

De werkplek van Pieter Dekkers: ‘Geweld komt weinig voor, maar ik heb wel eens een klap gehad’

De werkplek van Pieter Dekkers: ‘Geweld komt weinig voor, maar ik heb wel eens een klap gehad’
Pieter Derks rijdt al acht jaar op de ambulance. Foto's: Robert Oosterbroek
Ambulanceverpleegkundige Pieter Dekkers kan zich zijn eerste rit nog goed herinneren. “Dat was een kinderreanimatie. Zo’n klus staat bekend als een van de lastigste uit je carrière en ik kreeg hem meteen.” Dekkers rijdt nu acht jaar op de ambulance, nog elke dag houdt hij van dit afwisselende werk.

Ambulanceverpleegkundige Pieter Dekkers kan zich zijn eerste rit nog goed herinneren. “Dat was een kinderreanimatie. Zo’n klus staat bekend als een van de lastigste uit je carrière en ik kreeg hem meteen.” Dekkers rijdt nu acht jaar op de ambulance, nog elke dag houdt hij van dit afwisselende werk.

Als twaalfjarige jongen keek Dekkers naar een documentaire over ambulancemedewerkers en wist-ie dat hij dat ook wilde gaan doen. 24 jaar later was het zover. “Het heeft wat langer geduurd, omdat ik op andere leuke afdelingen in het ziekenhuis als verpleegkundige heb gewerkt. Ik heb bij chirurgie gewerkt, nierdialyses en chemokuren gegeven en uiteindelijk op de intensive care gewerkt. Ik kwam toen op een punt dat ik besefte: als ik nog iets wil veranderen in mijn carrière, moet ik het nu doen. Zo ben ik hier beland.”

Na een opleiding bij de ambulance-academie, speciale trainingen in het ziekenhuis en tien dagen meelopen op een ambulance kon Dekkers aan de slag. Hij werkt sinds acht jaar op de ambulancepost op de Vader Rijndreef. “Mijn allereerste rit was een kinderreanimatie. Dat wordt gezien als de vervelendste rit die je kunt hebben in je carrière, ik ben daarmee begonnen. Daarom kan ik me die eerste rit nog zo goed herinneren.”

Het werk van een ambulanceverpleegkundige gaat niet altijd om het redden van mensenlevens. Veel ritten die een ambulance uitvoert, hebben een minder hoge prioriteit. “De meeste mensen zien de ambulance vooral met veel toeters en bellen, en denken dat we altijd bloed zien. Ik kan je vertellen dat de verbandtas de tas is die het minst snel uit de auto komt. Het vervoer dat we doen, is verdeeld in gradaties. Zo doen we veel besteld vervoer, daar hebben we aparte auto’s voor. In het ziekenhuis in Leidsche Rijn hebben ze bijvoorbeeld geen mogelijkheden voor bestraling, maar het kan wel zijn dat je daar bent opgenomen. Sommige patiënten moeten dan dagelijks voor hun bestraling naar het ziekenhuis in Nieuwegein worden gebracht. Dat doen wij ook.” Er zijn dagen dat Dekkers de sirenes helemaal niet hoeft te gebruiken.

Uiteraard zijn er ook regelmatig meldingen die vragen om spoed. “Dan laat ik alles uit mijn handen vallen, stop ik waarmee ik bezig ben en zorgen we dat we zo snel mogelijk ter plaatse zijn.” De afwisseling vindt Dekkers het leukste aan het werk: “Het is allemaal interessant en uitdagend. De spoedindicatie is daarbij niet het allerbelangrijkste. Ik breng soms mensen naar het ziekenhuis voor een bestraling die net zo oud zijn als ik, die ook een gezin en kinderen hebben. Dat zijn trieste verhalen en dat werk is psychisch soms net zo zwaar.”

Alarm
Als dan het alarm afgaat voor een spoedmelding gaat het snel. Dekkers springt in de auto met zijn chauffeur. “Samen vorm je een team, we hebben allebei onze eigen verantwoordelijkheden maar werken vooral samen.” De ambulanceverpleegkundige en de chauffeur komen op veel verschillende plekken: “Dat maakt het ook zo bijzonder. We hangen soms op onze kop in een autowrak om hulp te verlenen, maar zijn ook nodig in het verzorgingshuis of bij iemand in de schuur.” Als ze aankomen bij de melding is de chauffeur gelijk bezig met hoe ze daar wegkomen. Dekkers: “Ik probeer gelijk het gesprek met het slachtoffer aan te gaan als dat mogelijk is. De chauffeur vraagt zich af de brancard de trap af kan, of we snel weg kunnen rijden en of er brandweer of politie nodig is. Hij of zij helpt natuurlijk ook mee met de medische hulpverlening – neemt de bloeddruk op, maakt een hartfilmpje of bereidt de medicijnen voor. En we controleren steeds elkaars werkzaamheden zodat we het goed blijven doen.”

Dekkers komt soms in stressvolle situaties en heeft zoals veel hulpverleners soms te maken met agressie. “Ik heb wel eens een klap gehad, ja. Alcohol speelt vaak een rol – ik vind dat absoluut geen excuus voor wangedrag. Ik drink ook soms wat en ga dan ook niet slaan.” Af en toe is de situatie dreigend. “Ik zat eens bij een man op de grond die een hartinfarct had gehad. Zijn zonen kwamen om me heen staan en riepen dreigend dat ik hun vader niet dood mocht laten gaan. Ik zat op mijn knieën en dat voelde niet helemaal lekker met die jongens in m’n nek.” Wel wil Dekkers het beeld van vele geweldsincidenten nuanceren. “Ik maak vaak acht ritten per dag en krijg heel weinig te maken met geweld.”

Als ambulanceverpleegkundige maak je soms zeer trieste en heftige dingen mee. Daarvoor is er een bedrijfsopvangteam. Dekkers: “De meldkamer of leidinggevenden maken soms de inschatting dat een hulpverlening heftig was. Het bedrijfsopvangteam neemt dan contact op om het gesprek aan te gaan. Ik merk wel eens bij collega’s dat ze zich na een heel nare rit anders gedragen, dat ze van slag zijn. Dan bel ik het team op om dat te melden.” Dekkers heeft er veel aan om alles te bespreken met zijn directe collega. “Als we terugrijden van een ernstig incident, praten we erover. Soms is de auto wat vies na een heftige inzet. Ik vind het heerlijk om de auto na afloop goed te poetsen, geestdodend werk te doen. Dan laad ik op en ben ik weer klaar voor de volgende rit.”

geen Reacties

Reageren

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).