Chrétien Breukers herinnert zich Joop Zoetemelk: Schijn en wezen op de Balijebrug | De Utrechtse Internet Courant Chrétien Breukers herinnert zich Joop Zoetemelk: Schijn en wezen op de Balijebrug | De Utrechtse Internet Courant

Chrétien Breukers herinnert zich Joop Zoetemelk: Schijn en wezen op de Balijebrug

Chrétien Breukers herinnert zich Joop Zoetemelk: Schijn en wezen op de Balijebrug
Het was 1975 en ik logeerde in de zomervakantie bij mijn grootouders in Roggel, waar ze in een soort schoenendoos woonden van drie kamers, of kamertjes; een schoenendoos in een lange straat vol dezelfde schoenendozen, een straat voor bejaarden, voor mensen die nog een paar jaar van het leven konden ‘genieten‘ voordat de begrafenisauto, komend vanaf de Kerkstraat, met een slome draai de straat in manoeuvreerde en voor hun huis zou stoppen.

Het was 1975 en ik logeerde in de zomervakantie bij mijn grootouders in Roggel, waar ze in een soort schoenendoos woonden van drie kamers, of kamertjes; een schoenendoos in een lange straat vol dezelfde schoenendozen, een straat voor bejaarden, voor mensen die nog een paar jaar van het leven konden ‘genieten‘ voordat de begrafenisauto, komend vanaf de Kerkstraat, met een slome draai de straat in manoeuvreerde en voor hun huis zou stoppen.

’s Avonds keek ik op de zwart-wit televisie, die ik jaren later, toen mijn zeer zuinige opa en oma na eindeloos getwijfel eindelijk waren overgeschakeld op een kleurentelevisie, zou krijgen voor in mijn studentenkamer in Nijmegen, naar de samenvattingen van de Tour de France. In Nijmegen kon hun toestel nog slechts een uur zonder beven en bibberen uitzenden, maar in 1975 functioneerde het nog prima.

Ik was tien jaar en de wielersport kwam in mijn leven.

Wat zag ik? Ik zag hoe Bernard Thevenet de Tour won, na een strijd met Eddy Merckx, van wie ik toen nog niet wist hoe goed hij was, of was geweest. Ik zag voor het eerst een sport waarin het niet gaat om wat je ziet, het wedstrijdverloop, maar om wat er achter de schermen gebeurt, om de bondgenootschappen die worden gesmeed, om de tactiek die ploegen hanteren, om de middelen die in het geniep worden gebruikt en die invloed hebben op de wedstrijd.

En natuurlijk zag ik de heroïek. Merckx  die een klap kreeg van een Franse toeschouwer. Merckx die viel en zijn kaak brak, maar toch doorfietste en tweede werd. Achter die Thevenet dus, die op zijn fiets zat alsof hij hevig leed aan aambeien. Zag ik ook Zoetemelk? Ik denk het, maar hij maakte toen nog weinig indruk op me. Ik zag elke dag een kwartier lang beelden uit een wereld die ik nog niet kende, en die me, ook al was ik pas tien, meteen beviel, juist om dat overduidelijke en soms lachwekkende spel van schijn en wezen dat rond een aantal helden werd opgevoerd.

Het was net literatuur.

Tussen 1976 en 1980 plakte ik elke Tour-dag in een schoolschriftje alle artikelen uit De Limburger. Als er twee artikelen op de voor- en achterkant van eenzelfde vel stonden, ging ik naar de achterbuurvrouw of de buren links om hun exemplaar van de krant te verknippen. De buren rechts hadden geen abonnement.

Vijf jaar lang elke dag, jaar in jaar uit, eindeloos veel artikelen van Jean Nelissen en andere journalisten, van wie ik de naam ben vergeten. Foto’s van Tony Strouken. Uitslagenlijsten, met de namen van Nederlandse renners in vette letters, alsof ze iets hadden misdaan.

In 1976 huilde ik omdat Joop Zoetemelk de Tour verloor aan Lucien van Impe. De poster die op de deur van mijn kledingkast hing, verdween. Ik vervloekte de Vlaamse familie die me tijdens een bezoek maar bleef herinneren aan het verlies. En ik voelde voor het eerst plaatsvervangende schaamte, toen mijn vader tijdens een na-tourcriterium applaudisseerde voor Joop Zoetemelk. De man was tweede geworden!

