Martenshuis: de rijke historie van Janskerkhof 16 | De Utrechtse Internet Courant Martenshuis: de rijke historie van Janskerkhof 16 | De Utrechtse Internet Courant

Martenshuis: de rijke historie van Janskerkhof 16

Martenshuis: de rijke historie van Janskerkhof 16
Janskerkhof 16 (Arjan den Boer)
Van alle patriciërshuizen rond het Janskerkhof is het Martenshuis misschien wel het meest bijzonder. Uniek is namelijk dat niet alleen het huis zelf bewaard is gebleven, maar ook de kunstcollectie, veel meubilair en het familie-archief, zij het op andere plaatsen. Eeuwenlang was het pand in handen van dezelfde familie Martens, al werd het korte tijd bewoond door de Prins van Condé, de ‘onderkoning’ van Frankrijk.

Van alle patriciërshuizen rond het Janskerkhof is het Martenshuis misschien wel het meest bijzonder. Uniek is namelijk dat niet alleen het huis zelf bewaard is gebleven, maar ook de kunstcollectie, veel meubilair en het familie-archief, zij het op andere plaatsen. Eeuwenlang was het pand in handen van dezelfde familie Martens, al werd het korte tijd bewoond door de Prins van Condé, de ‘onderkoning’ van Frankrijk.

In 1658 kocht de Utrechtse arts en oud-burgemeester Cornelis Booth een groot stuk grond met bebouwing tussen het Janskerkhof en de Voorstraat. In de middeleeuwen was het een claustraal huis geweest waar kanunniken woonden. Hij liet er een dwarsstraat aanleggen — de Boothstraat — en het huis verbouwen met de ingang een kwartslag gedraaid naar de nieuwe straat. Het grote voorhof aan het Janskerkhof en de achtertuin aan de Voorstraat verkocht hij als bouwkavels.

Door Booth gekochte perceel, 1658. Links de Janskerk (Het Utrechts Archief)

Het voorste stuk grond werd gekocht door (oud-)burgemeester Johan van Nellesteyn en zijn 20-jarige schoonzus Aletta Pater, van wie hij voogd was. Ze lieten er twee vrijwel gelijke huizen bouwen, het huidige Janskerkhof 15a voor Van Nellesteyn en Janskerkhof 16 voor Aletta Pater en haar toekomstige gezin. Net als op nummer 15a was de ingang van nummer 16 oorspronkelijk in het midden van de voorgevel. Er waren bruggetjes over het (later gedempte) grachtje langs het Janskerkhof.

Links de twee huizen Janskerkhof 15a en 16 in 1950 (G.J. Lauwers, HUA)

De huizen kregen de sobere stijl van het Hollandse classicisme die toen gangbaar was, vrijwel zonder decoraties. Ze moeten bij gereedkomen in 1663 een moderne indruk hebben gewekt vanwege de grote ramen. Bouwers waren de metselaars Gijsbert Anthonisz van Vianen en Peter Jansz van Cothen, die waarschijnlijk ook het ontwerp maakten. In deze periode waren er nog nauwelijks echte architecten en deden aannemers het ontwerp ‘erbij’ voor een toeslag van 1% van de bouwsom.

Kunst en meubelstukken

Aletta Pater trouwde in 1663 met de advocaat Jacob Martens, telg van een Antwerpse koopliedenfamilie. Hij trad later toe tot de Utrechtse vroedschap (gemeenteraad) en het nageslacht van Jacob en Aletta zou tot in de 19e eeuw een belangrijke rol blijven spelen in het stads- en provinciebestuur. Janskerkhof 16, oftewel het Martenshuis, bleef tot ver in de 20e eeuw in bezit van de familie Martens.

Aletta Pater door Cornelis Janssens van Ceulen en Jacob Martens door Nicolaes Maes (Centraal Museum)

Aletta Pater was een kleindochter van de Utrechtse koopman en kunstschilder Joachim Wttewael. Zij had veel van zijn schilderijen en meubels geërfd, die garant stonden voor een bijzondere inrichting van het huis aan het Janskerkhof. Maar ook Jacob was — net als zijn ouders — een fervent kunstverzamelaar, wat ook voor de volgende generaties gold. Uniek is dat de complete kunstverzameling van de familie Martens bewaard is gebleven, tegenwoordig bij het Centraal Museum.

De zaal in 2020 (Arjan den Boer)

De belangrijkste ruimte op de hoofdverdieping van het huis was de rechter achterkamer, ‘het groot salet’ oftewel de grote zaal, die als ontvangstkamer diende. De wanden waren oorspronkelijk bekleed met Amsterdams goudleerbehang, rond 1750 vervangen door donkerrood velours d’Utrecht. Tegenwoordig is deze ruimte weer met (nieuw) rood velours bekleed; originele delen bevinden zich in het Centraal Museum.

