Klassiek uitjes in het weekend: authentieke Brahms of regelrecht Schat’s hemel in | De Utrechtse Internet Courant Klassiek uitjes in het weekend: authentieke Brahms of regelrecht Schat’s hemel in | De Utrechtse Internet Courant

Klassiek uitjes in het weekend: authentieke Brahms of regelrecht Schat’s hemel in

Klassiek uitjes in het weekend: authentieke Brahms of regelrecht Schat’s hemel in

Verfijnd en monumentaal

Muzikale grootheid Johannes Brahms, die gráág in Utrecht verbleef om er muziek te maken, worstelde aanvankelijk enorm met het schrijven van een symfonie. Dat had zowel te maken met de voor veel 19de eeuwse oren (en hoofden) verpletterende symfonisch muziek van Ludwig van Beethoven – vooral met diens enorme, normstellende monumentale 9de symfonie – die voor menig muzieknotenschrijver als vrijwel onneembare burcht gold. Als ook met het gegeven dat Brahms ten diepste een componist van het verfijnde, van muziek in kleine bezetting van kamermuziek was dus.

Want al kennen wij nu aan Brahms het etiket ‘componist’ toe: in zijn dagen was hij vooral (en voorop) als pianist bekend en beroemd. Vrijwel alle berichten daarover duiden erop dat hij een meesterlijk klaviervirtuoos moet zijn geweest, maar waarin wel monumentale toetsenbehendigheid en diepzinnige expressie een mooie fusie met elkaar waren aangegaan. Voor toetsenacrobatiek alléén is Brahms nooit te porren geweest.

Dit worstelen van de componist Brahms met de grootschalige orkestrale muziekvorm-symfonie uitte zich wel hierin, dat hij (wéér) een ambitieus begonnen compositieproject voor een symfonie op enig moment opgaf – twijfel-twijfel-twijfel – en reeds op papier gebrachte muzieknoten dan maar omwerkte tot iets anders. Zoals dit het geval was met Brahms’ eerste pianoconcert dan in eerste aanleg een symfonie had moeten worden, en met zijn beroemde pianokwintet (voor piano, twee violen, een altviool en een cello) uit 1864. Dat Brahms uiteindelijk vier symfonieën voor orkest heeft geproduceerd mag in dit licht gezien dan ook als een Groot Wonder worden beschouwd.

Het grootse gebaar van een symfonie is in dit pianokwintet vanaf het eerste moment overduidelijk waarneembaar: het gaat er heftig, héél heftig aan toe, wat dan ook de hoogste eisen stelt aan uitvoerenden. Niet eens zozeer of zij de vele, vaak hondsmoeilijk muzieknoten wel trekzeker kunnen raken – kwestie van professionele, door en door getrainde techniek: topsport dus – maar er nog iets muzikaals van te maken is, hier wat onderkoeld geformuleerd.

Aan pianist Ronald Brautigam (foto) en het Narratio (strijk)kwartet – de harde kern van de Nieuwe Philharmonie Utrecht – is deze taak zeer wel toevertrouwd. In de Geertekerk zetten de musici zich niet alleen in postuur voor Brahms’ kamermuzikale Mount Everest, maar ook voor Beethoven’s zogeheten ‘Harfenquartett’ uit 1809: groter tegenstelling is eigenlijk niet mogelijk binnen een 19de eeuws kamermuziekprogramma. Wie denkt dat hij/zij wel zo ongeveer weet wat Brahms’ geladen vertoog inhoudt, die doet zich tekort door niet naar dit concert te gaan. Pianist en strijkers bespelen muziekinstrumenten uit Brahms’ tijd (en daarvoor) en weten raad met uitdrukkingsvormen uit het ‘klassieke deel’ van de romantische 19de eeuw waarin het principe van spreken-zonder-woorden leidend is. Of praktisch gesproken: er klinkt geen wapper-vibrato zoals zo vaak bij kamermuziekconcerten met strijkers, maar een enorme variëteit aan muzikale uitdrukkingsvormen waarvan het vibrato – het zegmaar deinen met een klank – er slechts één is en dat bovendien allerlei subtiele varianten kent. Ik schreef het al: Brahms was de man van de verfijning hoe groots hij ook kon uitpakken. Prima paradox zo!

