De onderdoorgang van de Domtoren in Utrecht heeft een eigen straatnaam gekregen; de Jacob van Eyckpassage. Hij leefde van 1589 tot 1657 en werd in 1625 benoemd tot beiaardier van de Dom. Op het Domplein ligt al langer een gedenksteen voor Van Eyck.
De commissie Straatnaamgeving vond het een goed idee om de onderdoorgang naar hem te vernoemen en sinds 18 juli is de nieuwe straatnaam van kracht. Er hangt overigens nog geen bordje, maar als dat wel zo is komt het volgende onderschrift erbij: “1589-1657 Stadsbeiaardier, campanoloog, blokfluitist.” De Jacob van Eyckpassage ligt tussen de Servetstraat en het Domplein.
Gilde Utrecht
Het Gilde Utrecht schreef eerder voor DUIC uitgebreid over Jacob van Eyck. Dat verhaal is hieronder nog eens terug te lezen.
Jacob van Eyck werd blind geboren, vermoedelijk in Heusden. Voor blinden stonden rond 1600 maar weinig beroepen open, maar voor muzikaal begaafde personen waren organist of beiaardier een mogelijkheid. In die tijd was er in Heusden een klein carillon in de toren van het stadhuis. Op een of andere manier kreeg Jacob de kans op dit carillon te spelen.
Kennelijk ging dit goed, want vanaf 1622 mocht hij de voorslag ‘versteken’. De voorslag is het melodietje dat op het carillon gespeeld wordt voordat een luiklok het hele of halve uur slaat. Door versteken van de pennen op de (ronddraaiende) cilinder waarmee de klokken tot klinken worden gebracht, verandert de melodie.
Naar Utrecht
In 1623 komt Van Eyck naar Utrecht om naar het carillon te luisteren. In 1606 werden aan de bestaande zes klokken die gebruikt werden voor een voorslag nog eens zes klokken toegevoegd, zodat Utrecht nu een klein carillon had van twaalf klokken. In 1625 werd Van Eyck door de stad en het Domkapittel als stadsbeiaardier aangesteld voor 350 gulden per jaar.
Van Eyck ontdekte hoe de klank en toonhoogte van klokken beïnvloed kan worden door de vorm van de klok te veranderen en hoe de juiste boventonen te kiezen. Anders gezegd: hij kon klokken stemmen. Tot dan toe was het gieten van een klok met een zuivere klank meer een zaak van toeval, hoewel men vanaf de vijftiende eeuw wel min of meer goed klinkende klokken met behulp van sjablonen kon kopiëren. Hij deed zijn ontdekkingen door op verschillende toonhoogten te fluiten met zijn mond en zo een klok tot resoneren te brengen. Dit lukte hem zowel met de grondtoon als de gewenste boventonen.
Goed gestemde beiaards
Door toedoen van zijn geleerde familielid Christiaan Huygens (1629-1695) werden de ontdekkingen van Van Eyck in geheel Europa bekend. In samenwerking met de gebroeders François en Pieter Hemony – die klokken met het juiste profiel konden gieten – kwamen goed gestemde beiaards tot stand, het eerst in Zutphen (1645). In Utrecht kreeg de Jacobitoren als eerste een carillon van de Hemony’s (1651), gevolgd door de Nicolaastoren (1656). De Domtoren kreeg pas in 1665 een groot carillon met een omvang van 3,5 octaven. Het carillon van de Jacobikerk is niet meer aanwezig, maar een replica bevindt zich in de kerk onder de toren.
Jacob van Eyck was ook beiaardier van de St. Janskerk. Daar kreeg hij in 1649 een loonsverhoging, op voorwaarde dat hij de wandelaars op het kerkhof ’s avonds zo nu dan zou vermaken met het gefluit van zijn blokfluit. De muziek die hij speelde bestond uit variaties van Nederlandse volks- en kerstliedjes en andere bekende melodieën maar ook Geneefse psalmen.
Hij maakte voor de variaties gebruik van ‘breken’: de noten van de melodie worden gebroken, omgezet in groepjes omspelende noten van steeds kortere duur, zodat de laatste variatie een notenbeeld geeft van zestienden en tweeëndertigsten. Dat maakt dat bij handhaving van de totale duur van de melodie het spelen op de fluit steeds meer virtuositeit vereist. De kunst voor de luisteraar is het kunnen herkennen van de grondmelodie onder al de omspelingen. De variaties verschenen in 1644-’49 in drie delen als Der Fluyten Lusthof en bevatten 143 melodieën. In 2007 maakte de blokfluitist Erik Bosgraaf een 3-cd-set met 69 melodieën (Brilliant Classics 93757) die een grote verspreiding bereikte.
Bronnen:
– Een muziekgeschiedenis der Nederlanden / Onder hoofdredactie van Louis Peter de Grijp (Amsterdam University Press, 2002). Hierin: Hoofdstuk 36, André Lehr: Een omwenteling in de kunst van het stemmen van klokken. En: Thiemo Wind: Jacob van Eyck en de instrumentale variatiekunst
– Beiaardkunst in de Lage Landen, André Lehr (Tielt, Lannoo, 1991)
23 Reacties
ReagerenHoe kan van Eijck naar het carillon kijken als hij blind is?
Jacob van Eyck werd blind geboren en kwam in 1623 naar Utrecht om naar het carillon te kijken. Tja…
Als kind van een blinde vader: kijken is een prima term, in de betekenis van beoordelen / instellen. Gebruik regelmatig “kijk even” als ik hem iets aangeef en we gebruiken zelfs de term ‘televisie kijken’ in zijn bijzijn. Dat twee voorgangers met vijf minuten afstand dezelfde wijsneus uithangen is snurkwaardig.
