Van strikte regels naar vrije verzen: het verhaal van stadsdichter Jan van der Haar Van strikte regels naar vrije verzen: het verhaal van stadsdichter Jan van der Haar

Van strikte regels naar vrije verzen: het verhaal van stadsdichter Jan van der Haar

Van strikte regels naar vrije verzen: het verhaal van stadsdichter Jan van der Haar
Jan van der Haar (1960), stadsdichter en literair vertaler Italiaans, groeide op in een strenggelovig gezin met strikte regels. Een omgeving die later een katalysator bleek voor zijn creatieve loopbaan. Hij publiceerde drie dichtbundels, waarvan zijn meest recente, Eerst de bries, daarna de bomen, lovende recensies ontving. Donderdag 30 januari, tijdens de landelijke Gedichtendag, draagt hij zijn Stadsgedicht voor in de Bibliotheek Neude. Wij spraken Jan van der Haar over zijn reis naar de verzen.

Jan van der Haar (1960), stadsdichter en literair vertaler Italiaans, groeide op in een strenggelovig gezin met strikte regels. Een omgeving die later een katalysator bleek voor zijn creatieve loopbaan. Hij publiceerde drie dichtbundels, waarvan zijn meest recente, Eerst de bries, daarna de bomen, lovende recensies ontving. Donderdag 30 januari, tijdens de landelijke Gedichtendag, draagt hij zijn Stadsgedicht voor in de Bibliotheek Neude. Wij spraken Jan van der Haar over zijn reis naar de verzen.

‘Mijn eerste boekvertaling zette mijn wereld op zijn kop. Over de Jeugd van Aldo Busi was een coming-of-age roman over een Italiaanse jongen die zichzelf in het leven ontdekt. Een vrijgevochten en ruimdenkend persoon die de vloer aanveegt met alle bestaande normen en waarden. Dat was voor mij heel revolutionair. Vooral als je bedenkt dat ik uit een heel streng milieu kwam. Ik had het denk ik nodig om los te komen. Het was wat je noemt het beslissende boek.’ 

‘Mijn vader was predikant en dan van de strenge soort. Ik mocht niet naar schoolfeestjes. Niet naar de bioscoop. Op zondag mocht ik niet sporten. Het liefst niet naar buiten ook, want dan ging je dingen doen die je beter niet kon doen. Er waren veel verboden in mijn jeugd. In 1979 ben ik gaan studeren en begonnen met Nederlands. Dat heb ik twee jaar gedaan maar dat beviel me helemaal niet. Van studeren kwam eigenlijk ook niet zoveel. Ik had vooral heel veel tijd nodig om mijn vrijheid te ontdekken. Ik ben mijn eigen weg gaan zoeken, en dat was niet de weg van mijn ouders.’ 

‘Ik begon met dichten in mijn studietijd. In een dagboek dat ik schreef merkte ik dat regels geïsoleerd kwamen te staan. Als ik die regels dan onder elkaar zette, bleek onverwachts dat ze samen iets bijzonders vormden. Zo ontdekte ik, eigenlijk bij toeval, dat ik kon dichten. Nadat ik dat besef had, ben ik me er meer in gaan verdiepen. Maar ik wil niet zeggen dat als je willekeurig wat regels onder elkaar zet, het al een gedicht is hoor. Vroeger moest poëzie sowieso rijmen. Dat is het klassieke beeld. Maar tegenwoordig zijn die rijmregels losgelaten. Dingen als alliteratie, assonantie en herhaling worden nog wel vaak gebruikt, gewoon omdat het mooi klinkt. Wat ook fijn is in een gedicht, zijn de beelden. Mooie, vaak gedetailleerde beelden die iets oproepen bij mensen. Het kan ontroeren, raken, of aan het lachen maken. In een gedicht staat ook geen woord te veel. Waar een roman alles uitgebreid uitlegt, probeert een gedicht juist met zo min mogelijk woorden zoveel mogelijk te zeggen.’ 

