Hoe is het met de toegankelijkheid van Utrecht gesteld voor mensen met een beperking? In drie artikelen kijkt DUIC hoe toegankelijk Utrecht is voor blinden en slechtzienden, doven en slechthorenden en mensen in een rolstoel. Welke uitdagingen komen zij tegen in de stad en wat gaat er goed?
Voor het tweede verhaal spraken we met Alma Gerritsen (52) om meer te leren over hoe het is om doof of slechthorend te zijn in Utrecht. In dit artikel hebben we het over de invloed van haar slechte gehoor op haar leven en de toegankelijkheid van Utrecht voor doven en slechthorenden. Wat kan er beter in de stad? Ook vroegen we Alma om de tussenkopjes op film te vertalen in Nederlandse Gebaren Taal. In tekst zijn ze te vinden onderaan het artikel.
Gemaakt door Mirte van Eysden en Bo Steehouwer. Fotografie: Robert Oosterbroek.
Alma is moeder van vier kinderen en woont al geruime tijd met haar gezin in de Vogelenbuurt in Utrecht. Ze werkt in de geestelijke gezondheidszorg in Ede op een afdeling voor ggz aan doven, slechthorenden en mensen met andere gehoorproblemen. Ze was doof, maar omdat ze elf jaar geleden een cochleair implantaat (CI) heeft gekregen, is ze slechthorend geworden. Alma is niet doof geboren. Op haar negende werd geconstateerd dat ze slechthorend was en in de jaren daarna bleek dat het snel achteruit ging. Toen ze een jaar of vijftien was, kreeg ze de prognose te horen: rond je 25e ben je doof.
“Dat was voor mij een afschuwelijk vooruitzicht”, vertelt Alma. We zitten met zijn drieën aan de grote keukentafel in Alma’s woonkamer. “Doof… Dan kan ik niks meer. Zo midden in de pubertijd is het extra lastig om zo’n vooruitzicht te hebben. Toen ik 25 jaar was hoorde ik nog steeds iets en leek het mee te vallen. Inmiddels had ik wel al cursussen gebarentaal gevolgd en contacten met andere doven en slechthorenden. Een aantal jaar later was het inderdaad zover. Ik kon niet meer telefoneren en spraak niet meer verstaan zonder iemand aan te kijken. Dat is het moment dat je formeel gezien doof bent, ook al heb je altijd nog wel gehoorresten.”
Die gehoorresten bestonden vooral uit hele lage tonen. “Bijvoorbeeld een straaljager, een deur die dichtvalt of een hele lage djembé-trommel. Toen ben ik een tijd lang helemaal doof geweest. Na een aantal jaar heb ik laten onderzoeken of een (cochleair, red.) implantaat bij mij mogelijk was. Toen ik wist dat het kon heb ik er nog vijf jaar over gedaan om die beslissing te nemen, omdat ik – toen ik vroeger slechthorend was – heel erg op mijn tenen heb gelopen om maar zo horend mogelijk te zijn. Toen ik doof werd viel er iets van me af. Ik had gewoon een tolk Nederlandse Gebaren Taal nodig en het was niet ‘je hoort iets wel of niet’: ik hoorde het gewoon niet. Punt. Als ik een implantaat zou nemen, zou ik weer slechthorend worden. Maar dan kan ik wel beter horen… Het was een hele zoektocht.”
Wat is een cochleair implantaat?
Een cochleair implantaat (CI) bestaat uit twee delen: een geïmplanteerd deel dat deels wordt geplaatst in het binnenoor en een uitwendig deel dat lijkt op een groot gehoorapparaat. Bij mensen die heel slechthorend of doof zijn, werkt het binnenoor niet goed. Het CI neemt die functie voor een deel over, maar iemand met een CI hoort niet hetzelfde als iemand die goed hoort.