Een heel mooi initiatief!
“Onder de Dom”. De enige juiste naam als die paar meter dan echt een straatnaambordje moeten krijgen. Dit slaat nergens op.
Dus het adres van de Dom is nu Jacob van Eyckpassage 1 ?
Ontroerend (met de achtergrondgeschiedenis erbij)!
Interessant verhaal. Leuk, dat de onderdoorgang van de Dom nu een terechte naam heeft gekregen!
Heel mooi en volkomen terecht dit eerbetoon aan van Eijck. Hij was een Hollandse meester pur sang. Niet alleen ‘zomaar een beiaardier’ maar misschien vooral ook een geniaal componist. De passage onder de dom krijgt hiermee extra allure.
Luister zelf maar:
https://youtu.be/ishrucKeoeg
Die man verdient beter dan een onderdoorgang!
Ik stel voor:
Jacob van Eyckdoorsteek
of
Jacob van Eyckdoorgang
Het carillon van de Jacobikerk is niet meer aanwezig, maar een replica bevindt zich in de kerk onder de toren.
Dit is niet juist. Het Jacobi uurwerk heeft na de storm van 1674 nog tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw in de Jacobi toren dienst gedaan. De klokken van het carillon waren verloren gegaan na het ineenstorten van de toren. De Messing speeltrommel werd verkocht om de de herstelwerkzaamheden van de kerk en toren enigszins te bekostigen. Het uurwerk heeft na de restauratie van kerk en toren in de jaren 50 nog een aantal jaren op de bouwwerf van de gemeente gestaan en is vervolgens opgesteld onder in de Buurtoren. Een vijftal vrijwilligers van UKG en UKV, aangevuld met een bestuurslid van de stichting tot behoud van torenuurwerken en een ambtenaar van de gemeente Utrecht, hebben jaren gewerkt om het uurwerk, of wat daarvan over was, weer tot klinken te brengen. De grootste klus was het vervaardigen van een nieuwe trommel, die nu van hout is gemaakt, maar niet van echt te onderscheiden is. Met klankstaven wordt een heel aardig beeld gegeven hoe een torenuurwerk met speelwerk functioneert. Ook het heel en half uurslagwerk functioneert weer, maar dan wel met echte klokken. Uiteindelijk is het uurwerk opgesteld onder in de Jacobi toren. Op open Monumentendag zal het uurwerk elk uur gedemonstreerd worden.
Theo Poort.
Ok, Duic, prachtig dit onbegrijpelijk musicologisch jargon: “de noten van de melodie worden gebroken, omgezet in groepjes omspelende noten van steeds kortere duur, zodat de laatste variatie een notenbeeld geeft van zestienden en tweeëndertigsten.”
Sorry hoor maar moet dit nou? Meneer heeft (terecht) al een fraaie steen liggen. En dan dat woord “passage”……Wie verzint dit in godsnaam?
Honderden jaren lang wist elke Utrechter wat er met de doorgang onder de Dom bedoeld werd.
Mijn ouders gaven in de jaren 50 in die doorgang, halverwege bij het poortje, elkaar hun eerste zoen.
Ehh sorry, bij het poortje in de Jacob van Eyckpassage…………
Deze man verdiend eerder een standbeeld in de Flora’s Hof dan een straatnaambord in de onderdoorgang van de Domtoren. En volgens de regels van de straatnamen commissie kan het ook niet omdat er geen huisnummers zijn, hetgeen ik destijds te horen kreeg bij de aanvraag voor de Floris Heermalebrug.
325 gulden in 1625 klinkt als een stevig salaris. Weet iemand waar men gemiddeld van rondkwam of de koopkracht?
Wat een deftig gebeuren: “passage”
Wat is er mis met (onder)doorgang?
@ S
Gewoon ‘onder de dom’.
Makkelijker kunnen we het niet maken., moeilijker zoals altijd in Utrecht wel.
Voor de echte Utrechter blijft het onder de Dom.
ik dacht dat we geen uitleg meer plaatsten bij straatnaambordjes?
https://www.duic.nl/algemeen/informatie-over-herkomst-komt-niet-terug-op-nieuwe-historische-straatnaamborden-in-binnenstad/
@Utrechtsch, 325 gulden toen is nu ongeveer 4400 euro. Niet heel stevig dus.
https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php
Op een monumentaal gebouw als de Domtoren behoren geen ontsierende straatnaamborden. Een dergelijk bord stoort alleen maar het gezicht op dit markante gebouw. Deze zogenaamde passage was vroeger de hoofdingang van de kathedraal die was verfraaid met vele prachtige bisschopsbeelden, een eigenzinnige variant op de beroemde portalen van de Franse kathedralen. Bij de bijzondere architectuur van deze monumentale ingang behoren gewoon geen bordjes!
Eigenlijk vind ik dit heel jammer. Die paar meter onderdoorgang heeft helemaal geen naam nódig, als je er naar wilt verwijzen dan weet iedereen waar het is. En het idee dat dat al eeuwen lang zo is, maakt dat alleen maar charmanter. Nu moet er weer een ontsierend straatnaambord op de Dom getimmerd worden, en dat alleen had wat mij betreft al reden genoeg mogen zijn om van deze op zich sympathieke, maar toch ook echt onzinnige ingeving af te zien.
Herinneringen in de publieke ruimte aan personen uit het verleden (beelden, plaquettes, gedichten, tableau’s) zijn heel prima, maar dat kan op een minder ingrijpende (visueel en wat betreft beleving) manier – en bovendien heeft Van Eyck dus al een steen een paar meter verderop.