In de jaren zeventig moest de nieuwe wijk Lunetten anders worden dan eerdere uitbreidingswijken zoals Overvecht. Het ontwerpproces werd ‘opengebroken’. De Stichting Architecten Research maakte stedenbouwkundige plannen op basis van inspraak door sociologen, biologen en toekomstige bewoners. Daarin pasten ook experimentele woningen volgens het drager-inbouw-principe. Alleen de drager (skelet, muren en dak) stond vast, terwijl wanden en kozijnen flexibel konden worden ingebouwd.
Op vijf plekken verspreid rondom winkelcentrum Lunetten kwamen in 1981 drager-inbouw-complexen gereed met in totaal ruim 400 woningen. Ze liggen aan de Furkabaan, Hondsrug, Oldambt, Opsterland/Zevenwouden en Oeral/Ardennen. De complexen hebben het uiterlijk van grote gekoppelde chalets, gegroepeerd rond een binnenterrein. Door het kleurgebruik van gevelbekleding en kozijnen heeft de bouwstijl wel iets Scandinavisch. De woningen hebben puntdaken met oranje dakpannen en de korte, dikke bakstenen zijn ook oranje. De gevelpunten en borstweringen zijn bekleed met groene planken, die bij nadere beschouwing niet van hout maar van staal blijken. Opvallende details zijn de diagonale ramen in de dakpunten en de halve puntdaken ter markering van onderdoorgangen. De meer traditioneel gevormde rijtjeshuizen aan de buitenzijdes sluiten qua kleur en materiaal goed aan op de ‘chalets’.
In de ogenschijnlijk gelijkvormige complexen zijn veel verschillende woningtypes ondergebracht, zoals kamers, appartementen, duplexwoningen en rijtjeshuizen. De beoogde bewoners waren studenten, jonge werknemers, kleine en grote gezinnen en ouderen. In de hoeken zijn kleine parkeergarages en fietsenbergingen. De meeste woningen hebben een balkon, een dakterras of een tuin. De bovenwoningen zijn bereikbaar via trappenhuizen en galerijen. Bijzonder is de integratie met naastliggende projecten van andere architecten, zoals doorlopende galerijen. Daardoor kunnen de liften van het naburige bejaardencentrum benut worden door bewoners die slecht ter been zijn.
Inbouwpakket
De architect van de de drager-inbouw-woningen was Frans van der Werf van Kokon Architecten. Dat was de voortzetting van het bureau van Willem van Tijen, die veel flats in Rotterdam en sociale woningbouw in Vlaardingen had ontworpen. Van der Werf had eerder drager-inbouw-woningen gerealiseerd in Molenvliet in Papendrecht, een project dat de aandacht trok. In Lunetten was de hoeveelheid en diversiteit echter groter, reden voor de rijksoverheid om opnieuw een subsidie toe te kennen uit de regeling voor experimentele woningbouw die sinds 1968 bestond.
De bewoners konden zelf hun woningindeling bepalen. Dat gold echter alleen voor de 262 duplexwoningen en rijtjeshuizen. 67% van de bewoners maakte er gebruik van, de rest koos voor de standaardlayout. De architect speelde bij de indeling geen actieve rol. De ontwikkelingsmaatschappij Lunetten BV regelde de afwerking zelf met behulp van een door keuken- en deurenfabrikant Bruynzeel ontwikkeld inbouwpakket. Bouwkundige Piet Priems werd als gebruikersconsulent aangesteld, die samen men vijf studenten van de Wageningen Universiteit de bewoners begeleidde.
Het indelingsontwerp was een gestroomlijnd proces. Na een voorlichtingsavond kregen de bewoners een privéconsult waaruit een schetsontwerp ontstond. Dat werd vervolgens op ware grootte uitgeprobeerd met een speciale opstelling bij de TU in Eindhoven. Na akkoord rekende een computer (!) vervolgens de bestelling voor Bruynzeel uit. Frans van der Werf, die kennelijk toch bij sommige consulten aanwezig was, vertelde later: ‘Je kreeg veel inzicht in hoe mensen willen wonen. Je werd in vertrouwen genomen en kwam soms intieme dingen te weten zoals dat een echtpaar niet meer bij elkaar op de kamer sliep.’
Bewonersparticipatie
Niet alleen de binnenmuren mochten de bewoners kiezen, ook de gevelindeling met kozijnen, ramen, deuren en panelen. Het Zweedse bedrijf Mireshö leverde een flexibel houten gevelsysteem met eenheden van 1,5 meter waarbij men kon kiezen uit vijf verschillende kleuren. ‘Tijdens de overlegbijeenkomsten ontdekten we dat de meeste bewoners de onderverdeling van hun gevels benaderden vanuit binnenactiviteiten, uitzicht en daglicht. Van binnen naar buiten dus, in tegenstelling tot wat architecten gewend zijn’, aldus Van der Werf.
De wooncomplexen van Kokon Architecten in Lunetten zien er tegenwoordig nog altijd goed uit, in tegenstelling tot sommige andere huizen in de wijk. Dat komt door het vrij tijdloze ontwerp en de degelijke uitvoering. De woningen zijn inmiddels mooi ingebed in het groen dat tegenwoordig zo kenmerkend is voor Lunetten. Wat er over is van de flexibele indeling valt echter moeilijker te beoordelen.
Bettina van Santen, architectuurhistoricus van de gemeente, vindt de drager-inbouw-complexen zeker interessant als voorbeeld van experimentele woningbouw uit de jaren zeventig. ‘Architect Frans van der Werf was een groot pleitbezorger voor bewonersparticipatie bij de invulling van de eigen woning. Je ziet het resultaat daarvan niet zozeer terug aan de buitenzijde, maar vooral aan de vele verschillende woningplattegronden. Ook de architectuur en de opzet rond binnenhoven hebben zeker kwaliteit. Voor een eindoordeel over de cultuurhistorische waarde van de woningcomplexen gaan we ze nog eens goed bekijken.’
In de serie ‘Nieuwe monumenten 1970-2000’ bespreekt Arjan den Boer gebouwen die eventueel in aanmerking komen als nieuwe gemeentelijke monumenten; ze zijn dat dus nog niet. De gemeente Utrecht rondt eind 2020 een inventarisatie af, waarna besluitvorming zal volgen.
2 Reacties
ReagerenLeuk artikel wederom!
Wat jammer is, dat architecten deze wijze lessen uit het verleden, de menselijke maat van de consument, al lang zijn vergeten omdat het niet binnen hun belevingsscope valt. Dus ramen en deuren zitten in moderne nieuwbouw op locaties waar je ze niet wil hebben, of zijn te klein/ te groot en etc.
Kijk, zo schuilt er achter deze foeilelijke gebouwen wel een mooi verhaal en concept. Laten we vooral dat verhaal documenteren en vastleggen voor het nageslacht en niet (al) deze gebouwen aanmerken als monument.