Verdwenen villa’s: Huize Marksland aan de Abstederdijk Verdwenen villa’s: Huize Marksland aan de Abstederdijk

Verdwenen villa’s: Huize Marksland aan de Abstederdijk

Verdwenen villa’s: Huize Marksland aan de Abstederdijk
Huize Marksland door Anthony Grolman, 1897 (Het Utrechts Archief)
Marksland stond aan de Abstederdijk 333 bij de Minstroom en werd in 1934 gesloopt voor de aanleg van de Burgemeester Fockema Andreaelaan. Het huis had niet het typische uiterlijk van een villa; vanwege de hoge stoep en eenvoudige vorm is het wel eens beschreven als een 17e-eeuws huis dat later gepleisterd zou zijn. Toch blijkt dat Marksland als buitenplaats werd gebouwd en pas aan het begin van de 19e eeuw.

Marksland stond aan de Abstederdijk 333 bij de Minstroom en werd in 1934 gesloopt voor de aanleg van de Burgemeester Fockema Andreaelaan. Het huis had niet het typische uiterlijk van een villa; vanwege de hoge stoep en eenvoudige vorm is het wel eens beschreven als een 17e-eeuws huis dat later gepleisterd zou zijn. Toch blijkt dat Marksland als buitenplaats werd gebouwd en pas aan het begin van de 19e eeuw.

Begin 1817 verscheen een advertentie in de Utrechstche Courant waarin te huur werd aangeboden ‘het zeer aangename en welgelegen BUITENPLAATSJE Marksland in Abstede, aan de Minstroom, nog geen ½ uur van de Stad Utrecht, voorzien van zes Kamers, ruime Zolder, met twee Slaapplaatsen, mitsgaders Keuken, Kelder en Loots’. Er hoorde een tuin bij van iets minder dan een hectare groot, ‘voorzien van een groot getal allerhande vruchtdragende Boomen’.

De naam Marksland was een oude aanduiding van een streek in het westen van Duitsland. Het is onbekend waarom het huis zo heette. Dat het in 1816 of 1817 gebouwd moet zijn, blijkt uit een advertentie van vier jaar later, toen Marksland opnieuw te huur was. Daarin stond: ‘eene sedert weinige jaren nieuw uit den grond gebouwde Huizinge’. Er hoorde inmiddels een veel grotere ‘naar den nieuwsten smaak aangelegden Tuin’ bij van ongeveer 10 hectare, die doorliep tot aan de Notebomenlaan. De nieuwste smaak, dat was de Engelse landschapsstijl met slingerende paden, bossages en gazons.

Landelijk bij de stad

Het huis werd zowel geschikt geacht als zomer- en winterverblijf. Het had beneden twee kamers en boven vier, ‘de meeste behangen en met Stookplaatsen’. De dienstruimtes bestonden uit een keuken, een provisiekelder en een droogzolder (voor de was) met twee ‘Domestique-kamertjes’ (slaapruimtes voor de dienstbodes). Bij de invoering van het kadaster in 1832 was de eigenaar drogist Hendrik van Rinkhuijzen (zie midden boven op deze kaart). Onbekend is of hij toen zelf op Marksland woonde of het verhuurde.

Een aardige beschrijving van de omgeving in Abstede gaf het boek Het lustoord tusschen Amstel en Grebbe, en elders in het Sticht van Utrecht uit 1837. ‘Alles heeft hier een recht landelijk voorkomen; zoo dat men niet zou zeggen, zich zoo dicht nabij eene groote stad te bevinden. In een stillen morgen- of avondstond hier wandelende, kan men zich verbeelden, door een meer verafliggend dorp te gaan’, schreef Jan Bastijaan Christemeijer. ‘Langs kleine hofsteden, boomgaarden en moestuinen, komt men weldra aan het plaatsje Wetter en straks daar voorbij aan den hoek bij Marksland uit. Vlak tegenover het huis van dit buitengoed is eene kleine, een weinig hoog liggende brug over den Minstroom.’ Met het plaatsje Wetter bedoelde de schrijver waarschijnlijk een kleine buitenplaats met die naam, waarover niets bekend is. In de buurt stond ook nog het buitenhuis Schoonoord.

