Utrecht huisvest grote dichters en schrijvers. DUIC’s eigen literatuurwetenschapper en leesfanaat Merel Blom gaat op zoek naar het verhaal achter deze woordenkunstenaars en gaat met hen in gesprek over hun schrijf- en leeservaring en hun beleving van de stad Utrecht. Om de week te lezen op DUIC.
Op de middelbare school wilde Ruben Van Gogh nog striptekenaar worden. Het schrijven kwam tijdens zijn studententijd in Groningen. Sinds 1999 woont de dichter, bloemlezer en presentator in Utrecht. Scheepswerf de Klop – waar hij iedere dag een rondje loopt met zijn honden – en Fort Blauwkapel zijn favoriet.
“Die rare hoeken van de stad, waar alles een beetje rafelt, daar zie je oude structuren. Een oud dorpje, met een iets nieuwer fort eromheen, dan nog weer nieuwere spoorlijnen en snelwegen. En dat alles kriskras door elkaar, terwijl er vliegtuigen overgaan. Mooi.”
Die voorkeur voor de rafelrandjes van de stad komt ook terug in Van Goghs recente werk, Werkspoor Kooropera, die hij in samenwerking met componist Bob Zimmerman maakt. De dichter vertelt dat hij al langer wilde dat er een opera kwam over de Utrechtse fabriek van de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel (Werkspoor N.V.). Daar werden tot begin jaren zeventig spoorrijtuigen en staalconstructies gemaakt. Het oude gebouw aan de Cartesiusweg in Zuilen staat er nog steeds: tot voor kort een rafelige hoek van de stad, inmiddels wordt het complex omgebouwd tot een verzamelplaats voor creatieve bedrijven en horeca. Van Gogh vertelt: “Er is nu weinig subsidie beschikbaar voor dit soort opera’s, dus kwam ik op het idee om een kooropera te maken en ieder stuk te doneren aan een Utrechts koor, in ruil voor een uitvoering. Zo kan deze opera er toch komen.”
Op het podium
Van Gogh vertelt dat hij in zijn studententijd naast zijn dichtkunst al veel met theater bezig was. “Ik heb vanaf het begin af aan veel op het podium gestaan. Als presentator van festivals, met cabaret, dans, toneel, stand-upcomedy en natuurlijk met mijn gedichten,” vertelt de kunstenaar. Op 1 januari 1990 richtte hij met Jos Tolboom en Dirk Dijksta het dichterscollectief Triade op, waarmee zij regelmatig optraden. “In 1992 gaf Uitgeverij Passage in Groningen een bundel van ons drieën uit: Het omgelegde Eelderdiep. Daaruit heeft Gerrit Komrij in De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten (1996) twee gedichten van mij opgenomen.
Een Amsterdamse uitgever kreeg daarna interesse in mijn werk”, vertelt Van Gogh. Hij lacht: “Toen werd het ineens echt: je kunt wel zeggen dat je een dichter bent, maar als je een bundel hebt en een uitgever ben je het ook echt. Punt. Daar hoefde ik niet meer over na te denken.”
Hij publiceerde zijn solodebuutbundel De Man van Taal in 1996, gevolgd door De hemel in, de hemel uit (1999), Zoekmachines (2001), Klein Oera Linda (2006) en zijn laatste bundel Hier begint het leven (2013). Daarnaast maakte Van Gogh onder andere een cabaretshow, libretto’s voor zeven opera’s en twee musicals en was te zien op festivals als Lowlands en op internationale poëziefestivals in China en Zweden.
Momentum
“Veel dichters zijn georiënteerd op beelden. Ze zoeken woorden om hun ideeën over te brengen. Ik ben uiteindelijk meer gericht op klank dan op beeld. De betekenis volgt als de klanken er zijn,” vertelt de kunstenaar. Hij hoort gedichten ook liever voorgedragen worden, dan hen te lezen. “Mijn manier van ervaren is daar niet op toegespitst. Ik kan een gedicht op papier ingewikkeld vinden maar als het voorgelezen wordt, komt er van alles los. Voordracht is een auditieve ervaring waarin de luisteraar meegenomen kan worden, net als bij muziek.” Die auditieve ervaring is steeds weer anders, per gedicht maar ook per voordrager.
Van Gogh herinnert zich het Vasalis in Memoriam Festival (1999), waarbij hij en andere Groningse dichters Vasalis’ complete oeuvre voorlazen. “Elke voorlezer gaf zijn eigen geluid aan die gedichten. Zo hoorde je bij Jean Pierre Rawie heel goed Vasalis’ eindrijmstructuren en Rutger Kopland legde er zijn eigen mijmerende, ontdekkende methode in. En de plaatselijke ‘dorpsdichter’ had objecten meegenomen om het gedicht op zijn manier vorm te geven.” Ook zelf voordragen vindt Van Gogh een goede ervaring. “Het is leuk om te registreren hoe je eigen gedichten klinken, hoe de omgevingsfactoren meewerken en om op zoek te gaan naar de ultieme voordracht. Soms voel je terwijl je bezig bent: nu heb ik een heel goede toon te pakken. Dit is een momentum.”
(Tekst Merel Blom)
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.