Naast Villa Jongerius, tussen de dr. M.A. Tellegenlaan en Truus van Lierlaan, is tegenwoordig een groot parkeerterrein voor de Jaarbeurs, al zullen er in de toekomst woningen gebouwd worden. Ook vroeger was dit terrein aan de auto gewijd: hier werden jarenlang autobanden geproduceerd of beter gezegd vernieuwd. Meermaals vloog dit rubberbedrijf in brand en kwam er weer bovenop, tot de laatste keer in 1990.
Net als zijn vader en broer werkte Kornelis Simon de Jonge (1912-1971) als vulcaniseur (rubberbewerker) in Groningen. Op 25-jarige leeftijd, na zijn huwelijk met Ebeltje Engberts, vertrok hij naar Utrecht. In 1937 begon De Jonge in een gebouw van bierbrouwerij De Krans aan de Leidseweg zijn Utrechtsche Banden Onderneming (UBO). Drie jaar later volgde nieuwbouw aan het Kanaalplein (langs het Merwedekanaal bij de latere Socratesbrug). In 1951 was ook die locatie te klein en vestigde UBO zich definitief op een terrein van 3,5 hectare aan de Kanaalweg 69, tussen carrosseriebedrijf Jongerius en de fabriek van Systeem Coq.
In april 1951 legde De Jonge zelf de eerste steen voor een grote fabriekshal met sheddak, ontworpen door de Utrechtse architect Gerrit Aling (1915-2002). Er verrees ook een ketelhuis met hoge schoorsteen waarin de letters UBO Banden gemetseld waren. Een jaar later volgde al een uitbreiding met een extra productiehal en daarvoor een dubbel woonhuis door architect Gerhardus Anthonius Maria van Bueren (1901-1984) uit Zeist. Ongeveer tien jaar later zou er aan de voorzijde van het complex een breed kantoorpand in lichte baksteen en met veel glas worden toegevoegd.
Tekst loopt door onder de foto
Rubberrecycling
De UBO-fabriek maakte geen autobanden, maar gaf bestaande banden een nieuw leven. Vrachtwagenbanden waren het meest rendabel om te ‘coveren’, maar ook individuele automobilisten konden er terecht. ‘Met elke gave gladde band die U afdankt, gooit U geld weg’, adverteerde UBO in 1962 in ANWB’s De Kampioen. ‘Op het goedgekeurde karkas brengt UBO een nieuw loopvlak aan. Momenteel worden de meeste banden bij UBO zelfs van hiel tot hiel vernieuwd.’ De klant kreeg de verzekering: ‘Een UBO band is gelijkwaardig aan de beste nieuwe band die er thans wordt gemaakt’. Over de manier van werken stond in de advertentie: ‘Vóór het vulcanisatieproces (waarbij de band zijn profiel krijgt) wordt de band bij UBO uitgebalanceerd en gecorrigeerd met precies de juiste gewichtshoeveelheid rubber.’ In hetzelfde jaar vierde UBO het 25-jarig jubileum met een feest in Tivoli en daarbij noemde een krant het bedrijf ‘de grootse bandenvernieuwingsonderneming in de Benelux’.
Het leveren van ‘gecoverde’ banden met nieuw profiel was maar een deel van het verdienmodel. Van de restanten rubber die van de versleten banden kwam, maakte UBO rubbermatten. Die konden worden gebruikt in veestallen en op schepen, stations en vliegvelden. De matten werden ook wel voor huishoudelijk gebruik verkocht. UBO was dus zijn tijd vooruit met een dubbele vorm van recycling: zowel van de banden zelf als van het restmateriaal.
Rubber is erg brandbaar. In maart 1965 kopte het Utrechtsch Nieuwsblad: ‘Enorme vuurbal met zware rook trok duizenden naar brand in bandenfabriek’, en enige tijd later: ‘Niemand vermoedde het: grote brand bij UBO aangestoken. Opzienbarende bekentenis van een fabrieksarbeider’. Deze pyromane medewerker was lid van de bedrijfsbrandweer en had indruk willen maken door een klein brandje te stoken en vervolgens te blussen. In 1966 kreeg het herbouwde deel van de fabriek langs de Overste den Oudenlaan een groot baksteenreliëf van de kunstenares Romualda Bogaerts-van Stolk (1921-2012), dat de bandenproductie uitbeeldde.
Tekst loopt door onder de foto
Gastarbeiders en faillissement
Inmiddels was meer dan de helft van de werknemers afkomstig uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. De idealistische priester Frans Vocking (1936-2014) kwam als bandenpoetser in de fabriek werken om zich in te zetten voor de belangen van de ‘gastarbeiders’ en hun arbeidsomstandigheden, die kennelijk slecht waren bij UBO. Hieraan dankte hij de bijnaam ‘bandenpater’. In 1972 trad Vocking op voor de NOS-televisie in een programma over ‘Buitenlandse werknemers als de slaven van deze tijd’.
UBO-oprichter Kornelis Simon de Jonge overleed in 1971. Mede door de oliecrisis ging het vervolgens minder. Waren er daarvoor nog zo’n 500 werknemers en werden er 100.000 vrachtwagenbanden per jaar vernieuwd, in 1977 leed UBO een miljoenenverlies en moesten er arbeidsplaatsen worden geschrapt. In 1985 schreef een krant: ‘Het Utrechtse bedrijf voor bandenvernieuwing en rubberindustrie UBO heeft een slechte tijd achter de rug. Het personeel kreeg er steeds minder zin in, de vakbond had geen goed woord voor de gang van zaken. Nieuws over UBO was nieuws over achteruitgang en inkrimping. Vrijdag kwam UBO heel anders naar buiten. Het vierde de officiële opening van een nieuwe produktielijn voor bandenvernieuwing, een zogenaamde koudzoollijn.’
Ondanks de positieve wending zou het bedrijf niet lang meer bestaan. In de zomer van 1990 braken er binnen een maand twee branden uit. Een groot deel van het complex moest worden afgebroken. In het voorjaar van 1992 werd het faillissement uitgesproken en verloren 170 werknemers hun baan. Na nog een brand sneuvelden de resterende fabriekshal en de schoorsteen in 1993, waarna het terrein parkeerplaats werd.
3 Reacties
ReagerenMooi stuk weer Arjan.
Inderdaad mooi verhaal.
Van 1975 tot 1981 was dit mijn eerste werkgever.
Als technoloog mocht ik problemen oplossen en nieuwe producten ontwikkelen. Een computer gestuurde banden cover machine uit Amerika kwam er nog om het fabricage proces te verbeteren. Helaas heeft het onvoldoende geholpen om het bedrijf levensvatbaar te houden. Bijzonder was wel het contact met de 1e generatie gastarbeiders waaronder veel Spanjaarden.
Thomas Hoekstra
De man op de foto is niet dhr de jonge , maar volgens mij dhr Bode die mij als 14 jarige jongen heeft aangenomen als jongste bediende op de afdeling verkoop.