Utrecht kende twee eeuwen geleden nog geen huisnummers. Blijdestein, Ruitenberg of Zoudenbalch, huizen werden gewoonlijk aangeduid met een naam. Dit veranderde toen de Fransen op 17 januari 1795 Utrecht binnen marcheerden en de stad volledig reorganiseerden. Vanaf dat moment kregen huizen een aanduiding met letters en cijfers, waarvan sommige nog steeds bestaan. Historisch onderzoeker Bas van Doesburg ontdekte recent nog twee napoleontische huisnummers.
Het is begin juni als Bas van Doesburg de redactie binnenloopt. Hij legt een papier op tafel. “Huisnummers in Utrecht uit de tijd van Napoleon”, staat in dikke letters bovenaan het document. Een onderwerp waar archivist Jellie van der Meulen in 1993 al onderzoek naar heeft gedaan voor Oud-Utrecht. Dan nog onbekend zijn twee napoleontische huisnummers die Van Doesburg onlangs heeft ontdekt. Hij is als historisch onderzoeker verbonden aan de nationale universiteit van Mexico.
Utrecht dankt het begin van de huisnummering aan de Franse bezetting. Bij de Tolsteegpoort kwamen de Franse troepen op 17 januari 1795 de stad binnen gemarcheerd. Duizenden militairen moesten in korte tijd worden ingekwartierd. Om dit goed te kunnen organiseren, was het nodig alle huizen in de stad te registreren en te nummeren. De Fransen lieten er geen gras over groeien. Nog op dezelfde dag van het besluit, om drie uur ‘s middags, gingen twee leden van het stadsbestuur en een Franse officier de straat op.
‘Voor eeuwig verbannen’
De Fransen konden de oude wijknamen, zoals Zwarte Knechten en Bloedkuil, niet uitspreken. De namen van de acht wijken die Utrecht rijk was, werden daarom vervangen door letters. Nog steeds spreken we bijvoorbeeld van Wijk C. Maar deze wijk droeg eerder de naam Handvoetboog. De nieuwe huisnummers bestonden in de tijd van de Franse bezetting dus uit een letter en een nummer.
Waarschijnlijk kregen de bovenwoningen toen ook de aanduiding ‘bis’ – dat wil zeggen ‘nog eens’. Dat was voor de Fransen een bekend woord. De soldaten die ingekwartierd moesten worden, konden deze nieuwe adressen, die op hun inkwartieringsbiljet vermeld stonden, zo eenvoudig vinden. De bewoners waren verplicht deze mannen in huis te nemen.
De Utrechtse apotheker Hendrik Keetell schreef in zijn dagboek over deze gebeurtenis. Hij betreurde de verdwijning van de vertrouwde wijknamen, die “voor eeuwig verbannen” werden. Toch bleven Utrechters de oude namen nog wel gebruiken.
De oude wijknamen vinden hun oorsprong in de Tachtigjarige Oorlog. Elke wijk in Utrecht moest aan het eind van de zestiende eeuw een burgermilitie leveren. Die moesten de stad beschermen en verdedigen tegen de Spanjaarden. Elke burgermilitie had een eigen vaandel, met daarop een teken dat te maken had met de opstand tegen Spanje of de wapens waarmee de militairen uitgerust waren. De namen van deze tekens koppelde men in de loop van de zeventiende eeuw aan de wijken.
Met de verfkwast
Er zijn nog een aantal oude napoleontische huisnummers te vinden in de stad, die bestaan uit een wijkletter en huisnummer. Boven de deur van een huis aan Oudekamp 5 valt nog net ‘A 1191’ te lezen. “Dit is het enige voorbeeld dat nog over is van het type huisnummers dat op een deurpost geschilderd is”, zegt Van Doesburg.
Tekst loopt verder onder de foto
Doorgaans werden de letters en nummers in de Franse tijd op een snelle en eenvoudige manier op de deurposten geschilderd. Maar dat vervaagde snel. Er ontstond in de loop van de tijd dan ook verwarring door het ontbreken van wijkletters en -nummers op sommige huizen. Volgens het stadsbestuur waren bewoners verantwoordelijk voor het onderhoud van de nummers, maar die voelden daar weinig voor. Huisnummers werden volgens hen vooral gebruikt voor het innen van belastingen door het stadsbestuur.