In 1977, 1978 en 1979 ging de Tour zijn onverstoorbare gang. Hij wacht op niemand, zoals Mart Smeets ooit zei. Thevenet won nog een keer, van Hennie Kuiper (die een tweede plaats overigens beter stond dan Zoetemelk) en Bernard Hinault maakte zijn spectaculaire entree. Nederlanders wonnen veel, in de jaren (veel meer dan nu), maar de Tour wonnen zij niet.

Ik knipte en plakte voort, in de wetenschap dat ik de rest van mijn leven van de wielersport zou houden, maar nooit zou meemaken dat een Nederlander de Tour won, want toen Jan Jansssen in 1968 had gewonnen was ik nog te jong om er echt weet van te hebben. Die overwinning had zich als het ware in mijn voorgeborchte afgespeeld.

En de Tour van 1980 kwam. Waarin Hinault zijn knie blesseerde, moest uitvallen en Joop Zoetemelk, ik kan het niet anders zeggen, terecht de Tour de France won, in een voor Nederlandse renners krankzinnige editie met elf etappe-overwinningen. Het was bereikt, zo voelde het. Ik zie nog voor me hoe Joop, want iedereen noemde hem ineens Joop, op de Champs-Élysées stond, verloren in de tijd, de hoofdrolspeler in een boek dat hij weliswaar zelf had geschreven, maar dat hij nog niet helemaal had doorgrond.

Het was een opluchting, zijn zege, alsof ik ineens een rechtvaardiging had gevonden voor al die jaren knippen en plakken, voor het vastleggen van feiten die al voorbij waren toen ze in de krant kwamen, voor het eindeloos kijken naar de Vlaamse televisie (omdat de Nederlandse televisie nog geen live-verslagen uitzond), voor de lange zomervakanties waarin ik naar fietsende mannen keek, voor de lange zomervakanties waarin mijn ouders niet met vakantie gingen, en al helemaal niet naar Frankrijk, het land dat ik tussen 1975 en 1980 enigszins leerde kennen via televisiebeelden.

Na 1980 hield ik op met mijn plakboek. Het was genoeg geweest. Het verhaal was afgelopen. Het bevatte een held, vanuit Nederlands perspectief, en een held die had verloren (Hinault). Alles wat nu nog kwam, zou herhaling zijn – en dus saai. Ik moest op zoek naar een ander verhaal, andere fictie, nieuwe helden.

Op 17 april 2015 werd ik teruggeworpen naar die jaren. Ik liep van mijn huis naar de Albert Heijn. Op de Balijelaan was van alles te doen. Auto’s van de politie, motorrijders, auto’s van de organisatie van de Tour de France, er waren fietsers die het allemaal probeerden bij te houden… en ineens, daar verschenen ze… Joop Zoetemelk en Bernard Hinault. Ze zaten op een gele tandem, twee oudere heren die een dagje uit fietsen gingen. Even de eerste etappe van de Tour 2015 verkennen, dat was wel aardig, zal de directeur van de Tour hebben gedacht. Hinault zat voorop natuurlijk. Ze reden de brug over het Merwedekanaal op, richting Kanaleneiland… en weg waren ze.

Door Chrétien Breukers, schrijver en dichter

2 Reacties

Reageren
  1. Geenstijl@Utrecht.

    Chretien, wat goed dat je weer terug bent kerel, het zij je vergeven, en ik hoop dat je weer in het reine bent met je partner.
    Maar waar is nu die kabouter gebleven Chretien.
    Leuk weer eens wat van je te lezen.

  2. Bart Smolders

    Chrétien! Het wonderkind van het dichtersgilde van Utrecht, de revelatie van de succesvolle blogs, de geweldenaar van de literatuur en bewaker van megalomane poëzie. Wederom een w e e r g a l o z e blog van zijn hand. Wat ben ik ontzettend blij dat hij er weer is. Wanneer zou hij weer iets schrijven? Ik kan niet wachten!

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).