Open brief over Stadsdichtersgilde: ‘Dichters die geen lid zijn komen literair Utrecht niet in’ | De Utrechtse Internet Courant Open brief over Stadsdichtersgilde: ‘Dichters die geen lid zijn komen literair Utrecht niet in’ | De Utrechtse Internet Courant

Open brief over Stadsdichtersgilde: ‘Dichters die geen lid zijn komen literair Utrecht niet in’

Open brief over Stadsdichtersgilde: ‘Dichters die geen lid zijn komen literair Utrecht niet in’
Esther Jansma
Dichter, schrijver, wetenschapper en bijzonder hoogleraar dendrochronologie Esther Jansma heeft kritiek op het Utrechtse Stadsdichtersgilde. Volgens Jansma, die in 2014 de C.C.S. Crone Prijs voor haar oeuvre ontving, bestaat het gilde uit een klein groepje die hun eigen posities veilig stellen en de subsidies onderling verdelen.

Dichter, schrijver, wetenschapper en bijzonder hoogleraar dendrochronologie Esther Jansma heeft kritiek op het Utrechtse Stadsdichtersgilde. Volgens Jansma, die in 2014 de C.C.S. Crone Prijs voor haar oeuvre ontving, bestaat het gilde uit een klein groepje die hun eigen posities veilig stellen en de subsidies onderling verdelen.

Lees hieronder de open brief van Jansma.

De Utrechtse Dichtersgriep

Utrecht heeft al jaren griep. Het is geen aandoening waar veel mensen iets van merken, want er komt geen koorts, gehoest of overmatig toiletbezoek aan te pas. Het is een culturéle griep: een aandoening van de Utrechtse Letteren. En de naam van deze ziekte is: het Utrechtse Stadsdichtersgilde.

Op wonderlijke wijze lukt het in Utrecht al jaren om een deel van de gesubsidieerde poëzie tot koehandel te maken binnen een select groepje belanghebbenden. Dat begon in 2009 met de aanstelling van de eerste Stadsdichter, die werd gekozen door de Gemeenteraad. Niks geen bevlogen (internet)oproepen van ambitieuze concurrenten, nee, opeens had Ingmar Heytze die functie. Het jaar daarop, ruim voordat diens contract afliep, had hij samen met zijn dichtende volgelingen een strategie ontwikkeld om zijn positie niet meer uit handen te hoeven geven. Want in oktober 2010 meldde RTV-Utrecht: ”Ingmar Heytze stopt als stadsdichter van Utrecht. […] Maar als zijn termijn komend jaar afloopt, wordt er geen opvolger benoemd. Utrecht wil liever een gilde ondersteunen, zodat meer dichters een kans krijgen. Stadsdichter Heytze juicht het besluit toe.”

Sindsdien hebben de leden van dit Stadsdichtersgilde, onder wie uiteraard ook Heytze zelf, de door Utrecht verstrekte jaarlijkse subsidie voor gedichten-in-opdracht onderling verdeeld. Ook vragen ze bij de Gemeente met succes extra financiering voor andere poëzieprojecten aan.

Daarnaast vliegen ze tegenwoordig soms ook auteurs in van buiten. Ikzelf denk daarbij: via die externe grootheden kunnen ze hun eigen positie nog beter promoten en daardoor veiligstellen.

Ik woon in deze stad en zie dit al jaren gebeuren. Al te lang komen dichters die geen lid zijn van het Stadsdichtersgilde literair Utrecht niet in. Lees de vele gedichten op de Utrechtse straten en pleinen, in de ziekenhuizen, bibliotheken, culturele centra, enz., en u begrijpt hopelijk wat ik bedoel. Maar wat ik erger vind: al jaren zie ik jonge mensen die graag fantastisch werk willen maken na toetreding tot het Stadsdichtersgilde veranderen in zelfgenoegzame mooischrijvers.

Utrecht is recent door de UNESCO uitgeroepen tot ‘City of Literature’. Daar past natuurlijk als ‘gezicht van de poëzie’ geen Stadsdichtersgilde in dat zich manifesteert als een ‘gezelligheidsvereniging’ van lokale poëten. Het is hoog tijd dat de Gemeente Utrecht weer overgaat tot een éénhoofdig stadsdichterschap – of liever nog: stadsschríjverschap, want dan kan men kiezen uit een grotere groep auteurs, onder wie ook prozaschrijvers en essayisten, wat de kwaliteit alleen maar ten goede zal komen. Het is ook hoog tijd dat gemeentelijke poëziesubsidies niet langer getoetst worden aan de coördinaten en verenigingslidmaatschappen van de aanvragers, maar uitsluitend aan literaire kwaliteit. En het is tot slot hoog tijd dat het Utrechtse Stadsdichtersgilde zich ook formeel omvormt tot een gezelligheidsvereniging, en dat de leden daarvan hun eigen broek en rok gaan ophouden. Want alleen zó kan Utrecht genezen van deze Dichtersgriep, die inmiddels heeft geleid tot een onnavolgbare hoeveelheid roze-geglazuurde, lievige, tegelwijze, volstrekt ondermaatse gedichten. En alleen zó kan Utrecht de nationale en internationale literaire rol gaan spelen die deze stad, ook volgens UNESCO, heeft verdiend.

