Een autohart, daar lachte ik om. Het was voor shag draaiende gasten die hun mbo niet hadden afgemaakt of voor CEO’s met een geslachtsdeel compenserende drang. In mijn ogen waren het aandachttrekkers die zo niet heel hard ‘HALLO, IK LOOP HIER!’ hoefden te schreeuwen, maar een gaspedaal in konden drukken en dat dat stuk ijzer dan ‘VROAAARRR!’ zei. Dat behoefde verder geen uitleg. En dan lachte ik nóg harder.
Ik beken: ik behoorde tot de groep langharige alternatievelingen die het heel tof vond om op achttienjarige leeftijd géén rijbewijs te halen. Het OV zou me overal brengen en bovendien kon ik er dan altijd voor kiezen om laveloos te stranden op een Amsterdam Sloterdijk of Rotterdam Alexander. Dát was leven. Niet dat net voor twaalven vertrekkende BOB-volk met hun te dure auto’s met door knuisten gemaakte special edition velgen uit een of andere Italiaanse fabriek. Daar lachte ik om.
Schoorvoetend haalde ik acht jaar later toch mijn rijbewijs. Argument: het was soms wel fijn voor anderen als ik ook een stukje reed. Mijn omgeving knikte instemmend. Na het behalen van mijn rijbewijs reed ik een keer naar Brugge, een keer naar een houten hut in de Duitse Eifel en met een paar vrienden reed ik mijn voorlopig laatste ritje over de Amersfoortse stadsring. Tijdens dat ritje viel de auto stil, midden op een overvol kruispunt. Ik flipte ‘m, ik flipte ‘m buitensporig, zelfs zó buitensporig dat ik geen enkele auto de jaren daarna meer aan zou raken. En ja, daar lachten ze om.
Inmiddels zijn we wat autoloze jaren, ademhalingsoefeningen en emdr-sessies verder. Vorige week werd ik dan écht voor het blok gezet: mijn vriendin wist een 307 te bemachtigen, ik boekte een aantal nachten in een cottage onder het Bretonse Corlay, tsjah, en toen moest ik… Met klotsende oksels, gutsende zweethanden en een zeiknatte rug stapte ik in de volgeladen auto. Vanuit het nog pikdonkere Utrecht reden we weg en 1000 kilometer later parkeerde ik de Peugeot voor het huisje. Ik overdrijf niet wat ik nu ga zeggen: een overwinnaar stapte uit de auto, de chamadetrompetten tetterden in m’n hoofd, gejuich bulderde uit mijn keel. En een autohart was geboren. Ze lachte er om.
2 Reacties
ReagerenEen leuk artikel! De eerste paar alinea’s brengen me terug naar mijn eigen jeugd en bieden een mooi inkijkje in de ziel van enkele studiegenoten. Mooie herinneringen.
Op mijn vijfde wist ik al het merk en type van een auto te herkennen aan het geluid van de motor. Op mijn 17e kocht ik mijn eerste auto, voor wanneer ik mijn rijbewijs zou hebben. Uren spendeerde ik aan het poetsen en opknappen van het oude gebakje. Tijdens mijn academische studie had ik al een vrij fraai exemplaar bemachtigd en moest ik vooral heel erg hard lachen om mijn langharige alternatieve studiegenootjes die gemaakt zelfvoldaan in oude kleding met peace-logo op een gare fiets de regen in moesten of met een sjekkie stonden te wachten op een bus, diep van binnen boos op- en teleurgesteld in de hele wereld.
Met de mooiste meisjes van de school naast me zoefde ik -hatende blikken oogstende- met enig dedain voor mijn hippie-studiegenoten tevreden voorbij. In de afgelopen 30 jaar is mijn liefde voor auto’s alleen maar verder gegroeid. Recent heb ik weer een prachtige Duitser met 5.0 V10 biturbo op de kop weten te tikken om de liefde op te botvieren. Het is de mooiste hobby die er is. Welkom in petrofielenland, Mans! It’s a wonderful place….
@ Objectivist
Iets met compensatiedrang……..hahaha. Wat een vooringenomenheid zeg.