Tekst loopt door onder de foto

Marksland was rond 1920 al deels ingebouwd (Het Utrechts Archief)

Vanaf 1869 woonde de gewezen onderwijzer Dirk van Frankenhuijsen (1811-1895) in Huize Marksland. Hoewel geboren in Utrecht, had hij jarenlang in Montfoort gewoond als directeur van het Protestants Landbouwkundig Opvoedingsgesticht voor Verwaarloosde Kinderen. Naar voorbeeld van buitenlandse landbouwkolonies moesten die op een boerderij werken, wat heilzaam zou zijn. De instelling ging uiteindelijk ten onder, maar Van Frankenhuijsen had goed geboerd met onroerend goed en kon zo Marksland betalen. Na tien jaar verhuisde hij naar de Oosterstraat.

Kwekerij Marksland

In 1879 verscheen het bericht: ‘De Weduwe Rietveld, bloemist te Utrecht, heeft haar bloemisterij uit de Kerksteeg, aldaar, overgebracht naar Marksland’. Het huis met grote tuin was uitstekend geschikt als kwekerij. Johanna Rietveld-Muller werd bijgestaan en opgevolgd door haar zoon Anthonie Rietveld (1853-1897). Van zijn planten werd gezegd ‘waarvoor hij leefde en die met een zorg en liefde werden opgekweekt. Zijn troetelkind was de Viburnum macrocephalum [Sneeuwbal], waarvan op Marksland een collectie is, zooals men zelden aantreft.’ Dat schreef vakblad Floralia bij zijn dood op 43-jarige leeftijd in 1897. ‘Tal van bloemisten stonden om de groeve geschaard en strooiden bloemen op zijn graf.’

Er leek wel een vloek te rusten op kwekerij Marksland, want in 1900 stond in het Utrechtsch Dagblad: ‘Op jeugdigen leeftijd is te Utrecht overleden de heer Risseeuw, een jong, kundig bloemist, die voor een paar jaar het bekende Marksland in exploitatie had genomen, en zich in dien korten tijd heeft doen kennen als een kundig hortulanus en tuinarchitect.’ Cornelis Risseeuw (1874-1900) werd nog opgevolgd door Lodewijk Hendrik Weijer (1877-1948), die zich specialiseerde in orchideeën en daarvoor een kas had.

Tekst loopt door onder de foto

Bloemist Weijer in de orchideeënkas, 1927 (Het Utrechts Archief)

Nadat Marksland enige jaren leeg stond, kocht de gemeente het in 1934. Niet om te behouden, maar om te slopen in het kader van het uitbreidingsplan Kromme Rijn. Voor die wijk werd de Burgemeester Fockema Andreaelaan aangelegd, die begint bij de Abstederdijk aan de Minstroom, precies waar Marksland stond. ‘Een verlies kunnen we het verdwijnen gelukkig niet noemen. Integendeel, het bouwvallige, leelijke huis ontsierde de omgeving niet weinig, terwijl de straatjeugd zich onledig heeft gehouden met het vernielen van ruiten, zoodat Marksland herschapen was in een onherbergzaam oord’, schreef het Utrechtsch Nieuwsblad. Een deel van de tuin bleef als ‘Bosch van Marksland’ nog in gebruik voor activiteiten van buurtvereniging Abstede. Tegenwoordig herinneren de namen Marksbrug en Markstraat (met één s) nog aan het buitenplaatsje.

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

3 Reacties

Reageren
  1. Ton Hooft

    Genoemde drogist Hendrik van Rinkhuijzen, eigenaar van Marksland in 1832, woonde tot zijn dood in 1837 boven zijn winkel op Twijnstraat 4. Hier handelde hij met zijn compagnon Ernst Herminghuijsen vanaf rond 1800 in ‘drogerijen’, geneesmiddelen, verfwaren, chemicaliën en meer. ‘Van Rinkhuizen en Herminghuijsen’ was een erg bekend en gerenommeerd bedrijf, de heren boerden goed. Hendrik van Rinkhuijzen zal Marksland als belegging bezeten hebben. Overigens werd ‘Van Rinkhuijzen en Herminghuijsen’ na de dood van Hendrik nog erg lang op Twijnstraat 4 voortgezet door verschillende generaties Hotke. Mevrouw Tiddens-Hotke runde de drogisterij hier nog tot 1990, het pand maakt tegenwoordig deel uit van de AH-vestiging in de straat.

  2. Arjan den Boer

    @ Ton Hooft

    Dank voor je waardevolle aanvulling over Van Rinkhuijzen!

  3. Thomas

    Ik geniet enorm van deze reeks. Toch zou een (provisorisch) kaartje met de ligging aangegeven op de huidige kaart nog net wat meer inzicht geven.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).