Aan de voet van de Domtoren, in de panden waar tegenwoordig boekhandel Steven Sterk zit, was kort na de oorlog het Verkeersmuseum gevestigd. Dit diende tevens als voorlichtingscentrum van de voorloper van Veilig Verkeer Nederland, de initiatiefnemer van het museum.
Toen rond 1925 het autoverkeer groeide, nam niet alleen de snelheid op de weg toe maar ook het aantal ongevallen. Door het hele land ontstonden lokale verenigingen voor veilig verkeer. Vrijwilligers gaven onder andere voorlichting op scholen. Voor de landelijke coördinatie werd in in 1932 het Verbond van Vereenigingen voor Veilig Verkeer opgericht, dat zich aan de Nachtegaalstraat 20bis in Utrecht vestigde. Deze kantoorruimte werd al snel te klein, zeker toen er plannen ontstonden voor een publiekscentrum met als benaming Verkeersmuseum. Behalve over verkeersveiligheid moest daar ook informatie komen over de historie van vervoermiddelen.
Begin 1940 wendde men zich tot het Utrechtse gemeentebestuur. ‘Het verbond had voor de onderbrenging van het museum het oog gevestigd op het gebouw Servetstraat 3-5, over welk gebouw het de kostelooze beschikking vroeg’, schreef het Utrechtsch Nieuwsblad. Burgemeester en wethouders wonnen advies in bij de hoofdcommissaris van politie en de VVV (de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer, welteverstaan). ‘Zij zagen in het voorlichtingscentrum een groot belang, gezien de ruime plaats die het verkeer thans in het maatschappelijk leven inneemt.’ Bij het positive besluit speelde ook mee dat de stad al het Spoorwegmuseum had (destijds aan het Moreelsepark) en zo ‘op den duur een zeer belangwekkend geheel van verzamelingen op verkeersgebied zal kunnen gaan bezitten’.
Late opening
Niemand minder dan Gerrit Rietveld maakte een schetsontwerp voor de inrichting van de enigszins rommelige panden aan de Servetstraat. Deze onuitgewerkte schetsen bleven bewaard in het Rietveld Schröderarchief bij het Centraal Museum. Rietveld suggereerde de ruimtes in te delen met elementen van gelijke grootte, zodat er een eenheid zou ontstaan. Ook wilde hij ‘om meer licht te krijgen’ een raam veranderen in een reflectievlak. Voor het tot uitvoering kon komen brak echter de oorlog uit en kwam de zaak stil te liggen.
Pas in 1948 werd het Verkeersmuseum geopend aan de Servetstraat 5. Of de ontwerpen van Rietveld nog zijn gebruikt is onduidelijk. Wel was er ‘met de beschikbare ruimte gewoekerd’ zodat ‘vele modellen, tekeningen en foto’s, alsmede duidelijke kaarten en maquettes’ in een vijftal zaaltjes hun plaats vonden. ANWB-blad De Kampioen was te spreken over de inrichting: ‘Het geheel is aesthetisch zeer goed verzorgd. Ook aan de belichting is bijzonder veel aandacht besteed. Elke kamer maakt een aangename, zelfs artistieke indruk.’
Tijdens zijn openingstoespraak wees Veilig Verkeer-voorzitter Otto van Lidth de Jeude op het belang van verkeersvoorlichting: in één jaar tijd waren er maar liefst 930 dodelijke ongevallen geweest. (Ter vergelijking: dit aantal is hoger dan tegenwoordig, terwijl het autoverkeer is verveelvoudigd.) De opening op 4 november 1948 was eigenlijk alleen voor hoogwaardigheidsbekleders; de gewone bezoekers moesten nog tot het volgende voorjaar wachten bij gebrek aan verwarming in de museumvertrekken!
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Aardige verzameling
Wat had het museum te bieden? ‘De bezoeker krijgt door statistieken, fotografisch materiaal en wandschilderingen een goed beeld van de ontwikkeling en beveiliging van het verkeer in ons land,’ schreef het Algemeen Handelsblad. Verder was er een ‘alleraardigste verzameling prenten over het verkeer in vroeger tijd samengebracht. Er staan drie voorlopers van onze fiets in levende lijve; van antieke trams, rijtuigen en auto’s zijn er modellen’, aldus De Kampioen.
Een langgerekte muurschildering over de gehele zijwand was gemaakt door de broers Anton en Henri Pieck. Als een doorlopend landschap langs een kanaal of rivier toonde deze een schip, een postkoets en een van de eerste auto’s. Rijkswaterstaat had een aparte kamer in het museum ingericht met een overzicht van bestaande en toekomstige wegen en bruggen in Nederland. In aansluiting op de verkeerslessen op scholen richtte het Verkeersmuseum zich nadrukkelijk op de jeugd. ‘De jongens en meisjes, die het museum bezoeken, kunnen zich in de grote speelkamer kostelijk amuseren, op de grote maquette mogen ze zelf verkeersknopen vormen en die weer ontrafelen.’
De bezoekersaantallen vielen echter tegen, ook die van schoolklassen. Misschien kwam dit doordat het bescheiden onderkomen van buiten ‘geen bijzonder hoge verwachtingen’ wekte. Al in 1955 werd het museum gesloten. De letters Verkeersmuseum verdwenen van het raam, die van voorlichtingscentrum bleven. De collectie maakte plaats voor telefonistes en typistes van het voorlichtingscentrum, al bleef de muurschildering gehandhaafd en stonden er nog wat losse modellen. In 1960 besloot Veilig Verkeer naar Hilversum te verhuizen. Het nieuwe hoofdkantoor werd daar in 1963 geopend door Prins Bernard.
1 Reactie
ReagerenWeer een pareltje van Arjen !