Als er iets beladen is op dit moment dan is het wel de term hangjongeren. Het imago van willekeurig welke Utrechtse woonwijk kan een behoorlijke deuk door oplopen door berichten in de (lokale) media over rondhangende en overlast gevende jeugd. Leidsche Rijn is daar op dit moment het beste voorbeeld van. Maar dát zal niet lang meer duren. Tijdens de door het Wijkbureau Leidsche Rijn georganiseerde workshop ‘Omgaan met hangjongeren’ geeft deskundige Hans Kaldenbach wijkbewoners begin juli tips over het effectief omgaan met jongeren op straat.
Hans Kaldenbach is zijn hele leven verbonden geweest aan de Hogeschool Utrecht (Centrum Archimedes) en is directeur van ACTA-Kaldenbach in Zeist. Hij geeft trainingen en lezingen over cultuurverschillen en over ’straatcultuur’/korte lontjes. Zijn werk wordt omschreven als ’gedegen, zeer praktisch, interactief en enthousiasmerend’. In zijn boek ’99 tips voor buurtbewoners en voorbijgangers’ maakt Kaldenbach onderscheid tussen de karate-stijl van benaderen en de judo-stijl. Nooit ‘oprotten’ zeggen tegen iemand die in je heg staat te pissen, beter is het om te zeggen ‘hoi, ik snap dat je nodig moet, maar je kan daar ook in het café plassen.’ Nou gaat dat in Leidsche Rijn natuurlijk niet op, want daar hebben ze nauwelijks cafés.
Het is überhaupt de vraag of de methode Kaldenbach werkt. Zo adviseert hij om alleen op ‘korte lontjes’ af te gaan als u rustig bent. Uw irritatie kan namelijk snel worden opgevat als agressie. Maar de praktijk wijst uit, dat het juist uw irritatie is die u ertoe aanzet om de voordeur uit te stappen en in te grijpen. De veronderstelling dat u het bent die rekening moet houden met het korte lontje van een hangjongere kan mijns inziens beter worden omgedraaid. Hangjongeren zouden rekening moeten houden met het korte lontje en de agressie van sommige buurtbewoners. Kaldenbach pleit echter voor een eervolle ‘way out’ waarbij jongeren de kans krijgen om zonder gezichtsverlies af te druipen. Zie dat maar eens voor elkaar te krijgen als je boos bent.
De Wijkraad Leidsche Rijn organiseerde begin mei een (helaas) mager bezocht debat over veiligheid met burgemeester Wolfsen, hoofdcommissaris van politie Van Renswoude en hoofdofficier van Justitie Dona. Daarbij kwam naar voren dat (on)veiligheidsbeleving verschillend wordt ervaren. Terwijl de één duidelijk last ondervindt van hangjongeren, zal de ander zich niet aan hen storen. En dat is volgens mij precies de kern van het verhaal. Wie zich er niet aan stoort heeft geluk en wie zich er wel aan stoort heeft volgens mij het recht om boos te worden. Hangjongeren moeten er dus gewoon maar rekening mee houden dat ze soms de verkeerde treffen. En dan kun je beter maar maken dat je wegkomt, niks geen eervolle ‘way out’…
In het Vechtplantsoen in Zuilen, waar ik een deel van mijn jeugd doorbracht, hing ik met mijn vriendjes regelmatig op het pleintje voor de deur van wat ik maar de boze buurman zal noemen. Duidelijk een man met een kort lontje. Als hij naar buiten kwam kon je je maar beter bergen en dat deed je dan ook. Eén keer achtervolgde de boze buurman mij rennend naar huis om beneden aan de trap van ons portiek tegen mijn moeder te gaan staan schreeuwen, dat hij me wat aan zou doen als hij me te pakken kreeg. Mijn moeder wimpelde de boze buurman uiterst beschaafd af, maar vervolgens kreeg ik de wind van voren. Ik weet nog dat ik me daarna een aardige tijd gedeisd heb gehouden.
geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.