Verdwenen villa’s: Villa Welgelegen aan de Wittevrouwensingel Verdwenen villa’s: Villa Welgelegen aan de Wittevrouwensingel

Verdwenen villa’s: Villa Welgelegen aan de Wittevrouwensingel

Verdwenen villa’s: Villa Welgelegen aan de Wittevrouwensingel
Welgelegen rond 1900 (Het Utrechts Archief)
Op het tegenwoordige Hooghiemstraplein, vlak voor het gelijknamige bedrijfsverzamelgebouw, stonden tot 1990 de treurige resten van wat ooit een sierlijk huis was. De historie van Villa Welgelegen — de naam wijst op een vrije ligging — raakte nauw verweven met die van veevoederfabriek Hooghiemstra. Het huis werd steeds verder ingesloten door het bedrijfscomplex en zou er uiteindelijk in opgaan. Welgelegen kreeg na het overlijden van de laatste bewoner in 1911 een opmerkelijke herbestemming als ‘paardenvilla’.

Op het tegenwoordige Hooghiemstraplein, vlak voor het gelijknamige bedrijfsverzamelgebouw, stonden tot 1990 de treurige resten van wat ooit een sierlijk huis was. De historie van Villa Welgelegen — de naam wijst op een vrije ligging — raakte nauw verweven met die van veevoederfabriek Hooghiemstra. Het huis werd steeds verder ingesloten door het bedrijfscomplex en zou er uiteindelijk in opgaan. Welgelegen kreeg na het overlijden van de laatste bewoner in 1911 een opmerkelijke herbestemming als ‘paardenvilla’.

Het huis aan de Wittevrouwensingel moet rond 1850 gebouwd zijn met slechts één verdieping en een rieten dak. Vooraan was al wel een driezijdig uitgebouwde tuinkamer met uitzicht op een ronde vijver en op de singel. Omstreeks 1870 werd het pand verbouwd, zoals blijkt uit tekeningen door Anthony Grolman van de situatie voor en na. De villa kreeg toen een pannendak en bovenop de tuinkamer verrees een uitzichtskoepel. Over de hele breedte kwam een langgerekt balkon met balustrade, steunend op vier gietijzeren kolommen. Daarmee had Villa Welgelegen z’n definitieve vorm gekregen.

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Villa in 1860 en 1880 door Anthony Grolman (Het Utrechts Archief)

We weten niet wie er de eerste jaren woonden, maar in 1874 kwam het huis in de verkoop. De krantenadvertentie voor de veiling gaf een mooie beschrijving: ‘De Villa Welgelegen, te Utrecht, aan den Wittevrouwen-Singel, nabij de Biltsche vaart, bestaande uit kapitaal, ruim en solied gebouwd Heerenhuis en grooten, fraai aangelegden tuin, voor en achter het huis. Het Heerenhuis bevat 6 ruime kamers, zaal, groote keuken, kelders, zolder, enz.’

Tegelijk werd ook een flink stuk land achter het huis geveild — tot aan de Biltsche Grift — en dat maakte het geheel interessant voor de familie Hooghiemstra, de nieuwe eigenaren. De Friese broers Jurjen Sjoerd (1835-1887) en Kerst Sjoerd Hooghiemstra (1820-1890) waren van oorsprong schippers, maar hadden zich in 1865 aan de Wittevrouwenkade gevestigd als handelaren in de producten die ze eerst vervoerden. Jurjen handelde in hooi en stro, Kerst in brandstoffen. Ze huurden aanvankelijk schuren aan de Wittevrouwensingel, maar waren aan uitbreiding toe. Die ruimte bood de villa met land erachter, waar al snel pakhuizen verrezen.

Studenten en professoren

Al ging het vooral om de grond, de villa bleef natuurlijk niet leeg staan. Aanvankelijk woonde Kerst Sjoerd Hooghiemstra er zelf met zijn gezin en enkele andere familieleden. Voor deze mensen van bescheiden komaf was de behuizing erg ruim, vandaar dat ze een kamer verhuurden aan een student. In 1876 was dit de theologiestudent Johannes Hermanus Gunning (1858-1940), later een bekende predikant. Op latere leeftijd publiceerde Gunning een aardige anekdote over zijn nogal muzikale studententijd.

