Niets op het bedrijventerrein Strijkviertel bij De Meern herinnert nog aan de buitenplaats die er ooit stond. Het is zelfs niet bekend hoe het zeventiende-eeuwse herenhuis er precies heeft uitgezien. Dat geldt niet voor het poortgebouw, dat pas in 1962 is afgebroken. Daarvan zijn niet alleen foto’s bewaard gebleven, maar ook tekeningen door iemand die er zelf heeft gewoond.
In 1920 verhuisde de 7-jarige Chris Schut met zijn ouders van Amsterdam naar De Meern. Zijn vader Lodewijk was groente- en fruitkweker en had het poortgebouw gekocht van de eeuwenoude buitenplaats Tjepmastate, gelegen in de hoek van de Rijksstraatweg en de Strijkviertel. Het hoofdhuis was rond 1900 afgebroken. De familie Schut maakte het vervallen poortgebouw, waarin nog stallen waren, geschikt voor bewoning, inclusief de torenkamer. De jonge Chris ontwikkelde een grote liefde voor tekenen en in 1928 schetste hij voor het eerst het poortgebouw van Tjepma. In datzelfde jaar rondde hij de mulo af en ging naar het Rijksinstituut tot Opleiding van Teekenleeraren in Amsterdam. Naast zijn werk als leraar zou Chris Schut zich ontwikkelen tot een belangrijke topografisch tekenaar die in opdracht van het Gemeentearchief vele Utrechtse plekken vereeuwigde.
Reconstructie
Schut bleef geïnteresseerd in het bijzondere gebouw waarin hij opgroeide, maar waarover weinig bekend was. Hij schreef er in 1943 over in het Jaarboekje Oud-Utrecht: ‘Het poortgebouw zelf is een pittoresk stukje architectuur. Wit bepleisterd met een zwart geteerden plint, is het langwerpige gebouw in het midden bekroond door een zeshoekig torentje, dat eenigszins scheef staat als gevolg van onoordeelkundige herstelling na een blikseminslag in 1901. Onder dit torentje bevindt zich een poort, waar men doorging om het heerenhuis te bereiken.’ Van dat verdwenen huis maakte Schut een reconstructietekening in vogelvlucht, op basis van historische kaarten en ‘mondelinge gegevens van oude bewoners van den omtrek’. Er bestaan namelijk geen tekeningen of foto’s van dat gebouw. ‘Dit huis bestaande uit twee haaks op elkaar staande gedeelten, had in den naar den straatweg toegekeerden gevel vier ramen en een beeld in een donker gekleurde nis.’ Om het het hele complex heen liep een gracht.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
Chris Schut wist ook te vermelden dat de Tjepmastate ooit gebouwd moet zijn door de familie Quarebbe, zonder verdere details. Doel van zijn stuk was ‘slechts eenige belangstelling voor het voormalige Tjepma te wekken, in de hoop, dat iemand zich te eeniger tijd geroepen zal voelen gegevens over dit huis te verzamelen om zoodoende in zijn duistere geschiedenis wat licht te brengen.’ Dat gebeurde in het Jaarboek Oud-Utrecht van 1954 door de Utrechtse archiefbeambte Gerardus van Klaveren.
De vroegst bekende bewoner van Tjepmastate was omstreeks 1630 jonkheer Eustachius Quarebbe. Een van zijn grootmoeders was Aleyda van Tjepma, afkomstig van de Tjepmastate bij Roordahuizum in Friesland. Dit verklaart de ‘noordelijke’ naam van de buitenplaats. Eustachius’ zoon Pierre de Quarebbe overleed in 1729 op 90-jarige leeftijd. Via zijn erfenis kwam het huis in handen van de familie Van Schalkwijk, die het verhuurde aan de Amsterdamse koopman Dirk van Lennep. Volgens een akte uit 1733 woonde Van Lennep ‘op den huyse Tjepma’. Dat is de vroegste vermelding onder die naam; misschien werd het huis in de volksmond al langer zo genoemd. Op een kaart uit 1695 werd het nog aangeduid als ‘Huys van Quarebbe’.
Van ongeveer 1780 tot aan zijn overlijden in 1790 huurde Johan Godfried Schilling Tjpemastate. Hij was eigenaar van de koffie- en bananenplantage ‘Dordrecht’ in Suriname met 127 tot slaaf gemaakten. De woonkamer van Tjpemastate was toen voorzien van goudleren behang en er stond een tafel uit één stuk van tropisch mahoniehout. In de tuin zou ten tijde van Schilling een ‘wonderlijk samengesteld grotwerk voorzien van een koepel als een Chinese pagode’ zijn geweest.
