Verdwenen musea: Historisch Kostuum Museum aan de Loeff Berchmakerstraat | De Utrechtse Internet Courant Verdwenen musea: Historisch Kostuum Museum aan de Loeff Berchmakerstraat | De Utrechtse Internet Courant

Verdwenen musea: Historisch Kostuum Museum aan de Loeff Berchmakerstraat

Verdwenen musea: Historisch Kostuum Museum aan de Loeff Berchmakerstraat
Interieur Kostuummuseum in 1979 (Het Utrechts Archief)
Achter de drie 17e-eeuwse trapgevels op de hoek van de Loeff Berchmakerstraat en Breedstraat zat tot 1992 een museum over mode en kleding. Het was vanaf 1976 het enige zelfstandige kostuummuseum van Nederland. Een toepasselijke plek, gezien de voorgeschiedenis en de wekelijkse Lapjesmarkt vlak voor de deur.

Achter de drie 17e-eeuwse trapgevels op de hoek van de Loeff Berchmakerstraat en Breedstraat zat tot 1992 een museum over mode en kleding. Het was vanaf 1976 het enige zelfstandige kostuummuseum van Nederland. Een toepasselijke plek, gezien de voorgeschiedenis en de wekelijkse Lapjesmarkt vlak voor de deur.

In 1974 sloot het toneelkleding-verhuurbedrijf J.N. Mulder. Deze ‘costumier‘ was al sinds 1826 in de panden aan de Loeff Berchmakerstraat gevestigd. Er bleef een grote hoeveelheid kostuums achter en de wens was om deze te behouden, liefst op de oorspronkelijke plek. Fred van der Laken en Ansje van Dijk-de Vries, docenten kostuumgeschiedenis en textiele vormgeving, zetten zich hiervoor in. In 1975 richtten zij de stichting Historisch Kostuum Centrum op en een jaar later kon het museum worden geopend. Van der Laken en Van Dijk runden het museum naast hun werk als docent; het was in eerste instantie vier middagen per week geopend.

Naast een selectie kostuums van de firma Mulder — waaronder 19e-eeuwse maskeradepakken — werd het museum gevormd rond de privéverzameling die Fred van der Laken in twintig jaar had opgebouwd. Deze omvatte kleding en accessoires van de 18e eeuw tot heden en daarnaast stoffen, kant en weefsels vanaf de 15e eeuw. Door bruiklenen, schenkingen en incidentele aankopen groeide de collectie zodanig dat slechts de helft getoond kon worden; de rest werd in het depot bewaard. Om de twee jaar wisselde de vaste opstelling en op de eerste etage waren thematische wisselexposities.

Kleding als cultuur

Mode uit de betere kringen bleef het best bewaard, zoals bedrukte kamerjassen (‘japonse rocken’) voor heren en twee rijk geborduurde herenkostuums uit 1775. Andere voorbeelden waren 18e-eeuwse damasten dameskleding en met kralen behangen charlestonjurken van rond 1925. Maar er was bijvoorbeeld ook kleding van dienstmeisjes en wasvrouwen te zien. Niet-westerse kleding (onder andere Chinees en Perzisch) werd vooral getoond om de invloed hiervan op de Europese mode te illustreren.

Loeff Berchmakerstraat 50 in 1991; Charlestonjurk ca. 1925 (HUA / Museum Rotterdam)

De entree werd gevormd door een fourniturenwinkel naar 19e-eeuws voorbeeld, deels met betimmering en winkelmeubilair van de firma Mulder. De oude toonbank, met daarachter rollen stof tegen de wand, diende tevens als kassa en museumwinkel. Bezoekers kregen een papieren tekst met toelichting mee, want bordjes bij de vitrines verstoorden het beeld, volgens Van der Laken. De kleding werd geëxposeerd op levensgrote kostuumpoppen die in eigen atelier waren gemaakt. De verlichting wisselde steeds van sterkte om lichtschade aan het textiel te beperken, maar ook om beweging te suggereren. ‘Het beweegbare karakter van textiel, het is belangrijk dat je dat zichtbaar maakt,’ vertelde Ansje van Dijk. Er was ook een tafel met stoffen waar bezoekers aan mochten voelen.

