Waar fabrieken verdwijnen, komen er vaak nieuwe voor in de plaats. Toen Stoom-Grofsmederij Hörmann omstreeks 1920 Wijk C verruilde voor Lage Weide, kwam er een ander bedrijf in de panden op de hoek van de Jan Meijenstraat en Oranjestraat. HOPMI, wat stond voor Hollandsche Patent Metaal-Industrie, ging er fietssloten en bagagedragers maken en later ook stalen buismeubelen.
De uit Zaandam afkomstige houthandelaar Klaas de Vries (1863-1939) deed in 1916 een octrooiaanvraag voor een fietsslot met cijfercombinatie. Het jaar daarop begon hij de Hollandsche Patent Metaal-Industrie vanuit zijn woonhuis aan de Biltstraat 150. Ook zijn zoons Anthonie, Cornelis en Herman werden actief in de zaak. Met een van de eerste deugdelijke rijwielsloten in een tijd waarin fietsendiefstallen toenamen, groeide de vraag snel. Na korte tijd in een bedrijfspand aan de Wolvenstraat verhuisde de familie De Vries in 1921 zowel zakelijk als privé naar Wijk C. In de panden achter de Jan Meijenstraat werd in plaats van grofsmeedwerk voortaan precisiewerk gedaan.
Fietssloten en sturen
Het meeste succesvolle product was het ‘klokslot‘, een U-vormige beugel met aan beide uiteinden klokvormige combinatiesloten met ‘wijzers’ die verzet konden worden. HOPMI maakte er veel reclame voor en rijwielfabriek Fongers uit Groningen werd hoofdvertegenwoordiger voor Nederland. Ook in het buitenland was er veel interesse. Daarnaast maakte HOPMI het zogenaamde telefoonslot, in samenwerking met Plaatmetaalindustrie Van Mouwerik & Bal uit Zeist. Dit ‘Telephone Lock’ was een verbetering ten opzichte van het klokslot, omdat het niet ‘op het gevoel’ geopend kon worden (bij het klokslot kon je het mechaniek kennelijk horen of aanvoelen).
Klaas de Vries ontwikkelde ook andere fietsonderdelen, zoals het opvouwbare HOPMI-stuur. Dat kon links en rechts naar beneden worden geklapt om zo het rijwiel makkelijker te stallen of vervoeren. Ook kwam hij met een bagagedrager met beugelvormige ‘klapstandaard’ zoals we die nog kennen van opoefietsen.
Tekst loopt door onder de foto

Om investeringen te kunnen doen, werd het bedrijf in 1924 een Naamloze Vennootschap met als een van de commissarissen en geldschieters Willem van Laar (1875-1957), een Utrechtse ijzerwarenhandelaar. Vreemd genoeg ging de NV vrijwel direct failliet, maar het bedrijf maakte in 1925 een doorstart. Willem van Laar werd de nieuwe directeur. Als bedrijfsleider stelde hij Herke Tulp (1898-?) aan, een Zuilenaar die al jong in het bedrijf was begonnen. De familie De Vries was niet langer bij HOPMI betrokken; zij verbonden zich aan de Telephone Lock Company in Zeist.
Stalen buismeubelen
Rond 1930 kwamen hypermoderne buisstoelen in de mode, met ontwerpers als Mart Stam en Hendrik Gispen. De Utrechtsche Machinale Stoel- en Meubelfabriek (UMS, later Pastoe) presenteerde stalen buismeubelen naar ontwerp van de architecten Ad Grimmon (1883-1953) en Hermann Friedrich Mertens (1885-1960). De stalen frames werden uitbesteed aan HOPMI en werkmeester Herke Tulp ontwikkelde hiervoor een ‘torpedomoer’ met rechts- en linksdraaiend schroefdraad. Hij kan dan ook als mede-ontwerper worden gezien van de buismeubelen. Die waren demontabel en konden met behulp van de speciale moeren in elkaar gezet worden. Dit was uniek voor buismeubelen, die door andere fabrikanten uit één stuk werden gemaakt.
