De gemeente moet vaker proberen vaders op te sporen die niet bijdragen aan hun kinderen, wanneer de moeder een bijstandsuitkering aanvraagt, dat zegt het CDA Utrecht. De partij stelt hierover schriftelijke vragen aan het college, naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant.

“Ook voor een eenoudergezin zijn twee ouders verantwoordelijk”, stelt CDA-fractievoorzitter Sander van Waveren. “De onwil van (meestal) een vader om voor zijn kinderen te betalen mag niet op de samenleving afgewenteld worden.”

Voor de Nederlandse wet zijn beide biologische ouders verantwoordelijk voor het onderhoud van kinderen, legt het CDA uit. “Zo kan een verzoek om bij te dragen neergelegd worden bij, in veel gevallen, de biologische vader.”

Al 250 namen bekend

Het NRC meldt dat Rotterdam vorig jaar begon met het aanschrijven van de biologische vaders. Sindsdien is er aan driehonderd moeders gevraagd wat de naam van de vader is, 250 bijstandsmoeders maakten de naam van de verwekker bekend. Maar in vijftig gevallen werd het niet duidelijk wie de vader is. Dertig moeders zagen volgens de krant daarna van een uitkering af.

Klopt de gegeven informatie

De regeling heeft nog wel wat voeten in de aarde. De gemeenten gaan namelijk uit van de informatie van de moeder. Maar hoe zeker is die informatie? De Volkskrant sprak Rotterdammer Eric van Deurzen, die alimentatie moet betalen omdat zijn ex-vriendin stelt dat hij de vader is van haar zoon. Van Deurzen ontkent dit echter.

Van Waveren: “Dat zijn natuurlijk problemen die je goed moet ondervangen. Maar ik denk dat we daarvan kunnen leren van andere steden. Bovendien zegt deze man zich niet te kunnen verweren, maar hij heeft zelf ook geen verweer gevoerd. Tot slot kan de rechter bij onduidelijkheid ook nog besluiten tot een DNA-test.”

Andere steden

In navolging van Rotterdam experimenteren nu ook de steden Amsterdam, Zwolle en Maastricht met de aanpak. Of Utrecht de volgende stad wordt, moet nog blijken. Van Waveren heeft nog geen reacties van andere raadsleden gehad: “Maar we zitten nog in het zomerreces, dus ik heb nog maar weinig mensen gesproken.”