“Het is een heel mechanisch en kunstmatig geluid”, legt Alma uit. “Het is niet mooi en het is hard. Ik kan het wel zachter zetten, maar dan heb ik er niks aan. Hij staat zo ingesteld dat geluiden hard binnenkomen en allemaal ook hier.” Ze wijst naar een plek vlak bij haar oor, “en niet op een afstand. Je hebt geen filters voor veraf en vlakbij, dus het komt echt meteen hier binnen. We hebben nu drie kinderen in huis en die kunnen wel goed lawaai maken.” Ze moet lachen. “Alle geluiden zijn wel heel vermoeiend, maar het implantaat maakt het verstaan van anderen wel iets makkelijker.”
Hoewel Alma uiteindelijk heel blij is met de beslissing om toch een CI te nemen, is het implantaat geen heilige graal. “Het is en blijft een hulpmiddel.” Alma plaatst hier wel een kanttekening bij. “Het verschilt per persoon met implantaat. Sommigen kunnen er bijvoorbeeld goed mee telefoneren en sommigen kunnen er helemaal niks mee. Voor mij is het een combinatie van horen en spraakafzien om je te kunnen verstaan. Als ik je niet zie, hoor ik je wel praten, maar versta ik je meestal niet.”
Bij spraakafzien gaat het om het aflezen van iemands lippen, mimiek en lichaamstaal. Telefoneren doet ze dus niet meer. Gelukkig zijn steeds meer instellingen en afdelingen via de mail, WhatsApp of chat bereikbaar, vertelt Alma. “Er is een duidelijke groei in toegankelijkheid, maar er zijn ook nog veel bedrijven en instellingen die alles via de gewone telefoon willen blijven doen.” Er is dus nog wel verbetering mogelijk. “Het is veel puzzelen.”
Regelmatig zijn er dan ook misverstanden, omdat mensen niet begrijpen dat ze slecht hoort. “Veel bedrijven hebben bijvoorbeeld een intercom. Dan bel je aan en dan zeggen ze iets. Soms zien zij jou op een camera, maar jij ziet hen niet. Dan sta je daar wat onhandig bij de deur. Dan zeg ik: ‘Ik weet niet of je wat zegt, maar ik ben doof en ik wil naar binnen’. Hetzelfde geldt voor slagbomen op parkeerterreinen waarbij je op een knop moet drukken. Het zou mooi zijn als dat visueler gemaakt kan worden. Laatst zat ik ook in de trein op mijn mobiel te spelen terwijl de trein nog bij een station stilstond. Ineens werd er hard op het raam geklopt door de conducteur. Toen bleek dat een deel van de trein bleef stilstaan en een deel verder ging. Dat was toch een heel akelig gevoel, zo’n man die boos was, terwijl ik me van geen kwaad bewust ben. Hij stond aan de buitenkant, dus ik kon ook niet uitleggen dat ik doof was.”
Omdat spraakafzien essentieel is voor Alma om mensen te kunnen verstaan, is uit eten gaan met iemand die niet gebarenvaardig is eigenlijk geen optie meer – hoewel ze het wel lekker en makkelijk vond. “Er is altijd veel omgevingsgeluid in een restaurant. Het is vaak wat donkerder en schemerig. Dat is gezellig, maar dan wordt het spraakafzien en het verstaan van spraak lastiger. Die combinatie van slechte verlichting, de tafeltjes dicht op elkaar en veel mensen en geluiden, maakt dat ik tegenwoordig zeg: ik eet liever thuis. Dan kan ik tenminste nog een gesprek voeren onder het eten.”