Voor UMS, die de stoelen aanraadde voor scholen, ziekenhuizen, wachtkamers en kantoren, bleef het commerciële succes uit. Vanaf 1934 leverde HOPMI de stalen meubelen onder eigen naam. Daaronder waren barkrukken, autobusstoelen, passpiegels en schoolmeubilair. Grimmon ontwierp ook een hoge ronde kindertafelstoel. Een bioscoopstoel die Mertens samen met Ad Grimmon ontwikkelde, is te zien op de onderstaande foto waarop ook Herke Tulp staat (rechts leunend op een bankschroef). Mertens ontwierp in 1936 fraaie fauteuils voor Grand Hotel Gooiland in Hilversum, een model dat HOPMI zonder torpedomoeren produceerde.
Tekst loopt door onder de foto

Ook Gerrit Rietveld, die in de buurt woonde en werkte, ontwierp rond 1934 een stoel voor HOPMI. Die bestond uit zes buiselementen en twee triplex plankjes. Rietveld streefde naar meubelen die industrieel vervaardigd konden worden zodat ze voor iedereen bereikbaar waren. Er werden echter maar twee proefexemplaren gemaakt, waarvan één later in bezit kwam van het Centraal Museum. In 2013 is Rietvelds HOPMI-stoel alsnog in productie genomen.
In de Tweede Wereldoorlog kwam een einde aan de buismeubelproductie. De joodse directeur Willem van Laar moest onderduiken en droeg de leiding over aan Johannes Jacobus Herber (1904-1976?). Hij was als 17-jarige bij HOPMI begonnen als kantoorbediende. Het bedrijf moest fietssloten en hang- en sluitwerk leveren aan de Duitsers. Als stil protest bracht Herber een ringslot — een ontwikkeling uit de late jaren dertig — uit met de merknaam OZO (‘Oranje zal overwinnen’) in een rood-wit-blauw doosje. Deze moesten al snel uit de handel worden genomen.
Na de bevrijding werd Herber ook eigenaar. Er was toen veel vraag naar rijwielonderdelen voor Nederlands-Indië. Het fabriekscomplex werd uitgebreid en het aantal werknemers steeg van 30 naar ruim 100. Kloksloten waren inmiddels verdrongen door goedkopere ringsloten. Aan het Nederlandse leger leverde HOPMI hangslotjes voor de kluisjes van soldaten. In de jaren vijftig viel echter de export naar Indonesië weg en ook de grote legeropdracht.
Toen de sanering van Wijk C werd aangekondigd, verhuisde HOPMI in 1959 naar Woudenberg. Voor Utrechts personeel pendelde er een Volkswagenbusje. V&D gebruikte het fabriekspand als opslagruimte totdat het in 1968 werd gesloopt. HOPMI fuseerde ondertussen met Inventum in Bilthoven. Omstreeks 1980 verrezen er aan de Jan Meijenstraat sociale huurwoningen.
8 Reacties
ReagerenDaar heeft mijn vader 50 jaar gewerkt
Mijn oma woonde in de jan mijenstraat op de hoek waar nu de nieuwe huizen staan. De wc stonden achter het huis moesten eerst het straatje in en dan naar de wc met deksel was wel voor het hele straatje
Anton Geesink heeft daar in zijn jonge jaren gewerkt, nog voor hij beroemd werd. Een oom van mij was daar enige tijd directeur of bedrijfsleider en woonde boven het bedrijf. Het was in de jaren veertig na de oorlog.
Ik dacht dat er ook batterijen werden gemaakt van het merk: ‘Witte kat’.
@ Rinke Doornekamp
Dat (Witte Kat) was hier: https://www.duic.nl/cultuur/verdwenen-fabrieken-batterijenfabriek-herberhold-aan-de-balkstraat/
@Rinke Doornekamp.
Daar is wel een tijdje de mosterd vandaan gekomen.
@ Wout. Op de foto ligt “van Rijns mosterdfabriek” al grotendeels in puin. Het Oranjehofje is nog grotendeels intact evenals het nog steeds bestaande huisje van tante Jans Mulder op het Jan Meijenhofje.
Op foto 42551 van het Utrechts Archief uit 1939 zag ik dat de gebouwen daarna nog enorm zijn uitgebreid naar achteren (zuidelijke richting). Was dat voor V&D? Of had dat te maken met de productie voor de Duitsers?