Detail houtsnijwerk (Arjan den Boer)

De monumentale 17e-eeuwse schoorsteenpartij is nog altijd aanwezig. Deze bestaat uit een hoge houten rookkap die rust op zuilen van marmer. De kap is rijk gedecoreerd met houtsnijwerk van de Utrechtse beeldsnijder Chrispijn Vreem, die ook de schouwen in Huis Linschoten maakte. De decoraties kennen een opvallende combinatie van klassieke festoenen en destijds zeer modern kwabwerk (grillige of weke organische vormen).

Het houtsnijwerk bevat twee lege wapenschilden, waarop vermoedelijk de alliantiewapens van Jacob Martens en Aletta Pater hebben gestaan. Het hout van de rookkap is gemarmerd (met marmerpatroon beschilderd) zodat het een eenheid lijkt te vormen met de marmeren zuilen. Deze zuilen met kapitelen zijn van steenhouwer Nicolaas van Damast, die ook de gevel van het stadhuis van Wijk bij Duurstede decoreerde.

Schoorsteenpartij in 1919 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Midden op de schoorsteen is ruimte overgelaten waar precies het schilderij ‘De groentevrouw’ van Joachim Wtewael past. Het kleurrijke doek heeft daar waarschijnlijk eeuwenlang gehangen, totdat het in 1918 naar het museum ging. Het schilderij verbeeldt een spreekwoord: ‘Een rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand’. Een jong meisje laat haar moeder een rotte appel zien, een waarschuwing tegen moreel verval. Tegenwoordig hangt er een reproductie van het doek aan de schoorsteen; het origineel is te zien in Expo 4 van het Centraal Museum.

De Groentevrouw door Joachim Wtewael, circa 1618 (Centraal Museum)

Behalve schilderijen erfde Aletta ook tenminste twee meubelstukken van Wtewael, een tafel en een kast. De ‘groote lange uyttreckende tafel’, zoals vermeld in een inventaris van Martens’ bezittingen, is afgebeeld op een portret dat Joachim Wtewael in 1628 van zijn dochter Eva schilderde. De tafel is herkenbaar aan het ebbenhouten paneeltje aan de poot die onder het tafelkleed uitsteekt. Wellicht was deze tafel speciaal gemaakt voor Wtewael, die misschien zelf aan het ontwerp heeft bijgedragen. Ook een eikenhouten kast met houtsnijwerk en decoraties van ebben-, noten- en perenhout komt uit zijn nalatenschap. Hoewel de kast en tafel allebei een brede rand met ‘schubben’ hebben, zijn ze los van elkaar gemaakt.

Schilderij Joachim Wtewael, 1628 en detail tafelpoot (Centraal Museum)

Rampjaar

In het Rampjaar 1672 bezetten Franse troepen de stad Utrecht. De families Martens en Van Nellesteyn vluchtten na verloop van tijd naar het vrije Amsterdam, vooral vanwege de dwangsommen die aan de bezetter betaald moesten worden. De Franse bevelhebber, Lodewijk II van Bourbon, Prins van Condé, nam zijn intrek in hun beide huizen aan het Janskerkhof. Dat blijkt uit het dagboek van Everard Booth, zoon van de oud-burgemeester die net als zijn vader een huis aan de Boothstraat had, direct achter Janskerkhof 15a-16.

Restanten originele keuken Janskerkhof 16 (Arjan den Boer)

Booth jr. beschreef dat de keuken in het souterrain aan het Janskerkhof de Fransen niet beviel, en dat ze daarom zijn keuken in de aangrenzende Boothstraat kwamen inspecteren. Uiteindelijk kozen de Fransen een ander buurhuis uit om de keuken onder te brengen. Het betrof het later afgebroken huis van Diederick Borre van Amerongen, heer van Sandenburg. Dit stond op de open plek waar nu de ‘zijtuin’ met entree van Janskerhof 16 is. Daar werd ‘preparatie gemaekt tot de kokerije voor de tafel van de Prins van Condé, in welke sael 8 fournuisen werden gemaekt’. De muur tussen Janskerkhof 16 en het buurhuis werd daarbij doorgebroken.

