Villa Lievendaal aan de rand van het Lepelenburg is een van de weinige vrijstaande villa’s binnen de singel. Het huis werd in 1862 gebouwd op een verhoging die de armoedige Bruntenhof uit het zicht moest houden van wandelaars. Lievendaal kreeg in de twintigste eeuw bekendheid doordat prinses Irene er tijdens haar studententijd woonde. Vrijwel onbekend is het feit dat de villa een directe voorganger had die midden op het Lepelenburg stond. En waar komt de naam Lievendaal eigenlijk vandaan?
Huis Lievendaal I werd 1851 gebouwd door de rentenier Gerrit Reede (1806-1870). Eerder was hij kruidenier aan de Oudegracht, zo weten we uit het bevolkingsregister en uit een krantenadvertentie voor Durhammer Mosterd uit 1838. Gerrit was geboren in Amerongen. Het lijkt erop dat hij lid was van een verarmde, niet-adellijke tak van de familie Van Reede van kasteel Amerongen. In ieder geval wilde Gerrit die associatie oproepen door zijn huis Lievendaal te noemen, naar een verdwenen ridderhofstad bij Amerongen die eveneens eigendom was van de adellijke Van Reedes.
In 1838 was Gerrit getrouwd met Fenke Bleij, die een doodgeboren kindje baarde en zelf ook jong stierf. ‘Heden overleed, tot mijne bittere droefheid en die harer betrekkingen, mijne innig geliefde echtgenoot FENKE BLEIJ, in den ouderdom van 44 jaren. Slechts 5 jaren mogt ik mij in haar bezit gelukkig gevoelen. Een ieder, die haar gekend heeft, zal beseffen wat ik in haar verlies. Utrecht 5 Oct. 1843’, aldus Gerrits bedroefde aankondiging. Hij zou verder alleenstaand blijven. Financieel ging het Reede wel goed. Hij had niet alleen geld verdiend met zijn nering, maar ook door te investeren in onroerend goed binnen de stad. Zo kon hij in 1851 een groot nieuw huis voor zichzelf laten bouwen op een bijzondere plek.

Huis en tuin op het Lepelenburg
Het bolwerk Lepelenburg had al in de zeventiende eeuw zijn verdedigingsfunctie verloren. Het was eigendom van de stad, die sindsdien stukken grond verpachtte aan mensen die er een tuin aanlegden, een huis bouwden of een theekoepel plaatsten, vaak met aanlegsteiger. Er stonden dus allerlei kleine en grote bouwsels tussen het groen. Hoewel de sloop van de stadswal voor de aanleg van het Zocherpark al in 1830 begon, was het Lepelenburg nog niet aan de beurt gekomen. In 1851 nog wist Gerrit Reede een groot perceel te pachten, iets van het midden van het Lepelenburg, grenzend aan het water. Hij liet er een groot huis bouwen van twee verdiepingen met gepleisterde muren en een zolder met schilddak. Aan de voorzijde waren drie hoge boogramen tot aan de grond. Eromheen lag een fraaie tuin met wandelpaden, gazons, een zitbankje en sokkels met beelden. Blijkbaar was Reede een kunstverzamelaar. Op een tekening zijn tenminste vier beelden te zien, meest portretbustes.
Erg lang kon Gerrit niet van zijn huis en kunsttuin genieten. In 1859 kondigde de gemeente aan dat twee jaar later de huur zou worden opgezegd, de bouwsels gesloopt en het Lepelenburg afgegraven. De gemeenteraad discussieerde nog of er alleen een plantsoen moest komen, of ook enkele nieuwe villa’s. Landschapsarchitect Jan David Zocher jr. ontwierp diverse varianten en de architecten Samuel van Lunteren en Nicolaas Kamperdijk kwamen met een eigen plan voor 12 (geschakelde) villa’s op het Lepelenburg. De raad koos echter voor een onbebouwd plantsoen. Ook was besloten de bewoners en gebruikers die moesten vertrekken geen nieuw stuk grond toe te wijzen.

Nieuwe villa Lievendaal
Gerrit Reede moest in mei 1861 het ‘verblijf, waaraan hij zoozeer was gehecht’ verlaten. Hij kon elders niet aarden en probeerde toch toestemming te krijgen voor een nieuw huis aan het Lepelenburg. In april 1862 stuurde hij een brief aan de gemeenteraad waarin hij over zichzelf schreef: ‘Dat zijn gezondheid en keuze zich intusschen steeds aan dat gedeelte der stad verbinden, en dat hij daarom vurig zoude wenschen, de toestemming van den Raad te erlangen, om een gedeelte van den stadsgrond, tusschen de Schalkwijkerssteeg en de Brigittenstraat in langdurigen erfpacht te bekomen, ten einde aldaar eene villa te bouwen, voor hem ter bewoning geschikt.’ Reede beriep zich erop dat hij in 1861 zonder protesteren vertrokken was. Een eerste ontwerp voor zijn nieuwe Villa Lievendaal stuurde hij vast mee. Nadat Zocher zijn zegen uitsprak over de locatie en het ontwerp, ging de gemeenteraad met een krappe meerderheid akkoord.
Zocher had wel als voorwaarden gesteld ‘dat voorkomen worde, het daarstellen van kippenhokken, of in het algemeen alle getimmerten dan het gebouw zelve, het bleeken of droogen van kleederen, het brengen van mest- of vuilnishoopen in het gezigt van den wandelaar, het veranderen of vermeerderen der paden, het buiten vergunning der regering vellen of snoeien van groote boomen terwijl het verder wenschelijk zou zijn, dat het geheel afgesloten worde door een net ijzeren hek’. Daar stemde Reede graag mee in. De nieuwe Villa Lievendaal werd een schilderachtig huis met een toren op de linkerhoek en een veranda daaromheen. Architect was waarschijnlijk Gerrit Jan Kubes (1821-1890). Gerrit Reede kon zijn nieuwe huis in oktober 1863 betrekken, samen met twee dienstbodes. Hij overleed zeven jaar later.
Mede gebaseerd op een artikel over Lievendaal door Korine Hazelzet uit 1986.

2 Reacties
ReagerenLeuk om te lezen welke voorwaarden Zocher stelde om vanaf het wandelpad niet allerlei ‘getimmerte en vuilnis- en mesthoopen etc te hoeven zien’. Ik hoorde een soortgelijk verhaal afgelopen week een ex-dakloze vertellen bij een begeleide stadswandeling. Hij vertelde dat Zocher ook bij de Zeven Steegjes het wandelpad in het park een beetje tegen een heuvel gebouwd heeft, zodat de wandelaar de volkswijk niet hoefde te zien. 🥴😉
Een prachtig verhaal wederom Arjen, van een veelbelopen en -besproken stukje van onze stad, waarvoor dank!