GEERTEKERK – Vrijdag 1 februari 2013, 20.15 uur. Ronald Brautigam, piano en het Narratio kwartet (eerste violist:  Johannes Leertouwer, dirigent van de Nieuwe Philharmonie Utrecht). Programma: werk van Beethoven en Brahms.

Opgelet: voor DUIClezers geldt een speciale aanbieding voor dit concert: zie elders in deze digitale krant.

 

 

 

 

 

Regelrecht naar boven

Of ik zin had om repetities bij te wonen van zijn orkestwerk De Hemel door het Concertgebouworkest met zijn chef-dirigent Riccardo Chailly op de bok. Prettig verrast was ik door de uitnodiging van componist Peter Schat, die ik enkele keren daarvoor ontmoet had o.a. in interviews voor de krant. Het waren plezierige gesprekken met veel wijn, humor en gepassioneerde betogen over een door Schat zelf ontworpen toonsysteem – zeg maar een eigen muzikale ‘taal’ met de daarbij behorende ‘grammatica’ – die als De Toonklok de geschiedenisboeken is ingegaan. Ik ging dan ook graag op zijn uitnodiging in.

Vrij bijzonder vond ik het keukenbezoek enkele dagen later aan het Amsterdamse Concertgebouw – alle orkestmusici in gewone kleren op het podium van de grote zaal – waarin Schat’s De Hemel vanuit al die verschillende partijen en de dirigeer-partituur voor de allereerst keer klinkende realiteit werd voor het orkest. Het was slechts een kwestie van doorspelen van de nieuwe orkestcompositie – een middel voor orkest en dirigent om wat grip te krijgen op iets volkomen onbekends – maar het klinkende resultaat greep mij echt bij de strot. Met een componist, ook ergens in die lege zaal, die zichtbaar tegen zijn tranen vocht wat zoals hij later vertelde allereerst met de sublieme kwaliteit van het orkest te maken had. Het was hemels zei hij toen met een knipoog.

Peter Schat (1935-2003) was een geboren en getogen Utrechter. Als telg van een bekend Utrechts bakkersgeslacht bleek hij over uitzonderlijke muzikale talenten te beschikken waarmee zijn (protestants-christelijke) omgeving, vriendelijk geformuleerd, niet eentweedrie uit de voeten kon. Gevolg? De jonge Schat gooide zijn kont tegen de krib en ging zijn eigen weg. Ook in letterlijke betekenis, want na wat omzwervingen belandde hij in Amsterdam – Utrechts fraaie noordwestelijke buitenwijk (grapje) – om er regelmatig de boel op stelten te zetten: in de protestbeweging van jonge musici en componisten die als de Notenkrakers de 20ste eeuwse cultuurgeschiedenis zijn ingegaan. In deze weg-met-de-Gevestigde Ordebeweging, waarin meer van dit soort (oprechte) Wild Sixties-kreten klonken, gold Schat dan ook als gangmaker: eenmaal angry young man, voor altijd boze jongeman. Dit  bleek in vele hierop volgende jaren waarin hij een oeuvre bij elkaar schreef dat vele traditionele grenzen verlegde en in veel opzichten met werkelijk vernieuwend was. Het laatste geldt ook voor Schat’s op enige moment zelfbedachte en -ontworpen toonsysteem De Toonklok waarmee hij voor zichzelf een ontsnappingsroute creëerde uit de dodecafonie en het seriëlisme: twee ‘strenge’ toonsystemen waarmee meer het hoofd dan het gevoel worden bediend.

Peter Schat’s De Hemel – twaalf symfonische variaties, op. 37 (1989/1990) – is een van de fraaiste specimen van die Toonklok. Het staat vanavond centraal in een programma van het Radio Filharmonisch Orkest dat geleid wordt door de dirigent Jun Märkle. Hiernaast voert het Groot Omroepkoor het aangrijpende motet ‘Frieden auf Erde’ van Arnold Schönberg uit, waarna het orkest de avond besluit met de tweede suite uit de symphonie choréographique ‘Daphis et Chloë’. Het concert is onderdeel van de serie ‘Utrecht Centraal’ waarin dit keer – vanzelfsprekend – Peter Schat postuum de Utrecht-factor voor zijn rekening neemt.

