Verdwenen villa’s: Huis Minstroom aan de Rembrandtkade Verdwenen villa’s: Huis Minstroom aan de Rembrandtkade

Verdwenen villa’s: Huis Minstroom aan de Rembrandtkade

Verdwenen villa’s: Huis Minstroom aan de Rembrandtkade
Het huis Meent of Minstroom in 1828, tekening J. van Oort (Het Utrechts Archief)
De Aloysiuskerk aan de Adriaen van Ostadelaan bestaat 100 jaar, reden om in deze serie over verdwenen villa’s terug te keren naar Utrecht Oost. Op de plek van de kerk lag voordien namelijk de buitenplaats Minstroom, net als het riviertje ook wel Meent of Meentstroom genoemd. Het buitenhuis zelf, in 1828 ontworpen door Christiaan Kramm, stond net achter de latere kerk: daar waar de Pieter Breughelstraat uitkomt op de Rembrandtkade. Op het landgoed zijn vanaf 1910 de straten van de Schildersbuurt aangelegd, waarbij een deel van de Abstederdijk de naam Rembrandtkade kreeg.

De Aloysiuskerk aan de Adriaen van Ostadelaan bestaat 100 jaar, reden om in deze serie over verdwenen villa’s terug te keren naar Utrecht Oost. Op de plek van de kerk lag voordien namelijk de buitenplaats Minstroom, net als het riviertje ook wel Meent of Meentstroom genoemd. Het buitenhuis zelf, in 1828 ontworpen door Christiaan Kramm, stond net achter de latere kerk: daar waar de Pieter Breughelstraat uitkomt op de Rembrandtkade. Op het landgoed zijn vanaf 1910 de straten van de Schildersbuurt aangelegd, waarbij een deel van de Abstederdijk de naam Rembrandtkade kreeg.

Op dinsdag 23 september 1828 was er een groot feest aan de Minstroom met onder de genodigden veel leden van de Utrechtse elite. Er waren twee aanleidingen, zoals blijkt uit het lied: ‘Te Minstroom bij deszelfs inwijding en ter eere van bruid en bruidegom J. Gerlings en J. Oortman gezongen’. Een van de cadeaus was een gegraveerd drinkglas met een afbeelding van het nieuwe buitenhuis. De gasten brachten maar liefst 35 heildronken uit, zoals toosten op de gezondheid van de gastheer en gastvrouw, maar bijvoorbeeld ook op die van de ‘Ongetrouwde Dames (tegenwoordig)’. Daarna volgde een reeks felicitaties aan onder meer het jonge bruidspaar en aan de eigenaren met de inwijding van huize Minstroom.

Kramms eerste bouwwerk

De gastheer en gastvrouw: dat waren Andries Oortman (1777-1843) en Johanna Jacoba Cuperus (1775-1853); de jonge bruid was hun nichtje. Andries Oortman, commissionair in effecten aan de Oudegracht, had een hofstede aan de Abstederdijk gekocht die in de achttiende eeuw een herberg was geweest. Vervolgens had hij de architect Christaan Kramm (1797-1875) gevraagd daar een nieuw buitenhuis te ontwerpen. Kramm was enkele jaren eerder aangesteld als directeur van de bouwkunde-afdeling van de Stadstekenschool. Hij had opmetingstekeningen voor de restauratie van de Domkerk gemaakt, breidde Paushuize uit en zou de rechtbank aan de Hamburgerstraat ontwerpen. Huize Minstroom was in 1828 Kramms eerste uitgevoerde bouwwerk.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Bouwtekening huis Minstroom door Christiaan Kramm, 1828 (Het Utrechts Archief)

De gepleisterde villa in neoclassicistische stijl had boogramen op de begane grond en een balkon rondom de grote zaal op de verdieping, met aan weerszijden een zuilengalerij. Aan de voorgevel waren drie zeer hoge ramen met openslaande deuren, waarvan het middelste werd bekroond met een waaiervormig venster. De ramen hadden louvreluiken. Het huis zelf was ongeveer 10 bij 10 meter groot, maar daarachter stonden nog bijgebouwen zoals de oude hofstede. Op de plattegrond van Kramm valt op dat beide verdiepingen een inpandig secreet hadden, zeer modern voor die tijd.