Een paar maanden voor het overlijden van zijn broer Pepijn, die een grote liefde had voor de stad Utrecht, maakte hij Van Doesburg attent op nog een napoleontische erfenis. Het nummer A 523 op de brievenbusklep van Lange Nieuwstraat 11. “De brievenbus maakt deel uit van een stel fraaie metalen handvatten. In het linkerhandvat zit het plaatje met het huisnummer, terwijl het rechterhandvat de brievenbus, met het woord ‘brieven’ bevat”, zegt Van Doesburg. “Het thema van de huisnummers was vooral naar aanleiding van het overlijden van mijn broer, anders zou ik er niet zo’n aandacht aan besteed hebben.”
Tekst loopt door onder de foto
Nummering per straat
Utrecht groeide snel in de negentiende eeuw. Het systeem van huisnummers per wijk werd al snel chaotisch. Met name bij nieuwbouw buiten de binnenstad kwam de gemeente in de knoop. De huisnummers moesten ingepast worden bij de nummering van de wijk, waardoor letters en subnummers ontstonden. In deze tijd kon huisnummer 66a4 ,7871 of 224ddd boven een onderdeel van een adres zijn.
Een voorstel in de gemeenteraad om een nummering per straat in te voeren werd in 1859 nog verworpen. Een slecht voorbeeld was immers Amsterdam, waar de huizen volgeschreven stonden met allerlei nummers. Pas in 1879 werd een eerste wijziging doorgevoerd: in de binnenstad werden huizen nog per wijk genummerd, maar in de buitenwijken koos men voor nummering per straat. Door de nieuwe nummering per straat werden de problemen grotendeels opgelost.
Met ingang van 1 januari 1891 werd voor de hele gemeente, dus ook voor de binnenstad, een nummering per straat ingevoerd. Daarbij werd bepaald dat de even nummers aan de linkerzijde en de oneven nummers aan de rechterzijde moesten komen, met het beginpunt zo dicht mogelijk bij de Stadhuisbrug. Dit systeem van straatnummering geldt nog steeds in Utrecht.
Lessen uit het verleden
Slechts vier dagen na het overlijden van zijn broer ontdekte Van Doesburg nog een nummer. Het gaat opnieuw om de klep van een brievenbus, dit keer van een pand aan de Hamburgerstraat 21. Wederom staat links het nummer en rechts de klep met daarop “brieven.” Volgens van Doesburg gaat het hier waarschijnlijk om dezelfde maker als die op de deur aan de Lange Nieuwstraat. “Het nummer is helaas wel bijna weg geschilderd, maar met de juiste lichtinval is er nog ‘A 540’ te lezen.”
De ontdekking van deze napoleontische huisnummers werpt een fascinerend licht op de geschiedenis van Utrecht. Ze getuigen niet alleen van een tijd waarin huisnummering een nieuwe orde brachten in de stad, maar ook van een periode waarin Utrechters hun stad moesten delen met Franse soldaten. Met uitzondering van Wijk C zijn alle oude namen van wijken vervaagd. Enkele nummers, verstopt in deurposten en brievenbussen in Utrecht, blijven achter. Ze herinneren ons eraan hoe zelfs kleine details uit het verleden ons kunnen helpen begrijpen hoe onze steden zijn gevormd en georganiseerd.
5 Reacties
ReagerenLeuk stukje, maar 2 eeuwen geleden was het 1824, en toen was de Napoleontische tijd alweer 10 jaar achter ons. Heel Nederland had dus allang huisnummers
Niemand heeft ooit kunnen bewijzen waar de oude Utrechtse wijnamen vandaan kwamen en dan komt DUIC ineens te voorschijn met een verhaal over de 80-jarige oorlog. Een kantttekening dat het ‘maar’ een theorie is, zou handig geweest zijn. De wijk Bloedkuil zou namenlijk heel goed afkomstig kunnen zijn van het gebruik ervan als slachtgebied waar de slagers het voor gebruiken. De wijk Fortuin (met onder andere de Janskerkhof en de Nobelstraat) zou vernoemd zijn naar de enorme rijken mensen die in de wijk woonden. Over de Swarte Knegten heeft wikipedia nog een discutabel artikel
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zwarte_Knechten
Zoek maar op het Oudkerkhof, daar kun je er ook een
vinden.
@ Historicus
Wikipedia is nou ook niet een 100% waterdichte bron.
@wout: precies! Duic is veeeeel betrouwbaarder!