Tjepmastate bleef tot 1806 in handen van de familie Van Schalkwijk. Toen verscheen een verkoopadvertentie: ‘De Heereplaats Tjepma, bestaande in een heere huizinge, opgaande met een steene trap en bordes, waarvan men komt in een groot ruim voorhuis met papier behangen, waarin een secreet, voorts een schoone zaal met doek behangen’. De grote tuin werd in de advertentie ook omschreven. Daar stonden perziken- en appelbomen, er was een goudvisvijver en een ‘schoone ruime koepel, staande aan de Leydsche Rhijn, een zeer schoon uitzigt hebbende’.
Vernieuwing en sloop
Zo’n 25 jaar later kocht Jan Jacob Frijkenius het huis. Hij liet het vernieuwen, blijkens een volgende advertentie: ‘De buitenplaats Tjepma, bestaande dit perceel in eene zedert korte jaren zeer verfraaide en gemoderniseerde huizinge’. Ook het poortgebouw had onder Frijkenius z’n definitieve vorm gekregen: ‘Bij het inkomen op het bassecour bevindt zich de over een ophaalbrug tot ingang dienende poort, waarboven een kamer en duiventoren; terzijde eene ruime stalling voor vier paarden, welwaterspompput, hooizolder en schuur, waarnaast eene bergplaats voor turf. Aan de andere zijde een koetshuis en remise, waarnaast eene welingerigte tuinmanswoning’.
Tekst loopt door onder de afbeelding.
In 1843 werd kastelein Arie van Eyk eigenaar. Hij gaf Tjepmastate een horecabestemming en organiseerde er harmonieconcerten. De betalende gasten werden per rijtuig opgehaald op het Vredenburg en later met een trekschuit bij de Catharijnepoort. Vanaf 1850 waren de vrijgezelle broer en zus Cornelis Jacob en Anna Constantine Caroline van Brakel de bewoners. Zij bleven maar liefst een halve eeuw op Tjepmastate. Chris Schut noteerde: ‘Oude bewoners uit de omgeving weten nog te vertellen, dat de oude heer van Brakel zéér zuinig was, dat hij nooit op den weg, doch steeds op den graskant liep met het oog op schoenenslijtage.’ De Van Brakels lieten geld na voor de nieuwe hervormde kerk in De Meern en het homeopathisch ziekenhuis.
Tjepmastate kwam in 1900 in handen van landbouwer Jochem Floor. Hij liet het herenhuis slopen en de omringende bomen rooien. De buitenplaats werd een groente- en fruitkwekerij, later dus overgenomen door de familie Schut. Die knapten het poortgebouw op, maar na hun vertrek zou het alsnog worden gesloopt. Dat gebeurde in 1962 voor de aanleg van een industrieterrein.
7 Reacties
ReagerenWeer een mooi verhaal van Arjan den Boer.
Bedankt!
IJzersterke openingszin Arjan! Dank weer voor een mooi en sterk geïllustreerd verhaal, inclusief de links.
Een genoegen om dit te lezen. Dank!
Het lijkt erop, dat op dit gedeelte later Transportbedrijf EJ van Dijk gevestigd is. Ik heb namelijk daar gewoond. Ons adres was Rijksstraatweg 35. Onze woning leek voor een deel op de woning op de tekening, behalve het dwarse gedeelte.
@ Peter Lee
Dat klopt, zie:
https://hetutrechtsarchief.nl/beeld/A56DDDDD811F5C92862101F2CC16466D
Maar dus latere gebouwen op de plek van Tjepmastate.
Bij de artikelen over verdwenen gebouwen pak ik vaak Topotijdreis erbij. In de link: https://www.topotijdreis.nl/vergelijk/kaart/1925/kaart/1960/@132604,454849,12 heb ik de situatie van 1925 en 1960 naast elkaar gezet. Hier staan in 1960 zowel het Poortgebouw als het pand van Transportbedrijf van Dijk op.
Door het schuifje rechts naar 2023 te schuiven kom ik tot het inzicht dat Tjepmastate ergens achter op de percelen van Strijkviertel 7 en 9 heeft gestaan.
Ik heb nog een foto, kan ik die toevoegen?