Utrecht huisvest grote dichters en schrijvers. DUIC’s eigen literatuurwetenschapper en leesfanaat Merel Blom gaat op zoek naar het verhaal achter deze woordenkunstenaars en gaat met hen in gesprek over hun schrijf- en leeservaring en hun beleving van de stad Utrecht. Om de week te lezen op DUIC.
Fred Penninga – penningmeester (“geen toeval”) van het Utrechts Stadsdichtersgilde– woont al 26 jaar in Utrecht en is, naast dichter, eigenaar van het tekstbureau Tekst & uitleg en kleine uitgeverij Tulip. Hij vertelt over zijn activiteiten als Utrechts dichter, bewust worden van het feit dat je schrijver bent en maatschappelijk engagement.
Penninga en zijn vrouw wonen sinds februari 1988 in Utrecht, in een naar eigen zeggen ‘villeus’ rijtjeshuis. Hun achtertuin grenst aan het Griftpark. “Het is een heel prettige wijk. Ik hoor daar. Ik ben actief in en om het park, met poëzie.” Afgelopen zomer organiseerde en presenteerde de dichter er voor de tiende keer de jaarlijkse Park Picknick Poëzie. Dichters en muzikanten maken samen een programma en iedereen mag komen kijken en luisteren. “De parkcoördinator en ik beginnen elk jaar in januari al aan de volgende editie. Ik denk dat de elfde net zo leuk gaat worden als de vorige tien”, voorspelt Penninga.
“Dichten is geen volleyballen”
Penninga is sinds een jaar lid van het Stadsdichtersgilde en is er penningmeester. “Dat kwam natuurlijk omdat ik Penninga heet. Dan moet je logischerwijs wel over de penningen gaan”, lacht de dichter. “Het is veelzeggend voor het rare clubje dat we zijn. Dichters zijn tamelijk op zichzelf gerichte mensen. Dichten is geen volleyballen, je moet het toch zelf uitzoeken. We zijn twaalf heel verschillende mensen, met allemaal ons eigen perspectief. Daardoor duren onze vergaderingen wel twee keer zo lang als nodig, maar zijn ook erg genoeglijk, lawaaierig, met chaotische besluitvorming.”
Penninga schrijft van kinds af aan gedichten, verhalen en ellenlange brieven, maar zag schrijven lang als iets dat hij ‘ernaast’ deed. “Pas toen ik al dik in de veertig was, ontstond bij mij het idee dat ik eigenlijk veel meer werk moest maken van mijn geschrijf, dat ik ermee aan de weg moest timmeren”, vertelt Penninga. Dan lacht hij: “Ik ben een laatbloeier, als ik al bloei.” In 1985 publiceerde hij zijn eerste (biografische) roman: Ilse. “Dat was mijn eerste blijk naar de wereld: ik kan schrijven, ik wil ook meedoen.”
“Goedemorgen, ik ben Penninga, dichter”
In 1988 volgde Penninga’s poëziedebuut In vriendschap. Naast literatuur bleef ook de non-fictie trekken. “Het is goed voor me om dagelijks te schrijven, of dat nou literatuur is of andersoortige teksten zijn. Het houdt me scherp”, vertelt de schrijver. Hij startte het tekstbureau Tekst & uitleg, waarmee hij inmiddels al ruim vijventwintig jaar teksten maakt voor de non-profit sector: over onderwijs, welzijn, interculturalisatie, gezondheid en zorg. Vanuit het bureau startte de schrijver ook de kleine uitgeverij Tulip (Tekst & uitleg, literaire publicaties).
Inmiddels heeft Penninga vier bundels, verscheidene verhalen en novellen op zijn naam staan. Zijn gedichten werden opgenomen in verzamelbundels en in 1998 won hij de SNS-bank Literatuurprijs. Ook schreef Penninga tussen 2005 en 2011 ruim driehonderd Utrechtse stadsgedichten voor het Stadsblad. “Ik durf nu steeds gemakkelijker, zonder blozen, te zeggen dat ik dichter ben. Dat vind ik al lang niet meer stoer of van belang, ik kan het nu eindelijk gewoon toegeven: goedemorgen, ik ben Penninga, dichter.”
“Ik heb een zwak voor de ‘zielige’ medemens”
Penninga leeft inmiddels al aanzienlijke tijd van zijn pen, maar is van huis uit welzijnswerker. “Na de Mulo wilde ik eigenlijk toneelspeler worden, maar besloot een LOI-cursus Journalistiek te volgen. Ik was zo bleu in die tijd, ik wist nog helemaal niet wat ik precies wilde. Op mijn 21e vertrok ik voor twee jaar naar Australië. Daar kwam ik er achter hoe leuk ik het vind om met kinderen te werken. Niet zozeer in schoolverband, maar om in hun vrijetijd iets voor hen te doen. Sport, maar ook creatieve dingen als schrijven en toneelspelen”, vertelt de dichter. Hij ging terug naar Nederland, volgde de Sociale Academie en werkte jarenlang als Welzijnswerker in programma’s voor jongeren uit achterstandswijken en als onderwijs-opbouwwerker in de Utrechtse wijk Pijlsweerd.
“Ik ben altijd in de weer geweest met mensen in achterstandsposities. Op de een of andere manier heb ik daar een zwak voor. Niet verwonderlijk dat ik geen reclametekstschrijver ben geworden. Ik schrijf teksten voor ontwikkeling, ondersteuning, over dingen die belangrijk zijn om mensen te laten weten. Daar zit wel mijn hart. Maar over de ‘zielige’ medemens heb ik pas afgelopen november voor het eerst een gedicht geschreven. Gek is dat, eigenlijk.”
(Tekst: Merel Blom)
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.