Een zaterdag zonder voetbal bestaat voor veel jongetjes en meisjes niet. En daarmee ook niet voor hun ouders. Vincent Alkemade schrijft op DUIC over zijn zoon die in het komende seizoen bij FC Utrecht mag voetballen. Hoe gaat het hem en zijn vader af? Vandaag aflevering 2 – het POP-gesprek.
Stipt om 16.00 uur zijn we aanwezig bij de club. Er is geen andere ruimte beschikbaar dan de ‘pep-room’. Dat is een kleine, benauwde instructieruimte zonder daglicht, met veel kasten, wanden vol met tassen en gestapelde stoelen. Vier jongens, waaronder mijn zoontje, de trainer en ik als teamleider zijn voor het eerst bij elkaar voor een zogenaamd pop-gesprek. Pop staat voor ‘persoonlijk ontwikkel plan’. Dat kennen we ook uit de grotemensenwereld.
De jongens mogen eerst een lijstje invullen en zichzelf scoren op techniek, spelinzicht, conditie, sociaal & spelgedrag en aanwezigheid bij trainingen. De laatste is wel de makkelijkste, want dat is een hard gegeven. De andere zijn lastiger en subjectiever. Elke speler mag nu hardop zijn score opnoemen en de anderen geven aan wat hun cijfer op een schaal van 1 tot 5 zou zijn. De eerste jongen scoort zichzelf aan de lage kant. Zijn drie teamgenoten geven hem min of meer de zelfde cijfers.
Lichte paniek
Dan vraagt de coach ineens: “En teamleider, wat vind jij van zijn techniek?” Ik krijg een kleur. Verrast, stamel ik wat algemeenheden. Ik kijk demonstratief op mijn horloge en herhaal dat ik maar beperkt tijd heb. Ik was voorbereid op het begeleiden van een pop-gesprek, maar niet op zo’n actieve bijdrage. De coach spreekt vleiende woorden over mijn kijk op voetbal en ik voel mij steeds dieper in het moeras wegzakken. Oh nee, dan moet ik straks ook nog mijn eigen zoon gaan beoordelen. Ik hoor mijn zoon al zeggen: “Nou je wordt bedankt, dat sloeg helemaal nergens op. Zo goed ben ik niet.” Of “Nou je wordt bedankt, als je vindt dat ik zo slecht ben dan stop ik wel met voetballen.” Een lichte paniek maakt zich van mij meester.
Ik krijg een flashback van een theatervoorstelling over positief coachen, die ik ooit heb bijgewoond. Een dwingende vader en zijn voetballende zoon spelen de hoofdrol. De jongen wil gewoon voetballen en de vader ziet in hem de volgende Neymar. Altijd leuk om te lachen om de uitvergroting van andere vaders die zo fanatiek zijn. Maar de voorstelling werkt als een sluipmoordenaar en aan het eind zit ik toch mooi met een knoop in mijn buik. Mijn besluit staat vast: ik ga vanaf nu positief coachen.
Positief coachen
Ondertussen is dit toch een aanzienlijk minder relaxt pop-gesprek dan ik had verwacht. Ik probeer positief te coachen. Dat valt nog niet mee als je anders gewend bent. Enfin, mijn zoon is nu aan de beurt en heeft zichzelf gemiddeld beoordeeld. Het klamme zweet neemt langzaam mijn rug in beslag nu ik mijn bijdrage moet leveren. Gelukkig laveer ik soepel langs de facetten die hij zelf al goed heeft ingeschat.
Opgelucht kijk ik de coach aan. “Heb je nog een tip voor je zoon?”, vraagt de coach. Ik kijk hem ontdaan aan. Moet ik nu alsnog met de billen bloot? Ik verman mezelf en zeg tegen mijn zoon: “Je moet meer bewegen als het team de bal heeft.” Mijn zoon knikt en de coach complimenteert mij met deze observatie. Ik denk alleen maar shit, dat is niet bepaald geformuleerd volgens positief coachen.
Gekoppelde berichten

Het leven van een voetbalvader: Het begin van ‘de Tank’
Een zaterdag zonder voetbal bestaat voor veel jongetjes en meisjes niet. En daarmee ook niet…
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.