Een van de meest vergeten gebouwen van Utrecht is Huis Bellevue, dat van 1768 tot 1829 op een prominente plek aan de singel stond, bovenop de toenmalige stadswal. Het lag vlakbij Gasthuis Leeuwenbergh aan het huidige Servaasbolwerk, ter hoogte van de Keukenstraat. Bellevue stond precies in het verlengde van de Maliebaan en was van verre zichtbaar. Later raakte het zo in de vergetelheid dat het zelfs ontbreekt in het boek Slavernij en de stad Utrecht (2021). En dat terwijl Bellevue betaald werd met slavenarbeid en heette naar de Surinaamse koffieplantages van de families Dudok en De With.
Everardus Dudok was in 1714 in Amsterdam geboren als zoon van een handelaar in oosterse tapijten, die nog ‘trompetter onder de Prins van Oranje’ was geweest. In 1738 trouwde Everardus met Anna Martha de With, geboren in Paramaribo. Via zijn schoonfamilie, inmiddels in Utrecht gevestigd, raakte Dudok betrokken bij de plantage-economie die draaide op slavernij. In 1767 kocht hij samen met een partner de Surinaamse koffieplantage Leverpoel voor 200.000 gulden. Bij dit bedrag waren 150 tot slaaf gemaakten inbegrepen. Samen met zijn zwager Ludolph Simon de With werd hij bovendien eigenaar van de koffieplantages Oud Bellevue en Klein Bellevue, gelegen aan de Cottica- resp. Commewijne-rivier.
Speciale toestemming
Dudok woonde met zijn vrouw en dochter tot 1766 op de buitenplaats Vechtstroom in Breukelen. Toen verhuisden ze naar Utrecht, waar Dudok lid werd van het stedelijk muziekgezelschap Collegium Musicum. Mede met Surinaamse opbrengsten liet hij aan de singel nabij het Lepelenburg het grote huis bouwen dat hij naar zijn plantage(s) vernoemde: Bellevue. De naam was tevens toepasselijk vanwege het uitzicht, dat volgens latere bronnen tot de Pyramide van Austerlitz reikte. Doduk kreeg speciale toestemming van het stadsbestuur om op de wal te bouwen en de stadsmuur deels af te breken. Hij hoefde zelfs niets te betalen voor de eeuwigdurende erfpacht. Het stadsbestuur zag het huis als een aanwinst. Het lag precies in het verlengde van de Maliebaan, die aan weerszijden beplant was met bomen. Vanaf het begin van de Maliebaan was er een rechte zichtas op het hooggelegen Bellevue met z’n kasteelachtige aanzien.
Het brede maar ondiepe huis was ongeveer 34 bij 6 meter groot en had een symmetrische opzet. Het was opgetrokken uit baksteen, met natuurstenen vensteromlijstingen in rococo-stijl en een balustrade langs de dakrand. Bovenop het hoge middendeel — een soort toren — stonden twee gebeeldhouwde vazen en een opvallend groot beeld van een arend, overeind gehouden door twee stangen. De fundatiesteen (gevelsteen, bewaard in het Centraal Museum) sprak van ‘Urbi ornamentum’ oftewel een sieraad voor de stad en bedankte in het Latijn de burgemeesters Nicolaas Kien en Henrik van Asch van Wijck voor hun toestemming. Het opschrift eindigde met het jaartal 1768 en de initialen van Everardus Dudok.
De bouwmeester van Bellevue is onbekend, maar het kan goed de Utrechtse architect en beeldhouwer Joan Verkerk zijn geweest. Hij had Drift 25 in vergelijkbare stijl ontworpen, evenals de Fundatie van Renswoude aan het eind van de Lange Nieuwstraat. Verkerk werkte vaak voor de Utrechtse adel en verbouwde ook Kasteel Sterkenburg. Hoewel hij al in 1699 geboren was, maakte hij nog in 1769 een grafmonument voor de familie Van Westrenen in de Jacobikerk. Verkerk kan dus ook Bellevue hebben ontworpen.
Spookhuis en sloop
Na Dudoks dood in 1779 erfde zijn dochter Johanna Maria het huis en twee andere panden. Er rustte wel een hypotheek op van 50.000 gulden ten behoeve van de plantage Oud Bellevue. Dat wist haar echtgenoot, stadsdoctor Ludovicus Carolus van Lelyveld (1745-1787), maar al te goed: hij had dit samen met zijn schoonvader geregeld. Het stel woonde al in Bellevue. Toen Johanna Maria Dudok op 29-jarige leeftijd overleed, kreeg haar man namens hun kinderen het beheer. Hij plaatste de advertentie: ‘TE HUUR met Primo May 1782, een zeer fraay spatieus HUYS, met Koetshuys, Stallingen, en twee Thuynen annex de Huyzinge, genaamd BELLEVUE, staande binnen de Stad Utrecht, op de Wal, zijn capitaal Uitzigt hebbende over de Malibaan &c. Te bevragen by den Heer L.C. van Lelyveld in het opgemelde Huys.’ Na zijn eveneens vroege dood stond het huis leeg.
In de Franse tijd werd Bellevue een kazerne, wat aangeeft hoe groot het was. Volgens een tijdgenoot stond het bekend als spookhuis: ‘De verschijningen schrikten echter de Fransche grenadiers niet af’. In 1811 stortte bij noodweer een muur in. Later werd Bellevue door kwajongens ‘ijverig met steenen bestookt, totdat er geen ruit meer in heel bleef’. In 1829, toen het besluit viel de stadswal te slechten voor een wandelpark, werd Bellevue geveild voor afbraak ‘met de Ondermuren en Fondamenten tot aan den beganen grond, zoo als die in den Wal zijn ingewerkt, zonder verpligting tot het herstellen van gezegden Wal’. Kort daarna werden de onderdelen los verkocht, zoals balken, vloerdelen en bijna 500.000 bakstenen.
Na aanleg van het Zocherplantsoen was er niets meer van het huis te zien. Nog in 1860 schreef ene F.M. in de Utrechtsche volks-almanak de dichtregels: ‘Breek af wien ‘t lust! maar hij die breekt / Wordt op een fraaijer schoon dan Bellevue gewezen: / Natuur, die voor haar regten spreekt, / Wijst hem op ‘t fraai plantsoen, uit stof en puin verrezen.’
4 Reacties
ReagerenHoewel ik niet altijd reageer, lees ik deze vila reeks van Arjan met veel plezier. Zodra het boek hiervan wordt aangekondigd teken ik mij graag ik voor de voorverkoop.
Er staat dat hij in 1867 een plantage kocht, hij was dus toen blijkbaar 153 jaar.
Misschien is het jaartal niet geheel juist?
Schitterende prenten trouwens. Weer dank voor een heerlijk verhaal, Arjan.
@ rene
Dank, dat moest natuurlijk 1767! Is verbeterd.