Bij de tentoonstelling Rietvelds Meesterwerk. Leve De Stijl! in het Centraal Museum is de documentaire Rietveld Ruimtekunstenaar te zien. De film is gemaakt door Bertus Mulder (88), die in de jaren zestig met Gerrit Rietveld samenwerkte als architect en later het Rietveld Schröderhuis restaureerde. Zijn leven lang was hij groot bewonderaar van Rietvelds werk en ideeën, die ook doorklonken in de opvoeding van zijn drie kinderen. Nu maakt hij documentaires met zijn zoon Marco (54), die in de Verenigde Staten woont. Tijdens het creatieve proces bleken hun botsende karakters opeens goed samen te werken en zelfs het herseninfarct dat Bertus onderweg trof, kon hen er niet van weerhouden om door te gaan.
Bertus: Ik leerde Rietveld kennen in 1958, toen ik als architect met mijn vrouw in Utrecht kwam wonen. Ik was onder de indruk van zijn werk en ik bood hem mijn diensten aan. Toen ik hem een jaar later een huwelijkskaart stuurde, kreeg ik een felicitatiebrief van hem, met onderaan een P.S.: ‘Komt u eens langs voor event. werk’. Drie jaar heb ik voor hem gewerkt, tot ik voldoende eigen werk had.
Marco: Rietveld was altijd in ons leven. Hij was de spirituele vader van Bertus, die veel in hem herkende; ze waren beiden zonen van handwerkers, die zich op eigen kracht hebben opgewerkt. Net als Rietveld zaten we thuis op oncomfortabele houten stoelen. Er waren geen gordijnen of familiefoto’s; alles moest sober zijn. Mijn zus vond dat vreselijk. We kregen geen koekje bij de thee, geen hagelslag of jam, alleen maar bruin brood met pindakaas. De eerste acht jaar van mijn leven gingen we veel naar de kerk en ik deed mijn communie, maar op een dag kwam Bertus thuis en zei: “God bestaat niet.” Net als Rietveld stapte hij van zijn geloof af.
Bertus: In de eerste vier jaar van ons huwelijk woonden we in Rietvelds eigen appartement boven de door hem verbouwde bioscoop aan het Vreeburg (het pand waar nu Esprit zit, red). Rietveld was na het overlijden van zijn vrouw ingetrokken bij Truus Schröder in het Rietveld Schröderhuis. Het appartement bestond voornamelijk uit één grote open ruimte. De kinderen sliepen in nissen, van de woonruimte gescheiden door gordijnen. De grote doorlopende raampartij zag uit op de Jaarbeursgebouwen die daar toen nog stonden. Rietveld had al zijn meubels achtergelaten, zelfs zijn tandenborstel stond nog in het glas op het aanrecht. Hij zei: “Neem alles wat je kunt gebruiken, de rest donder je maar weg.” Er stonden kasten die in het Museum of Modern Art hadden gestaan, de labels hingen er nog aan. Toen Bertus en Monica er genoeg van hadden om in een museum te wonen, konden de kinderen van Rietveld uitzoeken wat ze wilden hebben.
Bij de geboorte van hun derde kind, Marco, werd het appartement te klein en verhuisde het gezin naar de statige A.R. Falckstraat vlakbij het Utrechtse Wilhelminapark. Dit huis uit de jaren tien werd door Bertus grondig verbouwd in moderne stijl. De kasten in de woonkamer zijn blauw, geel en grijs geschilderd. Origineel Rietveld-meubilair staat er niet meer. Wel bewaart de familie nog enkele erfstukken van Rietveld, zoals een eikenhouten dekenkist, een kruik en een robuust melkkrukje waar diens nazaten geen interesse voor hadden. De kamers hangen vol met schilderijen in kleurrijke, geometrische patronen van spiegels en glas, gemaakt door Bertus’ vrouw Monica, die kunstenaar is.
Bertus: Het interieur was helemaal bruin: het behang, de kozijnen en de deuren. Ik heb als eerste de klassieke voordeur vervangen voor een knalblauwe schuifdeur. De buurt was onthutst.
Marco: En je bouwde een stalen wenteltrap in de hal. Onze truien zaten vol gaten omdat wij hier altijd vanaf roetsjten. Het dak werd deels omhooggetild, dat werd een atelier voor Monica. Ik zag het huis veranderen, en leerde: je kunt van een huis maken wat je wilt. Bertus en Monica wezen ons op de gereedschapskist: ga maar iets timmeren. Op mijn tiende heb ik samen met Bertus twee stoelen gemaakt, waar mijn ouders nu nog op zitten. In de woonkamer was een podium, daaronder draaiden we filmpjes met een projector.
Marco: Bertus had van Rietveld geleerd dat kinderen zichzelf moeten grootbrengen.
Bertus: Rietveld zei: “Je kunt ze wel voeden, maar niet opvoeden.” Ik vond ook dat kinderen hun eigen weg moeten gaan, al was Monica het daar totaal niet mee eens.
Marco: Het was een ramp. Ik blonk uit in de creatieve vakken, maar werd van de Montessorischool geschopt. Het was er te chaotisch voor mij om bij de les te blijven.
Bertus: Na zijn examen had hij geen enkel plan. Hij had verkeerde vrienden, het was een puinhoop. Monica zei: “Je moet iets van je leven maken, en anders ga je maar op reis. Steek de oceaan over, en blijf minstens een half jaar weg.” Wij gaven hem een creditcard, met tienduizend gulden erop, de jaarlijkse studiekosten van onze andere kinderen. Hij bleef ruim twee jaar weg. Soms hoorden we maanden niets van hem.