‘Ik zie een kledingstuk als een kunstwerk. En tegelijkertijd als een maatschappelijk verschijnsel, een culturele uiting van een samenleving,’ vertelde Fred van der Laken in 1989 aan De Kampioen. ‘Een kledingstuk staat nooit op zich. Het zegt iets over de persoon die het aanheeft. En over de tijd waarin het gedragen wordt. Kleding en kleedgedrag, daar gaat het ons om,’ aldus Van der Laken, die inmiddels directeur-conservator was.

Einde en overdracht

Het museum draaide vooral op giften en vrijwilligers, maar ontving een bescheiden subsidie van de gemeente. In 1986 had wethouder Kees Pot (PvdA) voorgesteld om de gemeentelijke modecollectie uit het Centraal Museum over te dragen aan het Historisch Kostuum Museum. Hij zag hiervan af na veel protest en kritiek. Fred van der Laken bleek namelijk niet onomstreden: hij zou onzorgvuldig verzamelen en beschrijven. De Nederlandse Kostuumvereniging verweet hem niet altijd authentiek materiaal te exposeren en het niet zo nauw te nemen met feiten in zijn tentoonstellingsbrochures.

Als gevolg van steeds zwaardere lasten, gebrek aan structurele financiering en onzekerheid over Van der Lakens opvolging ging het museum in 1992 dicht. 95 topstukken uit de privécollectie van Van der Laken werden geveild bij Christie’s in Londen. Voor de resterende stukken, die wel eigendom van het museum zelf waren, werd onderdak gezocht. De stichting bood deze eerst als bruikleen aan het Centraal Museum aan om toe te voegen aan de modecollectie.

Directeur Sjarel Ex reageerde voorzichtig: hij wilde eerst uitzoeken waaruit de collectie precies bestond en of hij wel voldoende depotruimte en personeel beschikbaar had. Van der Laken was ongeduldig en bereikte ondertussen overeenstemming met het Historisch Museum Rotterdam ter uitbreiding van de bescheiden kostuumcollectie in het Schielandshuis. De kledingstukken bevinden zich tegenwoordig in het depot van Museum Rotterdam. De toonbank van de firma Mulder staat nog aan de Loeff Berchmakerstraat in een van de woningen die in de panden zijn gerealiseerd.

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

6 Reacties

Reageren
  1. Van Leiden

    Jammer dat het gesloten is! Meer van dit soort stukken graag! Mooi beeldend beschreven!

  2. Sophia

    Ik herinner mij dat museum heel goed. Ik ben daar geweest voor mijn opleiding aan de modevakschool. Ik denk er nog regelmatig aan. Zo jammer dat het gesloten is en al die mooie kleding in een depot liggen. Hopelijk komt er weer snel een museum/plek om deze mooie kleding te showen.

  3. Marian

    Ik kreeg in de jaren ’80 les van Frédéric van der Laken op d’Witte Leli in Amsterdam. Hij was een geweldige docent. Ik kwam graag in Utrecht in zijn museum en ik vind het nog altijd een groot verlies dat dit museum niet langer bestaat. Het Klederdrachtmuseum in Amsterdam heeft het, mede door de covid crisis, ook niet gered. Je zou haast denken dat Nederland niet echt geïnteresseerd is in textiel cultureel erfgoed.

  4. Stans Lutz

    Geachte Arjan den Boer,
    Ik ben op zoek naar Fred van der laken. Weet niet of hij nog leeft.
    Ik liep stage bij hem in het museum ca 1978. Later (als ass ontwerper) huurde ik kleding bij hem voor bijv de historische kostuumfilm Het teken van het beest (regie Pieter Verhoef). Ik gaf hem ooit een heel bijzondere Afghaanse jas voor zijn museum, waarin ik ook ten voeten uit geschilderd ben door de Rotterdamse kunstenaar Henk de Vos. Ik zou dat schilderij graag weggeven aan de instantie die de jas bezit. Uit uw artikel vermoed ik dat hij geveild is bij Christie’s. Dat zou ik natuurlijk het liefst aan de heer vd Laken zelf vragen.
    Misschien weet u meer over hem.

  5. W.Teunissen

    Wie weet in wat voor jaar de expositie Doopkleding van vroeger was?

  6. Corry Meuldijk

    Fred van der laken overleden in Leveroy Limburg

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).