Wantrouwen tegen wat hoort 

‘Sinds 2015 zit ik bij het Stadsdichtersgilde. Van de gemeente krijgen we de opdracht om jaarlijks tien gedichten te schrijven die iets met de stad te maken hebben. Dat is onze voornaamste taak. De gedichten worden verdeeld onder de leden – dat zijn er nu acht – en verspreid door de stad. Ter gelegenheid van vijftig jaar Hoog Catharijne heb ik een stadsgedicht gemaakt dat uiteindelijk op een rolluik in het winkelcentrum is komen te staan. Tegenwoordig zit er een winkel achter het luik, dus is het alleen na sluitingstijd te lezen, haha. Maar als dat gebeurt, is het bijzonder, want poëzie wordt helaas nog vaak gezien als een moeilijk genre. Mensen zijn altijd bang dat ze iets moeten snappen. Ik denk dat je een gedicht moet lezen op jouw eigen manier, zoals jij denkt dat het begrepen moet worden. Uiteindelijk draait het om de lezer en hoe die het gedicht zichzelf toe-eigent. Ik blijf ook ver weg van boodschapperige poëzie. Misschien vind jij, als je een bepaald gedicht leest, bepaalde regels heel grappig, waar een ander de humor helemaal niet ziet. Dat kan van mens tot mens zo ontzettend verschillen. Er zijn geen regels die je daarbij hoeft te volgen. Mijn jeugd heeft mijn werk ook wel beïnvloed. Ik heb een enorm wantrouwen tegen wat hoort en wat zou moeten. Niet dat ik mezelf nou een anarchist wil noemen, maar ik vind het wel verfrissend om niet alles wat wordt aangereikt door kerk en staat voor zoete pap te slikken.’ 

Ode aan de Domtoren 

‘De gedichten die ik schrijf en de verhalen die ik kies te vertalen, gaan vaak over het idee dat de wereld door de eeuwen heen eigenlijk hetzelfde blijft. De vormen van de wereld waarin we leven veranderen maar de mensen, hun gevoelens, hun emoties, niet. Dat komt ook terug in het gedicht dat ik voordraag tijdens Gedichtendag; 2024: De toren is er. Het is een ode aan de Domtoren die vorig jaar zijn jasje uitdeed, maar ik verwijs ook naar het vijftiende-eeuwse schilderij Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck. Op dat schilderij staat de Domtoren, alleen dat weten heel veel mensen niet. Die is waarschijnlijk later ingeschilderd door schilder Jan van Scorel. Het is een grappig detail dat dat de wereld in wezen niet verandert, maar de uiterlijke vormen wel.’ 

Tekst loop door onder de foto

‘De aanbidding van het Lam Gods’, Jan van Eyck, Hubert van Eyck. Bron: Wikimedia Commons
Idem. Ingezoomd op de Domtoren.

‘Ik ben nooit getrouwd geweest. Soms zeg ik wel eens voor de grap, zijn leven was zijn werk. Ik heb een rijke vriendenkring en daar ben ik heel blij mee. Maar wat mij gelukkig maakt is mijn werk. Het is ook altijd het werk dat me redt. Wanneer ik bijvoorbeeld chagrijnig ben of me ongelukkig voel. Ik kom altijd in een betere stemming door te schrijven. Het haalt me eruit. Ik schrijf me eruit. Uit de shit. Ja. Dat is wat ik iedereen toewens.’ 

2024: De toren is er

Dat het Gulden Vlies ermee te maken had
geloof je niet. Mijn rechterbeen lag innig
verstrengeld met de poot van een schaap.

Maar toen het zachtjes aan wat schokkend
raakte, maakte ik mij als de bliksem los.
Of betrof het niet een schaap maar lam –

 gelaagd gerestaureerd, de Dom wat verder.
Jan is met zijn broer verwikkeld in een strijd en
zonder zijn vermaarde kunsthistorici niets waard.

Wie schraapt wat weg: Hoe, waarom, waarvoor?
Wat is nog bruikbaar voor de restaurator. Kijk!
De gouden lamstralen zijn nu flitsender dan ooit.

De klingelhanden van Malgosia brengen vrede.

3 Reacties

Reageren
  1. Otto Nelemans

    Jammer Jan, dat herberg Het Gulden Vlies gesloten is. Daar zou jouw gedicht het mooiste klinken.

  2. W

    Waar is de vroeger-later rubriek?
    Is er wel iemand bij duic?
    Ook geen nieuws?

  3. Jos Stelling

    Je kan het dagelijks bezoeken Otto. Of je daar luidkeels het gedicht kan voordragen weet ik niet.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).