De nieuwe roman van Jerry Goossens: ‘Het kan geen kwaad om elkaar proberen te begrijpen’ | De Utrechtse Internet Courant De nieuwe roman van Jerry Goossens: ‘Het kan geen kwaad om elkaar proberen te begrijpen’ | De Utrechtse Internet Courant

De nieuwe roman van Jerry Goossens: ‘Het kan geen kwaad om elkaar proberen te begrijpen’

De nieuwe roman van Jerry Goossens: ‘Het kan geen kwaad om elkaar proberen te begrijpen’
Jerry Goossens. Foto: Jaap van der Klomp
Het idee van de volslagen omkering had hij al, maar het duurde een jaar voor Jerry Goossens klaar was met de roman van de kutkazen.

Het idee van de volslagen omkering had hij al, maar het duurde een jaar voor Jerry Goossens klaar was met de roman van de kutkazen.

Tekst: Jeroen Wielaert

Staande aan zijn woonkamertafel zegt hij: “Een soort vonk was het. Vervolgens stonden elke avond de personages naast mijn bed met grote ogen vragend wanneer we nu eens gingen beginnen.”

Goossens grootste zorg was of iemand hem voor zou zijn om het thema van de migratie om te draaien. Tot zijn opluchting was dat niet zo. In de nazomer verscheen Tot Bloed Op Het Droge. Het gaat over een streng gereformeerde Nederlandse gemeenschap die zich na een verwoestende watersnoodramp in een Marokkaans dorp vestigt en er een tuindersbestaan in de hasj opbouwt. In Klein Amsterdam wordt het knielen voor een ton vol kif. Tot de fatale, bloederige afrekening.

Hebt gij gezien, dat Achab zich vernedert voor Mijn aangezicht? Daarom dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen; in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen. – Koningen 21.29

Het is een van de Bijbelteksten waar de roman van doordesemd is. Het past in de schurende confrontatie van religies, waarin de Marokkaanse dorpscolumnist Driss Zrika bij het aanschouwen van de kazencultuur observeert: “Het christendom is een primitief, achterlijk geloof. Een samenraapsel van barbaarse riten.”

Heeft Nederland niet hetzelfde gehoord over de Islam?

Aan de tafel eerst nog maar eens terug naar de bron van zoveel geloofsvuur. De Goossens waren katholiek. De oude Hans werkte als personeelsfunctionaris bij de Middenstandsbank in Amsterdam. Ze hadden een appartement aan de Keizersgracht. Een nieuwe zus maakte een verhuizing naar Breukelen noodzakelijk. Moeder hing de antroposofie aan, de bijbehorende Vrije School stond in Zeist. Dus kwam het gezin daar te wonen.

‘Een ongelooflijke kutschool was het’

“Een ongelooflijke kutschool was het”, zegt Jerry Goossens. “Niet wat de mensen dachten. Een soort wilde speeltuin, waar je onbelemmerd kon doen waar je zin in hebt.”

Hij leerde grondlegger Rudolf Steiner in de praktijk beter kennen als een conservatieve voorganger met een eigen rassenleer. Blank ging voorop, mocht niet lelijk doen tegen zwarten, maar die liepen toch achter. Ze pikten het niet in de klas.

“Het was een groot gevecht op die school”, weet Goossens nog. “De paradox is dat ik geen slechte herinneringen heb aan de katholieke kerk. Met mijn grootmoeder ging ik naar de nachtmis in Maastricht. Kwamen we thuis, stond daar een hele dis. Wat je ontgaat als katholiek is hoe heftig dat geloof is. Ik heb me er voor dit boek voor het eerst in verdiept. Ik heb veel aantekeningen gemaakt over de bloedigheid, de wraakzuchtigheid, de narrigheid van die oude God.”