‘Ik had op den Singel bij Hooghiemstra een reuzenkamer, waar de piano prachtig klonk en waar ik vaak met mijn vriend De Ridder, een goed cellist en een paar minnaars van de viool, Schubert, Schumann en vooral mijn hoogvereerden Beethoven speelde. Op zekeren avond — ik durf niet te verklaren hoe ver het al in den nacht was — verscheen mijn gastheer (wij gebruikten toen een minder vriendelijke betiteling) plotseling in eerzaam slaapgewaad, met de nachtmuts op het hoofd, en verklaarde in zulke krachtige termen dat dat lawaai nu voortaan uit moest zijn, dat wij onze kunstprestatie maar staakten, doch in niet al te vriendelijke stemming ter ruste gingen. Arme Hooghiemstra, die nog maar kort geleden een lief dochtertje verloren had, wat deed ge ook onverstandig, vooral daar ge het niet noodig had, studenten in je vredige huis te halen, nog wel eerste-jaars studenten, die gewoonlijk het rumoerigst van allen zijn!’ Dochter Trijntje was in 1876 op 13-jarige leeftijd overleden.

Vanaf 1887 ging de familie Hooghiemstra Welgelegen geheel verhuren, zelf betrokken ze nieuwe maar kleinere huizen aan de singel. De villa behield zijn voor- en achtertuin maar was verder inmiddels omsloten door bedrijfspanden. Eerst huurden de bejaarde ouders van pedagoge Agatha Snellen de villa, daarna nog kort de directeur van de nabijgelegen gasfabriek en een jurist. In 1893 volgde de bewoner die het langst zou blijven: Hendrik Jacob Hamaker (1844-1911), hoogleraar rechtswetenschap aan de Utrechtse universiteit. Hij woonde er met zijn vrouw Maria Brooshooft en hun zoon en drie dochters. Een van hen, Martha Johanna Hamaker, stond er in 1905 zelf als ‘studente’ ingeschreven. Drie jaar later zou ze — als een van de eerste vrouwen — in Leiden promoveren op de schrijver Jacob Geel, de beste vriend van haar overgrootvader. In Villa Welgelegen woonden en werkten ook dienstbodes: in twintig jaar tijd ‘versleet’ de familie Hamaker er bijna twintig!

Tekst loopt door onder de afbeelding.

Villa in 1871 en ‘paardenvilla’ in 1915 door Anthony Grollman (Het Utrechts Archief)

Paardenstal

Nadat de kinderen uit huis waren en zijn vrouw Maria in 1905 overleed, sleet Hamaker zijn laatste jaren in Welgelegen. Toen hij in 1911 stierf, besloot de familie Hooghiemstra de villa niet opnieuw te verhuren maar op te nemen in het bedrijfscomplex. De volgende generatie had de hooi- en strohandel uitgebreid met een veevoedermaalderij op stoommachines. Al twee maanden na Hamakers dood kwam architect Jan Kuiler (1883-1952) met een tekening om de villa te verbouwen tot… paardenstal. Voor het transport van veekoeken was veel paardenkracht nodig. Het huis werd versterkt met beton en de ramen werden grotendeels dichtgemetseld. Verdeeld over twee verdiepingen, via een hellingbaan, vonden maar liefst 44 paarden een plaats in het oude woonhuis.

In de voormalige achtertuin ontwierp Kuiler in 1912 een hoog nieuw pakhuis met twee torentjes, dat er nog altijd staat. Na de Tweede Wereldoorlog vertrok Hooghiemstra en kwamen er andere bedrijven aan de Wittevrouwensingel: Indola en Avery. In de jaren zeventig volgde een periode van leegstand en krakers. Pas toen in 1990 de oude fabriek werd herbestemd tot bedrijfsverzamelgebouw, werd de zeer verminkte villa gesloopt. Nu is daar een plein met picknickbanken.

Arjan den Boer

Arjan den Boer

Arjan den Boer is publicist over geschiedenis, design, monumenten en architectuur. Voor DUIC schrijft hij dit jaar over verdwenen villa's in Utrecht.

Profiel

3 Reacties

Reageren
  1. Ron

    Wederom een tof artikel, waarvoor dank!!

    Voor de nieuwsgierigen; op deze site staat een luchtfoto van het complex waar ook de zeer verminkte PaardenVilla is te zien; https://www.usine-utrecht.nl/vroeg-voorbeeld-herbestemd-industrieel-erfgoed-hooghiemstra-utrecht/

  2. Ton Hooft

    Ik sluit me bij Ron aan, dank Arjan!

  3. Hanno

    En z ziet men hoe onze mooie stad steentje bij steentje gesloopt werd en wordt ter faveure van de psychopaten!

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).