Tegelvloer uit het buurhuis waar Condé zijn keuken had, gevonden in 1862 (HUA)

Gezien de statuur van de Prins van Condé — na de Zonnekoning de machtigste man van Frankrijk — en de grandeur van zijn kasteel in Chantilly, moet er op Janskerk 15a en 16 enkele maanden een hofcultuur hebben geheerst. De prins was een liefhebber van goed eten (zijn kok bedacht de Crème Chantilly), maar ook van kunst, literatuur en muziek. Hij was beschermheer van libertijnse denkers als de toneelschrijvers Molière en Racine. Ook in Utrecht heeft hij wellicht schrijvers en kunstenaars ontvangen, wat wel blijkt uit zijn uitnodiging aan Spinoza. Maar toen deze vermaarde filosoof in juli 1673 in Utrecht arriveerde, was Condé al vertrokken om er nooit meer terug te keren.

Lodewijk II van Bourbon, prins van Condé, circa 1675 (Château de Versailles)

In het najaar van 1673 verlieten de Fransen definitief de Domstad en keerden de families Martens en Van Nellesteyn terug in hun huizen aan het Janskerkhof. De schade was beperkt gebleven; een deel van de huisraad was per schuit meegegaan naar Amsterdam. Wel moest Martens constateren dat van de 900 guldens die hij in de kas had achtergelaten er nog maar 175 over waren. Ook raakte hij net als andere prominente Utrechters tijdelijk zijn zetel in de vroedschap kwijt omdat stadhouder Willem III vond dat de Utrechters teveel met de Franse hadden samengewerkt.

Verbouwing 19e eeuw

Na het overlijden van Aletta Pater en Jacob Martens werd het pand bewoond door hun kinderen en kleinkinderen. Halverwege de 18e eeuw volgde een periode van verhuur. Vanaf 1780 was Janskerkhof 16 een vrijgezellenhuishouden van twee zussen Martens. Na hun dood kwam het huis in handen van hun neef Jacob. Deze Jacob Constantijn Martens van Sevenhoven was rechter en conservatief politicus (gemeenteraads- en eerstekamerlid). Rond 1830 werd hij in de adel verheven en kon hij zijn familienaam passend uitbreiden door de verwerving van de heerlijkheid Sevenhoven (Lopikerkapel). Hij was ook een niet onverdienstelijk schilder en tekenaar, waarvoor hij les had gekregen van Jan Apeldoorn. Het Centraal Museum bezit ruim 80 tekeningen en enkele aquarellen en schilderijen van hem, onder meer van de ruïne van kasteel De Haar.

Aanbouw met nieuwe entree uit 1832 (Arjan den Boer)

Jacob Martens van Sevenhoven was ook architectuurliefhebber. Hij was op dat gebied actief bij de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij maakte zelf een bouwkundige tekening van de Domtoren, de Cuneratoren in Rhenen en de Amersfoortse O.L.V.-toren. Ook was Martens van Sevenhoven betrokken bij de bouwplannen voor het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen (K&W) aan de Mariaplaats. Toen hij zijn eigen woning aan het Janskerkhof in 1832 liet verbouwen en uitbreiden, kon hij deze kennis en interesse toepassen. De verbouwing werd mogelijk omdat hij het linker buurhuis — het voormalige huis van Borre van Amerongen — had aangekocht en liet afbreken.

Bouwtekening door Floris van Embden, 1832 (Het Utrechts Archief)

Hoewel hij waarschijnlijk zelf uitgesproken ideeën had over de verbouwing van het huis, voor de ontwerptekening en toezicht op de uitvoering schakelde Martens van Sevenhoven de Utrechtse ‘meestertimmerman’ Floris van Embden (1795-1836) in — niet de verwarren met diens vader Johannes, die stadsarchitect was. Floris van Embden heeft ook het Burgerweeshuis (later NV-huis en Tivoli) aan de Oudegracht ontworpen. Van Embden beschikte over een grote bibliotheek over architectuur en kon dus met zijn opdrachtgever discussiëren over de ontwikkelingen op dat gebied. Ze kozen voor een modern-classicistische stijl zoals die aan de academie in Amsterdam werd onderwezen.

Hoek aanbouw waarin het oude poorthuis is opgenomen (Arjan den Boer)

De entree werd verplaatst van de voorgevel naar de nieuwe vleugel aan de linkerkant van het huis, die witgepleisterd werd. In de rechterkant van dit nieuwe gedeelte werd echter het 17de-eeuwse poorthuis van het voormalige buurpand opgenomen, dat eveneens gepleisterd werd om er een eenheid van te maken. Links verrees een nieuwe, gespiegelde versie van dit poorthuis, echter zonder afgeschuinde zijde.

