Het aantal problematische jeugdgroepen in Utrecht is het afgelopen jaar gestegen. Dat blijkt uit de ‘Shortlist jeugdgroepen 2012’, waarover het Utrechtse college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad afgelopen week per brief heeft geïnformeerd. In 2012 heeft de gemeente Utrecht vier problematische jeugdgroepen méér geïnventariseerd dan in 2011.  De stijging is mogelijk veroorzaakt door de opsplitsing van het aantal groepen. Tegelijk blijkt het totale aantal leden van die jeugdgroepen te zijn gedaald. 

Voor de stad Utrecht zijn in totaal 40 problematische jeugdgroepen geïnventariseerd die in 19 hinderlijke, 10 overlast gevende en 11 criminele groepen zijn gecategoriseerd. In maart 2011 kwam de inventarisatie uit op 17 hinderlijke, 9 overlast gevende en 10 criminele groepen. Het aantal jongeren dat onderdeel vormt van problematische jeugdgroepen daalde daarbij van 739 in 2011 naar 625 in 2012. Daarmee lijken de groepen kleiner te worden. Naast het feit dat de groepen waarschijnlijk zijn opgesplitst denkt het college dat de betrokkenheid van het jongerenwerk dit jaar bij het shortlisten een scherper beeld heeft opgeleverd van met name de hinderlijke groepen in de stad. Jongerenwerk heeft dit jaar voor het eerst een stadsbreed overzicht gemaakt van straatgroepen. Ook de investering in het verhogen van de melding- en aangiftebereidheid onder inwoners heeft volgens het college het zicht op de jeugdgroepen vergroot.

De betrokken partners zien de uitkomsten van de shortlist als extra motivatie om het om de ingezette koers van eind januari 2012 te continueren. De ambitie daarbij is dat de aanpak van jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit betere resultaten moet krijgen en meer effect laat zien in de wijk. Onderdeel van de vernieuwende aanpak is dat zowel jongeren zelf als hun ouders worden geïnformeerd over het feit dat ze deel uitmaken van de geregistreerde jeugdgroepen. Naast deze brief worden ook andere instrumenten ingezet om ouder te betrekken bij de aanpak. Bijvoorbeeld individuele waarschuwende oudergesprekken en informatiebijeenkomsten. Het college vindt het nog te vroeg om de resultaten van de nieuwe aanpak te kunnen vaststellen maar verwacht dat de aanpak vruchten gaat afwerpen die ook op de langere termijn zichtbaar zullen zijn.