In de jaren zeventig werd in Utrecht-Oost de wijk Rijnsweerd gebouwd. Het deel ten noorden van de A28 bestaat vooral uit kantoren, het zuidelijke deel uit woningen. Dicht bij de Weg tot de Wetenschap staan vooral bungalows, vaak met plat dak. Dat gedeelte wordt soms de Professorenwijk genoemd: niet naar de straatnamen want dat zijn schrijvers uit de klassieke oudheid, maar naar het beroep van (meerdere van) de bewoners.
Verder naar het noorden ontstond een dichter bebouwd wijkdeel met relatief grote geschakelde, vrij exclusieve eengezinswoningen in een karakteristieke rode baksteen en, meer naar de rand toe, gestapelde woningen, een soort alternatieve maisonnettes. In de straatnamen hier vinden we vooral cabaretiers en toneelspelers.
Hier bevindt zich aan de Johan Buziaulaan ‘de Apenrots’ een – door architect Anton Carel Alberts (1927-1999) – in opdracht van de projectontwikkelaar Johan de Waal ontworpen villa. Ooit zaten opdrachtgever, architect en uitvoerders rond de tafel om een model van dit huis in klei te boetseren. Johan heeft er evenwel zelf nooit gewoond. De nakomelingen van De Waal wonen nu in dit bijzondere huis. Het is vanaf de Buziaulaan te zien, maar ook vanaf het wandelpad langs het water dat je bereikt vanaf de Wim Sonneveldlaan. Het huis kan overigens niet bezocht worden.
In de publicatie ‘Achter Utrechtse stadsgevels’ (2004-2006) lezen we dat de bewoners, en niet in het minst de kinderen, enthousiast zijn over het huis met zijn in elkaar overlopende ruimtes, trappen en trappetjes, en scheve muren – alle in baksteen, rond een casco van beton. Het vergt overigens wel veel inventiviteit om zo’n huis in te richten.
Alberts is samen met Van Huut bekend geworden door zijn ‘organische’, op de ideeën van de antroposofie gebaseerde, bouwstijl. Geen rechte lijnen dus en zowel buiten als binnen gebogen, vloeiende vormen. Alberts zei zelf: “Rechthoekige vormen maken de mens die in het huis verblijft hard, hoekig, ongevoelig, rationeel. Een wat lossere, vrijere opvatting doet de mens vriendelijker, vrijer, losser zijn.”
Het huis was aanvankelijk geheel in lichte baksteen uitgevoerd en kreeg daardoor de bijnaam ‘het Zandkasteel’. Toen bleek dat de hoge, gewelfde bakstenen muren water doorlieten heeft men op de hogere delen titaniumplaten laten aanbrengen, waardoor over het huis een ‘zilveren gloed’ kwam te liggen. Hierdoor veranderde de uitstraling van het gebouw aanzienlijk en kwam de bijnaam Zandkasteel steeds meer in onbruik. De andere bijnaam, de Apenrots – een naam overigens die meer gebouwen in Nederland hebben, zoals het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag en het gebouw van Centraal Beheer in Apeldoorn – wordt nog wel altijd voor de villa gebruikt.
Op minder geheime plekken dan deze in Rijnsweerd kan men andere, veel grotere bouwwerken van Alberts en Van Huut bewonderen: het ING-kantoor in Amsterdam-Zuidoost bijvoorbeeld, het gebouw van de Gasunie in Groningen, enkele kantoorgebouwen in Bunnik, zichtbaar vanaf de A12, en het kantoor van KPMG in Amstelveen.
Door: Gilde Utrecht
1 Reactie
ReagerenDat stukkie Utreg noemen we de Goudkusch