Hal met bordes en tochtportaal (Arjan den Boer)

De entree in het midden wordt gemarkeerd door ongepleisterde bakstenen in een ruw metselverband. De deur heeft een groot halfrond bovenlicht en een natuurstenen omlijsting. Achter de deur is een ruime hal met binnenbordes en een portaal van hout en glas met boogvormige ruitjes en openslaande deuren. De nieuwe entree maakte het mogelijk om met de koets op eigen terrein tot vlak voor de deur te rijden en zo gasten te ontvangen. Het binnenterrein naast het huis werd afgesloten met een grote poort, ook in neoclassicistische stijl. Deze poort is later verdwenen; tegenwoordig staat er een muur met hek.

Expositie ‘Een ideaal huis aan het Janskerkhof’, 2002 (Centraal Museum)

Hoe zag het interieur van het Martenshuis er in de 19e eeuw uit? Veel elementen uit vroeger eeuwen waren natuurlijk bewaard gebleven, maar er waren ook nieuwe meubels bijgekomen, zoals een 18e-eeuws kabinet en uit de 19e eeuw een kroonluchter en verschillende stoelen. En natuurlijk portretten van de volgende generaties Martens, onder meer van Jacob Martens van Sevenhoven. Een indruk van het interieur — met elementen uit alle eeuwen — gaf de tentoonstelling ‘Een ideaal huis aan het Janskerkhof – Het historisch interieur van Martens van Sevenhoven’ die in 2002 werd gehouden in het Centraal Museum, waar immers de schilderijen en meubels waren terechtgekomen.

Bloemenmarkt Janskerhof door Jan Martens, ca. 1880 (Het Utrechts Archief)

Jacob Martens van Sevenhoven en zijn vrouw bleven kinderloos. Ze lieten het huis na aan hun neef Jan Louis Anne Martens. Hij was jurist, gemeenteraadslid en heemraad van Hoge en Lage Weide en daarnaast een vroege amateur-fotograaf, die rond 1880 onder meer de bloemenmarkt op het Janskerkhof — pal voor zijn huis — vereeuwigde.

Jan Martens liet het koetshuis en de stal afbreken, waarbij de 14e-eeuwse tegelvloer van het oude buurhuis werd teruggevonden. Hij nam een nieuw koetshuis in gebruik aan de Boothstraat 2. Ook liet Martens de poort uit 1832 weer slopen en vervangen door een ijzeren hek. Het grachtje langs het Janskerkhof werd geheel overkluisd, zodat er geen bruggetje meer nodig was. Door deze ingrepen ontstond een open zijtuin in plaats van een binnenplaats. Jan Martens en zijn gezin verbleven vaak op landhuis De Velhorst in Lochem, dat in familiebezit was gekomen via zijn huwelijk met jonkvrouw Johanna Benjamina van Rappard.

Het ijzeren hek en de zijtuin in 1885 (L.H Serré, HUA)

Hendrik de Keyser

De laatste particuliere eigenaar van Janskerkhof 16 was een kleinzoon van Jan Martens. Hij had geen kinderen en liet het pand in 1972 na aan de Vereniging Hendrick de Keyser, die zorg draagt voor het behoud van architectonisch of historisch waardevolle huizen en interieurs. Tot 2009 werd het verhuurd aan de Universiteit Utrecht, onder meer als Willem Pompe Instituut voor Strafrechtwetenschappen. In 2010 heeft Hendrick de Keyser het huis laten restaureren en de laatste jaren is Janskerkhof 16 het kantoor van ‘Creative & Digital Agency’ One Shoe. Er werken een kleine 50 mensen.

Gebruik door de universiteit, ca. 1980 (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Hoewel de huidige gebruikers prima huisbewaarders zijn, is er voor de toekomst nog een andere functie denkbaar dan kantoorpand. Sinds enkele jaren stelt de Vereniging Hendrick de Keyser namelijk verschillende historische panden open als Museumhuizen. Het is vast niet eenvoudig om te realiseren, maar het zou prachtig zijn als de rijke collectie meubels en schilderijen van de familie Martens uit het Centraal Museum ooit weer (in bruikleen) kon terugkeren in een deels ingericht Martenshuis.

Achterzijde vanuit de tuin, 2020 (Arjan den Boer)

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

2 Reacties

Reageren
  1. Bayerwald

    Heerlijk, Arjan, zoals jij het verleden van een huis boeiend tot leven brengt. was weer smullen. Dankjewel. Ik kijk uit naar je boek.

  2. Martien Schwencke

    Prachtig stuk! Ik geniet met volle teugen.
    Alleen ben ik een beetje beduust van die tafel van stijger planken met die dure stoelen er om heen in die prachtige ruimte. Is de de beschaving helemaal afgedaald naar het afval hout niveau dat nu zo in is?

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).