De Museumlaan aan het einde van de Maliebaan bleef ook na vertrek van het Stedelijk Museum van Oudheden z’n naam eer aan doen. Van 1919 tot 1963 was op de begane grond van Het Hoogeland een natuur- en bosbouwmuseum gevestigd.
In 1916 besloot de gemeente Utrecht tot de oprichting van het Centraal Museum, dat in 1921 geopend zou worden. Het Stedelijk Museum van Oudheden, sinds 1891 gevestigd in buitenhuis Het Hoogeland, zou hierin opgaan. Het museum moest echter al in 1918 met spoed het oude gebouw verlaten. Dat werd namelijk ter beschikking gesteld aan Staatsbosbeheer. Het kantoor van deze organisatie was samen met een klein museum gevestigd in de buitenplaats Nieuweroord, maar die moest in 1918 afgebroken worden voor het nieuwe administratiegebouw van de spoorwegen (de Inktpot).
Na een interne verbouwing werd het Museum van Staatsbosbeheer in 1919 geopend op de benedenverdieping van Het Hoogeland; boven waren de kantoren van Staatsbosbeheer. Hiervoor was een nieuwe lichte trappenhal gemaakt in de voormalige koepelzaal door architect C. de Haas. Het gratis toegankelijke museum was — zoals destijds gebruikelijk — alleen geopend op woensdag- en zaterdagmiddagen, de eerste zondag van de maand en tijdens schoolvakanties.
Beesten en bomen
De inrichting van het museum voldeed volgens een bespreking van amateur-geoloog Piet van der Lijn ‘aan de hooge eischen van vele tegenwoordige bezoekers, die niet tevreden met het bezichtigen van nuttige en interessante zaken, daarnevens ook schoonheid en waar het kan, ontroering vragen’. In de dierenzaal stonden veel opgezette beesten, waarbij een steenuil met vier jongen, een compleet reigernest en een hermelijn die een konijn te grazen neemt het meest opvielen.
Voor het opzetten van dieren schakelde Staatsbosbeheer Paul Louis Steenhuizen in, een vermaard preparateur die ook voor Artis werkte. Van zijn hand was ook het al rond 1900 voor Staatsbosbeheer gemaakte diorama van duinen en zeevogels in een enorme vitrine, met een achtergrondschildering door Marinus Adrianus Koekkoek. Dit was de grootste attractie van het museum: ‘Het duindiorama trekt steeds ieders aandacht; men ziet er duinvogels met jongen en eieren, in het midden op den achtergrond een eidereend, een vogel die sedert enkele jaren op Vlieland zijn zuidelijkste broedplaats heeft’. Deze laatste vogel ontbrak nog op de oudste foto’s van het diorama en is dus later toegevoegd.
Er waren zelfs levende dieren in het museum: enkele glazen bakken met insecten (insectaria). Minder beweeglijk waren de steensoorten van de geologische afdeling, waarover Van der Lijn schreef: ‘Geographische en biologische studenten vinden voor hun onderdeel, de geologie, hier alles in een kort bestek bijeen en smaakvol gerangschikt, terwijl onderwijzers hier aantreffen de verzameling, passend bij hun studieboek voor aardrijkskunde.’ Dit illustreert de educatieve doelstelling van het museum.
Naast natuur(bescherming) was bosbouw een belangrijk onderwerp, want Staatsbosbeheer was in 1899 opgericht ter bestrijding van zandverstuivingen door aanplant van bomen. De afdelingen ‘boschexploitatie’ en ‘boschbescherming’ toonden stamschijven van alle Nederlandse boomsoorten en gaven informatie over de iepziekte, destijds een groot probleem. Andere zalen lieten aan de hand van afbeeldingen de flora en fauna zien van door Staatsbosbeheer beheerde gebieden.
Groei en sluiting
‘Het museum voor staatsboschbeheer is gegroeid!’ schreef het blad Utrecht in woord en beeld in 1933. ‘Het bleek te klein geworden om alle afdelingen huisvesting te verschaffen, en toen heeft men de knoop eenvoudig doorgehakt, en het fraaie gebouw een verdieping groter gemaakt.’ De Utrechtse gemeentearchitect Jan Planjer liet hiervoor het dak 2,5 meter ‘optillen’ en de zuilen en pilasters verlengen. Het Hoogeland kreeg hiermee z’n huidige hoge aanzien. De verbouwing was alleen bedoeld om extra kantoorruimte te scheppen voor de snelgroeiende Staatsbosbeheer-organisatie.
In 1939 moest het museum — dat jaarlijks zo’n 3000 bezoekers trok — gesloten worden wegens ruimtegebrek; Staatsbosbeheer had nog meer kantoorruimte nodig. De museumstukken werden opgeslagen op de zolders van de Veeartsenijschool (Diergeneeskunde) langs de Biltse Grift. Precies tien jaar later werd het museum in Het Hoogeland heringericht en heropend. Lang zou het echter niet meer bestaan.
In 1963 besloot Staatsbosbeheer tot opheffing van het museum omdat het niet meer aan de eisen voldeed. ‘De ruimte is te oud en te vochtig geworden,’ aldus een krantenbericht. De organisatie zelf zou nog wel tot 1977 in het gebouw gevestigd blijven. Een deel van de museumcollectie werd overgebracht naar het zoölogisch museum van de universiteit aan het Janskerkhof, de rest werd ‘over het hele land verspreid’. Het was overigens de bedoeling ‘dat deze situatie niet voorgoed zal zijn’. Staatsbosbeheer wilde samen met de gemeente en de rijksoverheid een ‘volwassen natuurhistorisch museum in het centrum van het land’ vormen, maar daar is het nooit van gekomen.
2 Reacties
ReagerenBoeiend verhaal. Met interesse gelezen. “….Staatsbosbeheer was in 1899 opgericht ter bestrijding van zandverstuivingen door aanplant van bomen…”. Men lijkt ook enigszins van het oorspronkelijke pad te zijn geraakt.
Jammer dat het museum uiteindelijk gesloten is. Het zou zo mooi zijn om een natuurhistorisch museum te hebben, zodat we kunnen zien wat er door de eeuwen heen veranderd is in ons land. Daarnaast kan dit ook goed ingezet worden voor educatieve doeleinden. https://www.noestbosbouw.nl/natuurontwikkeling