Dat lijkt de conclusie uit het rapport ‘Statusontwikkeling van wijken in Nederland 1998-2010’ dat op 27 november verscheen. Frans Knol, onderzoeker van het Sociaal Cultureel Planbureau (CPB), schets daarin de ontwikkeling die wijken in Nederland de afgelopen twintig jaar hebben doorgemaakt. Veel media-aandacht trok het feit dat met name Vinex-wijken, zoals Leidsche Rijn, een hoge status hebben. Minder aandacht was er voor het feit dat de zogenaamde aandachtswijken, waaruit een groot deel van de vier grote steden bestaan, onveranderd laag scoren.
Gemiddeld stijgt de status
In de CPB-publicatie is de statusontwikkeling van wijken voor de periode 1998 – 2010 in kaart gebracht. Waar bevinden zich stijgende, dalende en stabiel blijvende wijken? In hoeverre spelen factoren als ouderdom en eigendom van de woning een rol bij de statusontwikkeling van de wijken? Maar ook in hoeverre statusontwikkeling samenhangt met de demografische samenstelling van wijken en of er een verband is tussen statusontwikkeling en zaken als verloedering en overlast in de wijk. Tussen 1998 en 2010 is de gemiddelde sociale status van de Nederlandse wijken gestegen, wat samenhangt met de bouw van nieuwbouwwijken en met het gestegen opleidingsniveau van de bewoners. De ontwikkelingen zijn echter niet overal gelijk verlopen. De statusscore is vooral hoog geworden in de westelijke provincies Noord-Holland en Zuid-Holland en in Utrecht. Van de wijken in de vier grote steden hadden de Utrechtse wijken in elk meetjaar gemiddeld de hoogste status.
Ontwikkeling vier grote steden
De vier grote steden mochten zich vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw verheugen in veel beleidsmatige aandacht van het Rijk. Gezamenlijk trokken ze destijds ook op om erkenning van hun problemen bij het Rijk te bepleiten. Een actie die dusdanig succesvol verliep, dat de steden nog steeds een speciale positie innemen. Uit het CPB-rapport blijkt dan ook dat de sociale status in de vier grote steden tussen 1998 en 2010 is gestegen, in Utrecht zelfs continu. Steden lijken steeds vaker aantrekkelijk voor jongere hoogopgeleiden, die veelal wonen in vooroorlogse woningen, vooral uit de periode tussen 1900 en 1945. Uitzondering daarop zijn de zogenaamde aandachtswijken, die over de gehele periode van 1998 tot 2010 een zeer lage statusscore behouden. Tot 2006 is er zelfs nog sprake van een lichte daling, daarna treed een lichte stijging op. Vergeleken met de eerder in het beleid betrokken wijken scoren de aandachtswijken het laagst.
Kenmerken lagestatuswijken
De gemeente Utrecht kent vier aandachtswijken, te weten Kanaleneiland, Zuilen, Ondiep en Overvecht. In deze stabiel lagestatuswijken is ongeveer de helft van de bevolking van niet-westerse allochtone afkomst, zo blijkt uit het onderzoeksrapport. Hun aandeel in deze wijken is tussen 1998 en 2010 bovendien het sterkst gestegen. Westerse migranten daarentegen zijn in de vier grote steden relatief vaak aanwezig in de stabiel hogestatuswijken. Behalve alleenstaanden hebben ook (niet-westerse) migranten een veronderstelde relatief geringe binding met hun wijk. Net als voor veel alleenstaanden geldt, hebben veel niet-westerse migranten een lage status. Voor een deel zullen zij de statusdaling beïnvloeden, maar waarschijnlijker is het, volgens Knol, dat de migranten zich vestigen in wijken die al een lage status hebben. De stabiel lagestatuswijken kenmerken zich volgens het onderzoeksrapport verder door een groot aantal woningen uit de jaren zestig van de twintigste eeuw, vaak flatgebouwen met kleine en gehorige woningen en een architectuur die bewoners niet aantrekkelijk vinden.
Verschillen worden groot
Zoals al nadrukkelijk in de media opgepikt hebben de relatief nieuwe Vinex-wijken daarentegen vrij hoge statusscores. Die hoge scores hangen samen met een relatief hoog gemiddeld inkomen, gepaard gaande met een laag percentage niet-werkenden. De woningen zijn, in tegenstelling tot woningen in aandachtswijken, nog voldoende comfortabel en nieuw wat groepen met een hogere status aantrekt. Daarmee wordt zichtbaar welke opgave er de komende jaren ligt voor gemeenten en woningcorporaties. De vraag die zich daarbij echter aandient is of de huidige financiële situatie van de corporaties die opgave niet in de weg staat.

geen Reacties
ReagerenEr zijn nog geen reacties geplaatst.