Een speciale Bijbelstudie werd het, waarin Goossens het onderscheid helder voor ogen kreeg. Bevlogen legt hij uit: “Protestanten en gereformeerden zijn van de taal, zwoegen ermee. De Tale Kanaäns. Heerlijk. Prachtige taal. Katholieken zijn van de plaatjes. Protestanten snappen beeld niet, katholieken snappen taal niet.”

In Zeist heeft hij zich eerst bekeerd tot punker, in 1977, net 12 jaar oud. “Er was niks mooiers dan op die manier de kont tegen de krib te gooien. Een bevrijding van de muffe scene van Zeist. Bij punk ging het om de energie van het moment. Doe het nu!”

Ze gingen naar Utrecht om de local heroes te zien. Bizon Kidz, Lullabies.

Er ontstond nog een stroming: de Nieuwe Literaire Golf van Utrecht, met Café de Bastaard als basis. De omvangrijke Neerlandicus Ed van Eeden was een van de prominente mentoren in de druistige kring met Goossens en die gozer uit Dordrecht: Ronald Giphart. Hun thema’s waren mooi afgebakend: liefde, seks en uitzichtloosheid. Als student op de School voor Journalistiek kreeg Goossens als belangrijkste les dat 75 procent nooit werkzaam zou worden in de branche zelf. Je kon nog altijd schrijver worden met een uitkering. Ook in Utrecht.

Goossens: “We hebben ons een tijd afgezet tegen Amsterdam. Onzin natuurlijk, het ligt een kwartier hier vandaan. We waren wel vastbesloten om Utrecht op de kaart te zetten. We bléven, ook toen we gezinnen kregen en literaire carrières.”

‘Moet je nagaan: een gereformeerde gemeente die de woestijn in trekt’

Hij maakt zich zorgen over de groei van de stad: “Honderdduizend mensen erbij en tegelijk wil Groen Links de infrastructuur afknijpen. Ik ben wel eens bang dat het vastloopt.”

In zijn nieuwe roman is het voorbij met de tolerantie als de Nederlandse uitwijkelingen vlak bij de Marokkaanse minaret hun eigen toren gaan bouwen. Het begon met de vraag hoe het andersom zou zijn.

“Het was meer een verkenning van dat idee, op basis van wat we allemaal al weten. Het is net als in Michigan in Amerika. De landverhuizers spreken geen woord Nederlands meer. De oorspronkelijke cultuur is er tot malle sjablonen terug gebracht. Dat wilde ik beschrijven. Hoofdpersoon Christiaan heeft geen idee meer wat Hollander zijn is – het is allemaal mythologie. Een nieuwe dominee zet het allemaal op scherp. Zo ontwikkelde het zich onder het schrijven. Moet je nagaan: een gereformeerde gemeente die de woestijn in trekt…”

In het boek steekt de moddervette columnist Zrika de draak met het Hollandse geloof. Hij ervaart het als een barbaarse bloedcultus. Het is aan de lezer om het uit eigen laaglandse ervaring te herkennen en verder in te vullen.

Goossens ervoer het onder het schrijven: “Je hoeft het maar een kwartslag te draaien en het klopt gewoon. Je hoeft geen toeren uit te halen om het zo te beschrijven. Ik ben heel benieuwd of de Marokkaanse, of Nederlandse lezers zich identificeren met de dorpelingen, of met de nieuwkomers. Ik wil niet zeggen of ik een oplossing heb, maar het kan geen kwaad om te proberen elkaar te laten begrijpen.”

Het is zijn eerste roman waarin Utrecht niet voorkomt. “Nee, het had geen plek. Zo’n wijkje daar wordt niet Nieuw Utrecht, maar Klein Amsterdam, met een Johan Cruijffstraat. Het John van Loen-plein, nee.”

geen Reacties

Reageren

Er zijn nog geen reacties geplaatst.

Plaats een reactie

Lees voor u reageert onze algemene voorwaarden. Alle reacties worden vooraf gemodereerd. Uw IP adres is geregistreerd (wordt niet gepubliceerd).