MUZIEKCENTRUM VREDENBURG LEIDSCHE RIJN – Vrijdag 1 februari 2013, 20.15 uur. Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Jun Märkl. Programma: werk van Schat, Schönberg en Ravel. Concertinleiding om 19.30 uur door de musicologe Thea Derks. Kaarten:www.vredenburg.nl

1 Reactie

Reageren
  1. Rob van der Hilst

    BESPREKING van het Beethoven/Brahmsconcert door het Narratiokwartet en Ronald Brautigam, piano op 1 februari 2013 in de Geertekerk in Utrecht. Kwalificatie: 8-10

    Het Narratiokwartet – het begrip narratio komt uit de klassieke retorica, de kunst van de welsprekendheid, en betekent het uiteenzetten van het feitenmateriaal binnen een groter geheel – verraste het ruim tachtigkoppige publiek met een voorstelling van muzikale zaken die voor jong en oud (50-50 in de zaal) ongehoord was.

    Het laatste dient in letterlijke betekenis te worden verstaan want al zullen ‘de noten’ van Beethovens harpkwartet en van Brahms’ pianokwintet voor geoefende oren zonder meer welbekend zijn geweest, wat de klank zelf betreft was het allerwegen Nieuw.

    Zo kwam het raffinement van Beethovens quasi-lichtvoetige harpkwartet duidelijker dan ooit naar voren doordat het kwartet er een ‘oneindig’ scala van klankkleuren op losliet. Daarin bleek het beruchte ‘vibrato’ – een bewust toepassen van schommelingen van één toon (soort ‘bibber’) – voor het Narratiokwartet een alles behalve eenduidige aangelegenheid te zijn, elke uitgekiende keer dat het werd toegepast.

    Voor de meeste strijkkwarteten is aanwenden van het vibrato de zegmaar muzikale basishouding, waardoor zo’n gezelschap dan constant in een staat van collectieve klankonzuiverheid verkeert. Dit wordt wel en meer dan eens als ‘pure romantiek’ beschouwd: ikzelf beschouw dat constante vibrato als regelrechte aanval op mijn gehoor en zenuwstelsel en ook nog eens op mijn smaakpapillen. Ieder zijn meug moet u maar denken.

    Het Narratiokwartet daarentegen kende bij het toepassen van het vibrato (en dit ook nog eens in verschillende intensiteiten) daaraan de oerbetekenis van ‘delicate expressie’ toe. Dus alleen op momenten in de partituur dat dit metterdaad geboden is.

    Gevolg? Dat alle meemakers van de muziekuitvoering een klankkleurendoos van zeer grote omvang kregen uitgeserveerd waardoor het tekstloze verhaal van de compositie aan duidelijkheid, betekenis en diepte won. Geen quartettbusines-as-usual dus.

    Ook ‘nieuw’ was dat het doorgaans demonische karakter van Brahms’ beroemde/beruchte pianokwintet plaats maakte voor wat de compositie in essentie is: muzikaal drama. Ronald Brautigam bespeelde een prachtige 19de eeuwse Erardvleugel waardoor het meestal alle andere instrumenten overdonderende fortissimo’s nu eens binnen de muzikale perken bleef: ook hier gold, kracht en sterkte als muzikale expressie.

    ‘Echte mannenmuziek’ vond mijn buurvrouw het werk op deze manier klinken: sterk en krachtig. En op zachte momenten uitermate lyrisch. Haar buurman – echtgenoot? – beaamde het met een lichte blos op de wangen.
    Gaat muziek hier eigenlijk wel om alleen muziek vroeg ik mij dan ook af. Túúrluk, maar er kan meer aan de hand zijn zoals de vijf musici vrijdagavond overduidelijk bewezen: intelligente verfijning in plaats van constant gejengel, drama in plaats demonie.
    Een voltreffer dus dit kamermuziekconcert dat door de Nieuwe Philharmonie Utrecht in de Geertekerk was georganiseerd.
    .
    Rob van der Hilst

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).