Behalve Huize Raadwijk, dat eerder in deze serie aan bod kwam, sneuvelde er nog een villa bij de Spoorwegwerken eind jaren dertig. Daarbij werden de spoorlijnen door de stad verbreed, verhoogd en voorzien van viaducten. Deze werken betekenden ook het einde van Huis Blankenheijm, het eerste pand aan de Helling langs de Vaartsche Rijn. Daar was veel industriële bedrijvigheid, maar ondernemersfamilies hadden er ook herenhuizen laten bouwen. Huis Blankenheijm stond waar nu de ingang is van de fietsenstalling en parkeergarage onder station Utrecht Vaartsche Rijn.
De Utrechtsche Courant schreef in mei 1936: ‘Binnenkort moet nu ter plaatse waar de Helling begint, het oude heerenhuis worden gesloopt, waar jarenlang de familie Blankenheim heeft gewoond, en dan is het tracé vrij voor een tijdelijke spoorbaan, welke dienst moet doen gedurende het omhoogbrenging van de oude baan.’ Een klein jaar later later meldde dezelfde krant: ‘Wie een dezer dagen aan de Jeremiebrug een kijkje gaat nemen, die durft zijn oogen haast niet meer te vertrouwen. Achter de oudste begraafplaats een stuk van de spoorbaan reeds omhoog, het voormalig huis-Blankenheim gesloopt, de overweg Oosterkade-Helling verdwenen, een nieuwe (tijdelijke) spoorbrug gelegd en een deel van de oude Jeremiebrug opgeruimd…’
Zwijgzaam raadslid
De krant noemde het herenhuis naar het gemeenteraadslid dat er zo’n dertig jaar had gewoond: Gerardus Marie Blankenheijm (1842-1910). Hij was in Rotterdam geboren als zoon van een jenever- en likeurstoker die tevens wethouder en eerstekamerlid was — liberaal, ondanks zijn katholieke geloof. In 1868 was Gerardus getrouwd met de Utrechtse Ida Johanna Maria Robert (1847-1918), telg uit een familie van welgestelde houthandelaars. Ze kregen twee zoons en twee dochters en woonden dus in het grote familiehuis aan de Helling, waar ook de houtloodsen stonden. Na de dood van zijn schoonvader werd Blankenheijm de hoofdbewoner.
Blankenheijm was lid van het Burgerlijk Armbestuur en van de Utrechtse gemeenteraad, waarin hij van 1889 tot 1895 zat. In tegenstelling tot zijn vader stond hij op een katholieke kieslijst. Als raadslid sprak hij maar weinig. ‘Onze Katholieke medeburgers zijn met de heer G.M. Blankenheijm [en zijn fractiegenoot] niet gelukkig geweest in hunne keuze, want aan zulke mannen heeft men dus in elk opzicht niets’, oordeelde het Utrechtsch Nieuwsblad. Subtieler was Isaäc van Rennes onder het pseudoniem Jan van ‘t Sticht in de Groene Amsterdammer. Hij beschreef eerst het uiterlijk van het raadslid: lang, dun, roodharig met een lange baard. Daarna volgde een ironische beschrijving van Blankenheijms zwijgen. ‘Als hij ooit een devies voor zijn wapen noodig heeft, dat hij er dan in schrijve: “Swyght Utrecht”. Hij kan met de grootste gemoedsrust — dat anderen er toch een voorbeeld aan mochten nemen — urenlang kalm naar zijne medeleden zitten kijken, zonder, blijkbaar, een enkel oogenblik den lust in zich te voelen opkomen om eens een woordje mee te spreken.’
Dat Blankenheijm desondanks een geacht man was, bleek wel uit het feit dat een dochter trouwde met jonkheer Jan Willem Marie Bosch van Oud-Amelisweerd en dat bij zijn begrafenis op Sint-Barbara in 1910 talloze lokale en nationale hoogwaardigheidsbekleders aanwezig waren.
Tekst loopt door onder de foto
Houthandelaarsfamilies
Blankenheijm had het huis aan de Helling dus te danken aan zijn schoonfamilie Robert, die er het grootste deel van de negentiende eeuw hadden gewoond. Het pand was in 1801 gebouwd door houthandelaar Christaan Achterbergh. In 1814 kwam het in de verkoop als ‘Eene kapitale in den nieuwsten smaak gebouwde Huizinge, met Koetshuis en Stalling voor vier Paarden’. Het hoofdhuis was rechthoekig en symmetrisch, het koetshuis er direct naast had een bijzondere voorgevel met boogvormen en sierstukken. Volgens de advertentie bood het huis uitzicht op de Jeremiebrug en de Kruisvaart en was erachter een grote tuin met broeikas, volière, dierenverblijf en bijzondere vruchtbomen. Binnen was het herenhuis ‘voorzien van twaalf zoo beneden als Bovenkamers, allen in den nieuwsten smaak behangen, en de meeste daarvan met Stookplaatsen, Zolder over het geheele Huis, Keuken, Kelder en verdere kommoditeiten.’
De verkoop van 1814 werd in kleine kring afgedaan: nieuwe eigenaar werd Louis Robert (1767-1839), gehuwd met de weduwe van een Achterbergh en een van zijn zoons zou met een Achterbergh trouwen! De familie Robert kreeg ook de bijbehorende houtloodsen in handen en de houtzaagmolen Oog in ‘t Zeil die verderop stond. De houthandel zou in 1877 worden overgenomen door Gerardus Johannes Mol (1844-1922), die de naam ‘Firma L. Robert & Zoonen’ echter handhaafde. In het herenhuis ging toen de eerdergenoemde Blankenheijm wonen met (klein)dochter Ida Robert. Inmiddels was pal naast het huis de spoorlijn naar Den Bosch aangelegd. Er reden minder treinen dan nu, maar overlast moet het gegeven hebben.
Tekst loopt door onder de foto
Na de dood van Blankenheijm werden huis en koetshuis in 1911 gekocht door de sigarenfabrikant Cornelis Minnes (1866-1966) uit Amsterdam, bekend van de merken Generaal Snijders en Henri Dunant. Samen met zijn drie zoons was Minnes een groot promotor van de zwemsport en initiatiefnemer van het (oude) zwembad De Kromme Rijn. Na Minnes namen nog de elektricien Van Ameijde en de familie Piehler hun intrek in het pand. In 1936 maakten de Spoorwegwerken een einde aan de historie van het herenhuis aan de Helling. Het koetshuis werd verbouwd tot kantoor en bleef nog enkele decennia staan.
3 Reacties
ReagerenMijn moeder en haar ouders hebben de aanleg van die spoorlijn meegemaakt. De Jeremiebrug was in onze familie een bekend begrip. De nieuwe huizen van de Pelikaanstraat stonden op ruimere afstand van de spoorlijn dan de huizen verderop. Wederom dank, Arjan, voor dit interessante artikel.
De goede oude tijd dat linkse politieke het nog niet voor het zeggen had in de stad… Toen er nog rationeel beleid werd gevoerd en economie en infrastructuur speerpunten waren in plaats van communistisch klimaatbeleid.
Interessant @xander, ik vind dat dit college juist heel veel aandacht heeft voor de infrastructuur. Ruimte om je te verplaatsen voor veel meer mensen tegelijkertijd, door fietsen prioriteit te maken.