Ook in het theater en in de bioscoop ervaart Alma regelmatig problemen. “Ik ga graag naar het theater en de bioscoop. In het theater gebruik ik de ringleiding, als die er is. Die kan je omhangen en daarmee kan je het geluid op het podium of in de bioscoop zonder storende tussengeluiden horen. Dat heb ik bijvoorbeeld ook voor bij de televisie. Dat helpt wel iets, maar alsnog kan ik meer dan vijftig procent niet volgen en soms wel negentig procent niet.” Er zijn hier goede oplossingen voor, maar die zijn niet altijd beschikbaar. “Ik weet dat er heel incidenteel theatervoorstellingen worden voorzien van boventiteling. Soms, en dat vind ik nog idealer, is er boventiteling én een tablet die je erbij kan hebben. Hetzelfde geldt voor Nederlandse films in de bioscoop, want die zijn nooit ondertiteld. Dan moet ik dus eerst wachten tot de film op televisie komt, zodat ik het met ondertiteling kan volgen.”
Al die dingen zijn vervelend, maar het lastigst vindt ze de ‘gewone’ communicatie met horende mensen die niet altijd soepel verloopt. “Ik word niet verdrietig als ik een intercom niet hoor. Daar kan ik wel boos om worden, of het voelt onhandig. Ik word wel verdrietig als ik niet mee kan doen met gesprekken waar ik wel aan mee wil doen. Dat is bijvoorbeeld op het schoolplein of op feestjes. Als ik met één iemand contact heb op het schoolplein, gaat het goed, maar dan komt er iemand anders bij die ook begint te praten. Voordat ik weet wie er praat, is het eerste stukje van de zin weg. Dan raak ik snel de draad van het gesprek kwijt, terwijl ik daarvoor blij was dat ik contact met iemand had. Wat gezellig en goedbedoeld is, werkt voor mij soms averechts.”
Overigens heeft doof zijn ook een aantal voordelen. Zo kan Alma bij de tandarts haar CI uitdoen als er geboord moet worden en is het knallen van het vuurwerk met oud en nieuw ook geen probleem. “Dat gaat natuurlijk de hele nacht door in Utrecht, maar ’s nachts doe ik mijn CI gewoon uit. Alles bij elkaar voel ik mij meestal een heel gelukkig mens.”
Wij vroegen Alma wat de do’s en don’ts zijn als je een doof of slechthorend iemand ontmoet.
Do’s
- “Zorg dat je in iemands blikveld staat.
- Houd er rekening mee dat iemand soms het eerste deel van de zin niet mee krijgt in een groepsgesprek met horenden.”
Don’ts
- “Zeg niet, als ik vraag wat je zei, ‘Oh, laat maar, dat is niet belangrijk’.
- Ga niet overdreven duidelijk praten of anders praten dan je normaal doet.”
Tussenkopjes
- CI
- Theater
- Tips
Gekoppelde berichten
Hoe het is om als blinde door Utrecht te lopen
Hoe is het met de toegankelijkheid van Utrecht gesteld voor mensen met een beperking? In…
3 Reacties
ReagerenDuidelijk verteld, bedankt!
Gemeente Utrecht ervaar ik één van de slechte voorzien gemeente. Als je WMO wil aanvragen dan kan dat alleen via de website van de gemeente. Hierna volgt intake en je zou verwachten dat dit persoonlijk gesprek zou worden. Daar is de gemeente niet voorbereid doet dat alleen via de telefoon. Hoe moet dit met Doven. Gemeente zegt dan vraag maar hulp aan de familie of anderen. Hier pleeg men inbreuk op privacy zodat de persoon haar bloot moet geven voor anderen. Dat gaat te ver. De aanvraag wordt afgewezen omdat de gemeente denk dat hier om een speeltje gaat bij videofoon voorziening en beschouwd dat niet noodzakelijk. Begrijp men hier niet dat men communiceert via de ogen of wil men dat niet begrijpen. Zo kan ik nog wel verder gaan en vind hier geniet gezegd over de gemeente Utrecht.
Al googelend kwam ik op je verhaal. Duidelijk beschreven en fijn dat CI wel met vele beperkingen je toch het leven soms leefbaarder/hoorbaarder maakt. Vraagje:
Is de techniek van CI in de loop van de tijd verbeteringen nog te behalen?
Groetjes Paul