Marco: Ik reisde door Noord- en Zuid-Amerika. In een boek over Oosterse filosofie las ik dat je je moet losmaken van je familie. Zonder verdere uitleg stuurde ik mijn rugzak naar huis.
Bertus: Op een dag ging de telefoon. Het was Marco. Hij vertelde dat hij in een hotelkamer in Ecuador zat. In de nerven van het houten plafond had hij mijn gezicht gezien. Kort daarna kwam hij weer thuis.
Marco: Ik zei toen: “Ik word kunstenaar.” Het werd de Filmacademie. Toen ik die had afgerond, ging ik weer in de Verenigde Staten wonen en trouwde daar. Bertus was altijd druk geweest met zijn werk, dus ik deed het omgekeerde. Als huisman zorgde ik voor mijn drie kinderen. Ik bleef wel altijd bezig met bouwen. Mijn eigen huis heb ik helemaal verbouwd en ik knap onbewoonbare woningen op.
Rietveld Ruimtekunstenaar is de tweede documentaire die Bertus en Marco samen maakten. De liefde tussen twee mensen, de ontwerpers van het Rietveld Schröderhuis, staat hierin centraal, net als de verbinding met de natuur waar het huis vroeger op uitkeek. Soortgelijke thema’s waren al aanwezig in hun eerste film, Zen in de polder: over de meditatieve krachten van het Hollandse landschap, maar ook over de band tussen een vader en een zoon.
Bertus: Het idee achter Zen in de polder is geleidelijk ontstaan. Ik werkte als architect altijd ontzettend hard. In de jaren zeventig begon dat me op te breken. Een bevriende landschapsarchitect raadde me aan te gaan mediteren. In die tijd kocht ik ook een racefiets en fietste ik veel in de polder. Toen ik ook foto’s van het landschap ging maken, vroeg Marco: “Wat ben je toch aan het doen, waarom maken we geen film?” Marco had immers de Filmacademie gedaan.
Marco: …en ik verlangde naar een relatie met mijn vader. Ik wilde hem beter leren kennen, want hij had vroeger nooit tijd voor mij. Vroeger op de Filmacademie had ik de opdracht gekregen om een film te maken over dingen die ik voor mijn vijfde levensjaar belangrijk vond. Ik besloot dat ik een film zou maken over de relatie tussen vader en zoon. We hebben gedaan wat een vader eigenlijk met een zoon van vijf moet doen: samen op avontuur gaan. Ik heb dus met de camera achter hem aangelopen en hem geïnterviewd. “Heb je geen echte vragen?”, zei hij dan. We hebben nu nog steeds onenigheid over de films die we maken. Als Bertus een shot niet goed vindt, roept hij: “Dit is brandhout!”
Bertus: Ik was altijd erg verrast door Marco’s opnames; hij ziet tien keer meer dan ik.
Marco: En mijn vader is een enorm harde werker, ik kon hem nooit bijbenen. Tijdens het filmen van Zen in de polder maakten we soms draaidagen van dertien uur in Noord-Groningen. In die periode kreeg Bertus een herseninfarct. Hij kon bijna niks meer, alleen de rechterkant van zijn lichaam kon hij nog bewegen. Er waren mensen die kwaad waren op mij en zeiden: “Je hebt je vader de dood in gejaagd met die film!”
Bertus: Ik kon het accepteren. Dat hoort ook bij Zen, het leven verandert.
Marco: Ik heb de hele revalidatie met de camera gevolgd. Ook wanneer hij in zijn Superman-pyjama oefeningen ging doen.
Bertus: Mensen vroegen of ik niet enorm schrok toen dat gebeurde. Maar ik dacht alleen: werk aan de winkel. Na vier weken fysiotherapie was ik weer redelijk op de been.
Marco: Die opnames zijn allemaal niet in de film terechtgekomen. Ik bewaar ze voor een film die ik nog eens over het leven van Bertus wil maken.
Bertus: We hebben Zen in de polder tot de essentie teruggebracht.
Marco: We zijn nooit gestopt met filmen. In het laatste shot zie je Bertus strompelen door een tulpenveld. Visueel is het sterk: hij draagt een witte pet en een witte broek, en loopt door een veld met paarse tulpen. Het is voor mij een beeld van mijn vader in de hemel.
Bertus: De beelden zijn prachtig geworden, niets is te veel.
Marco: Nu pas geeft mijn vader me erkenning, door het maken van de films. Vroeger hadden we veel meningsverschillen over het leven, nu alleen nog over het creatieve proces. Het filmen houdt hem op de been, voor mij is het een manier om te zorgen dat hij nog niet doodgaat.
Bertus en Marco Mulder werken nu aan hun derde documentaire, een opdracht van woningcorporatie Bo’ex, over Rietvelds woningbouw aan de Robijnhof in Hoograven. Deze film komt naar verwachting in juni uit in op dvd. Rietveld Ruimtekunstenaar draait zolang de tentoonstelling duurt, tot en met 11 juni in het Centraal Museum. Kijk voor verdere vertoningen van de films op de website van Bertus en Marco.
1 Reactie
ReagerenWat een mooi en soms ook ontroerend verhaal! Ik kijk uit naar de films, die er zijn en die gaan komen!