Gisteravond hield de Utrechtse gemeenteraad op verzoek van CDA, Groep Kuijper en SP een interpellatie – dit is een op korte termijn mondelinge vragen willen stellen aan het College van B&W over een prangend onderwerp (maar zonder enig debat) – over de mislukte kandidatuur van Utrecht voor de status van Europese Culturele Hoofdstad in 2018.
Deze kandidatuur was in de vorm van een zogeheten ‘bidboek’ gepresenteerd aan een internationale EU-jury voor de eerste selectieronde. Vier andere kandidaat-steden voor ‘2018’ – Den Haag, Leeuwarden, Eindhoven en Maastricht – hadden hetzelfde gedaan. Utrecht en Den Haag haalden de tweede beslissingsronde niet.
Op 31 november van het afgelopen jaar verdedigde een Utrechtse delegatie onder leiding van burgemeester Wolfsen de ‘2018plannen’ van de stad. En nog op dezelfde dag kreeg het de uitslag van de jurybeoordeling te horen: afgewezen. Het Juryrapport (.pdf)
Pas dezer dagen werd het inhoudelijke waarom? van de internationale jurybeoordeling door B&W van Utrecht openbaar gemaakt. Het juryrapport diende als basis voor vragen vanuit de raad over het redenen van de afwijzing. En voor een niet-minder belangrijke vraag: hoe nu verder met de cultuur, dus zónder het 2018-perspectief?
De jury was in zijn bewoordingen klip en klaar. Hier in samenvatting: de presentatie van het bidboek was lauw en de plannen van Utrecht vertoonden meer zwaktes dan sterktes.
Waarmee de voorbereidings- en maakkosten van het Utrechtse bidboek – 1,2 miljoen euro, betaald door gemeente en provincie Utrecht – dus over de balk gegooid geld zijn, zo stelde T. Schipper van oppositiepartij SP. Een opvatting die door de Utrechtse wethouder voor cultuur F. Lintmeijer (GL) sterk bestreden werd.
Volgens de wethouder heeft de totstandkoming van het bidboek veel goeds aan energie in de Utrechtse cultuursector gewekt en wel zodanig dat doorstart in de rede ligt. De fractievoorzitter van Groen Links in de Utrechtse raad gaf zijn partijgenoot Lintmeijer hiervoor een concrete suggestie: het 900jarige bestaan van Utrecht als officiële stad in 2022 als richtpunt. In de zogeheten Voorjaarsnota die B&W over enkele maanden gaat presenteren, zal de wethouder van cultuur hierop concreet ingaan.
In het raadsdebat viel nauwelijks enige, laat staan echte analyse van Utrechts 2018-echec te beluisteren, behalve dan wat V. Oldenborg van Leefbaar Utrecht, de senior van de raad, hierover te berde bracht. De zwakte van Utrechts 2018-kandidatuur heeft zijn inziens vooral te maken met de late, zo niet te late vaststelling waaróm Utrecht eigenlijk Europese culturele hoofdstad heeft willen worden. Dat was volgens de makke van Utrechts mislukte 2018-avontuur.
Waren deze en nog meer kritische opmerkingen vanuit de raad reden(en) om het Utrechtse college van B&W naar huis te sturen wegens aangetoond falen in het veiligstellen van Utrechts 2018-kandidatuur? Zo heet werd die pap allerminst opgediend en dus ook niet gegeten. Hetgeen een aanwezige cultuurorganisator deed verzuchten dat in de Utrechtse raad de wet van sas overduidelijk aan de orde is: de heren van sas, zij dronken een glas, zij deden een plas en alles bleef zoals het was.
Geen leermomenten en zelfs geen het-spijt-me, wat weinig goeds belooft voor wat voor ambitieuze cultuurplannen dan ook.
4 Reacties
ReagerenDit gezegde geeft zo treffend de al eeuwen heersende cultuur op het gemeentehuis weer. Lees het boek Utrechters van A. van Hulzen. Hoe druk de stad tegenwoordig ook is, in de kern is het de doodste stad van het land.
Wat weinig mensen beseffen is dat het hier om een interpellatie – ging. dat kan ook nooit zo spannend worden als een gewoon debat. Dus logisch dat er geen vuurwerk bijkwam
Een grondige analyse dient er zeker wel te komen, verliezen is immers het risico als je wilt winnen, maar niet voldoende grondig openstaan voor de kritiek en werkelijk oorzaken kan een ” bestuurlijk trauma” betekenen. Ofwel het niet meer aangaan van ambities om internationaal winnen. En dat kan Utrecht zeker zich niet veroorloven !
Hopelijk beseft de raad nu ook dat utrecht niet in staat is om iets internationaals te organiseren. Dus ook geen start van de tour de France. Houdt het geld dat gereserveerd is/wordt om dure onderzoeken te doen hoe dit binnen te halen, beschikbaar voor culturele zaken die direct ten goede komen van de burgers van Utrecht. Als men in Utrecht een tour de france o.i.d. binnen wil halen laat dit over aan particulier initiatief of te wel marktwerking. Men zegt dat deze activiteiten goed zijn voor de economie. Nu laat de bedrijven dit dan organiseren, zij verdienen er toch zoveel aan?