Andries en Johanna kregen zes kinderen, maar de meesten stierven jong. In 1843 verscheen het bericht: ‘Heden overleed mijn dierbare echtgenoot, de Heer Andries Oortman, in den ouderdom van 65 Jaren, wiens verlies ik met mijnen eenig overgebleven Zoon diep betreur.’ Na Johanna’s eigen dood in 1853 ging het huis naar die zoon: Joannes Oortman (1812-1887). Hij had ook het bankiersbedrijf van zijn vader voortgezet. Joannes bleef ongehuwd en kinderloos.

In 1882 maakte Anthony Grolman een aquarel van het weelderige groen van de buitenplaats Minstroom, waarop ook het toegangshek te zien is. Een paar jaar later schreef het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad: ‘Wie de nachtegaal wil hooren slaan, zonder zich ver van huis te begeven, hij strekke zijne wandeling uit tot aan de buitenplaats Minstroom achter Oudwijk.’ Een ooggetuige herinnerde zich later ‘dat mooie hooge struikgewas en die reusachtig hooge boomen, de donkere laantjes en het beschaduwde bergje, de fraaie waterpartij, en het heerlijke weiland met prachtige Lakenvelders gestoffeerd’. In het midden van het parkbos stond een Libanon-ceder.

Tekst loopt door onder de afbeelding

Buitenplaats Minstroom (met toegangshek) in 1888 door Anthony Grolman (Het Utrechts Archief)

Verval en kerkbouw

Na de dood Joannes Oortman kwam de buitenplaats in handen van de advocaat en ondernemer Floris Adriaan van Hall (1838-1929). Die woonde aan de Pieterstraat 5, hoek Kromme Nieuwegracht. Waarschijnlijk vertoefde hij enkele jaren op de Minstroom met zijn vrouw Catharina Christina Jongeneel, maar toen zij in 1893 overleed, raakte Van Hall in moeilijk vaarwater. Hij verzegelde het huis aan de Pieterstraat, dat bekend kwam te staan als het Spookhuis, en woonde voortaan in een loge van het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam, waarvan hij directeur-eigenaar was geworden. Hij kreeg louche zakenvrienden en zat in 1899 vast wegens oplichting, al werd hij uiteindelijk vrijgesproken.

Huize Minstroom bleef onbewoond en raakte in slechte staat. In 1904 werd ‘de oude vervallen keet neergelegd die daar in haar goede dagen als het landhuis Minstroom heeft staan prijken’, volgens de Utrechtsche courant. In de jaren daarna werd ‘de eenmaal zoo mooie buitenplaats Minstroom publiek domein en wat dat in Holland beteekent, weten we allemaal wel’. Het inrijhek werd in de sloot gegooid, de vruchtbomen geplunderd en de sierbomen vertrapt. Van Hall wilde er vanaf, maar tegen een zo hoog mogelijke prijs.

Uiteindelijk kocht de gemeente het terrein en maakte een stratenplan voor de Schildersbuurt. Sommigen hoopten nog vergeefs op behoud van het groen als uitloper van het Wilhelminapark. Het gedeelte waar nu de Aloysiuskerk staat, bleef wel tijdelijk braak liggen als sport- en evenemententerrein. Maar de in 1907 gebouwde katholieke noodkerk aan de Abstederdijk 301 was net zo tijdelijk bedoeld. In 1922 ontwierp architect Hendrik Valk een koepelkerk op het laatste restant van de buitenplaats. Twee jaar later kon de Aloysiuskerk in gebruik worden genomen.

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

3 Reacties

Reageren
  1. Ed.

    Die Kramm heeft aardig wat ontworpen zie ik in HUA. Ik had nog nooit van hem gehoord … Een bouwhausse in de 19e eeuw?

  2. Ron

    Reageren doe ik niet vaak, maar ik lees álle artikelen van Arjan de Boer met veel plezier. Als groot fan van bouwhistorie, erfgoed en Utrecht is dat ook logisch. Dankjewel Arjan dat je al deze artikelen schrijft! Ps, wanneer komt je volgende boek uit? Deel 1 staat hier in de kast.

  3. Rob Delvigne

    Lederciseleur Jos. Merckelbagh woonde in 1900 op Minstroom. Dat staat in een artikel van dat jaar ter ere van de zilveren medaille die Merckelbagh verdiende op de Wereldtentoonstelling in Parijs. Het jaar daarop trouwde Merckelbagh en trok in bij zijn vrouw in Leiden. Zie https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/302814.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).