En voor wie nu denkt ‘die Jansma wil zélf eten uit de Utrechtse ruif’: na hier bijna twintig jaar te hebben gewoond, ben ik er inmiddels aan gewend om als praktiserend dichter onafhankelijk te bestaan, zonder opdrachten uit Utrecht. Ik beloof hierbij plechtig dat ik in deze stad – en waar dan ook – nóóit Stadsschrijver zal willen zijn of worden.

Tenslotte: ik ben nog steeds blij en vereerd dat ik van deze zelfde stad Utrecht enkele jaren geleden de C.C.S Crone Prijs voor mijn oeuvre heb mogen ontvangen.

Esther Jansma

8 Reacties

Reageren
  1. Massegast

    Gelukkig is Utrecht dus nog steeds de provinciestad die het altijd was.

  2. Scherpschutter

    Zo zit de hele Utrechtse kunst en cultuursector in elkaar. Het kost een godsvermogen aan belastinggeld, en de kwaliteit die je ervoor terugkrijgt (meestal een politieke boodschap in afgrijselijke verpakking) is om te janken.

    Daarom: geen CENT subsidie meer voor kunst en cultuur. Laat de markt middels werkelijke vraag het aanbod maar bepalen. Alleen de beste en meest aantrekkelijke kunstenaars zullen overleven.

  3. Herman

    Wat een hoop.woorden voor een piepklein cultuurhoekje. Een heel klein groepje houdt elkaar lekker bezig.
    Hopelijk als een echte hobby op hun eigen kosten en niet die van onze belastingcenten.

  4. isabelle

    Utrecht heeft hiermee een platform voor middelmatigheid opgezet en gezekerd. Terechte kritiek van Esther Jansma. Doe er wat mee!

  5. joop gerritse

    Ach, gilden zijn een middeleeuwse traditie. En ook in de middeleeuwen hadden ze dezelfde positie: hun belangen bewaken.
    Naar de Bijlhouwers en Smeden zijn zelfs straten vernoemd…

  6. K.

    Ik ben ‘t eens met de kritiek van Esther Jansma; enkele Utrechtse dichters w.o. een Buddingh prijs winnaar, hebben in onze stad geen aandacht gekregen.
    Dit heeft me jaren dwars gezeten, en doet dit nog..
    (Ik doel hierbij niet op subsidie, dit ter geruststelling voor de bovenstaande reacties).

  7. Jolanda

    Eens met de kritiek van Esther Jansma. Ik vind het clubje van Ingmar Heytze c.s. al jaren een over het paard getilde, overgewaardeerde, met zichzelf ingenomen kliekje.

  8. Rabin Gangadin

    Ik moet met smart denken aan Maarten van Amerongen die vóór zijn heen gaan schreef: “Je zou met een Nederlandse roman naar een onbewoond eiland moeten gaan “, óf zoals stadsdichter Gerrit Komrij schreef: “Terwijl Parijs het met één Proust moet doen zou er in Nederland, als je tenminste de recensenten zou moeten geloven, ieder jaar een nieuwe Proust worden geboren “. Tot dusver over romanschrijvers. Dit doet de vraag rijzen of je dezelfde benadering op de poezieslijters zou kunnen loslaten. Hoogleraar en literaire criticus Jaap Goedegebuure die zelf ooit promoveerde op de poezie van Marsman had het een keer over het gros in een dozijn aan verzenleggers. NRC-literatuur redacteur en poeziecriticus kreeg een keer vanuit de samenleving het advies om nooit meer poezie kritiek te schrijven. Zo zie je dat er binnen de literatuur wat aangerommeld wordt. W.F. Hermans schreef hierover: ” terwijl ik mijn buurvrouw, haar eerst jaren met de nek te hebben aangekeken, opeens aardig begon te vinden, sloeg zij opeens aan het recenseren. Dit is dus een tipje achter de sluier van het Nederlandse literaire landschap: arbitrair en niet gedecideerd.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).