Een zaterdag zonder voetbal bestaat voor veel jongetjes en meisjes niet. En daarmee ook niet voor hun ouders. Vincent Alkemade schrijft voor DUIC over zijn zoon die in het komende seizoen bij FC Utrecht mag voetballen. Hoe gaat het hem en zijn vader af?
Een jaar geleden kregen we het verlossende telefoontje. Mijn zoon mocht starten in de jeugdopleiding van FC Utrecht. Ons gezin verkeerde in alle staten. Na mijn zoon ikzelf denk ik nog wel het meest. Wat stond ons te wachten? Natuurlijk had ik aan ouders om mij heen gevraagd hoe het is om een zoon te hebben die bij een profclub voetbalt. Desondanks hadden we eigenlijk geen idee. Sommige dingen moet je kennelijk eerst ervaren. Natuurlijk waren we vooral heel blij voor onze zoon, want zijn droom ging in vervulling. Zelf durfde hij het nog niet meteen te geloven, maar vanaf 1 juli 2018 mocht hij zich officieel speler noemen van FC Utrecht Onder 11.
Dat markeerde een nieuwe fase in mijn leven als voetbalvader. Het meest aangrijpende moment vond plaats tijdens een training in september. Mijn zoon viel ongelukkig en zijn nek klapte dubbel. Terwijl het ambulancepersoneel hem uiterst voorzichtig op het brancard tilde, zat ik in de auto te wachten op meer informatie van mijn vrouw. De weinige dingen die ik wist, gingen door in mijn hoofd. Haastig was ik een parkeerplaats opgeschoten langs de snelweg. Hoe langer het telefoontje op zich liet wachten, hoe donkerder mijn gedachten werden. Het heftige incident liep uiteindelijk af met een sisser en mijn zoon is volledig hersteld. De begeleidingsstaf zette vervolgens alles op alles om hem wedstrijdfit te krijgen voor een groot toernooi in Duitsland.
Wat heb ik tijdens het toernooi vaak mijn telefoon gecheckt, omdat wij als ouders vriendelijk doch dringend waren verzocht niet mee te gaan. Zo kregen de jongens les in zelfstandigheid. Voor mijn zoon was het de eerste keer dat hij weer speelde na het ongeluk. Het hele weekend was ik vooral ongedurig. Het ging gelukkig goed, zowel met mijn zoon als met het team. De aankomst van de uitgeputte jongens in de grote stationshal van Utrecht CS op zondagavond staat in de eregalerij van mijn herinneringen. Opgelucht klapte ik mijn handen blauw en riep ‘Uuuuuuuuuuuuuu’ samen met bijna veertig ouders. De akoestiek van de stationshal deed de rest.
Mensen vertellen mij dankzij deze column spontaan hun verhalen over sportende gezinsleden. Nu weet ik zelfs dat de broer van mijn kapper heeft gevoetbald in de jeugd van een profclub. Het zijn overigens hele korte praatjes, want voetbal laat deze kapper verder koud. Tussen al die sportverhalen komt ook nog wel eens het eigen sportverleden, van vooral vaders, naar voren. Verrassend vaak had het een haar gescheeld of de persoon in kwestie was zelf topsporter, vaak voetballer, geworden. Meestal lag het aan de trainer of een blessure dat de profstatus niet is bereikt. Als kleine jongen wilde ik ook ontzettend graag voetballer worden. Mijn droom werd dan weer geen werkelijkheid door een gebrek aan talent.
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.