Op 12 september is het thema van Open Monumentendag Kunst & Ambacht. Er zijn dan veel panden met ambachtelijke decoraties opengesteld. Dat geldt ook voor het Broodhuis aan de Springweg, een van de best bewaarde geheimen van monumentaal Utrecht. Van buiten doet deze voormalige synagoge nauwelijks vermoeden dat zich binnen een uniek en compleet Art Deco-interieur bevindt.
Het pand is meermaals van religie gewisseld. Tot 1981 was het een synagoge, in 1926 gebouwd op de resten van een 17e-eeuwse schuilkerk, die sinds 1792 als synagoge diende. Tegenwoordig huisvest het gebouw de evangelische gemeente Ruth — Broodhuis is een letterlijke vertaling van Bethlehem, de plaats waar (de niet-joodse) Ruth (de joodse) Boaz ontmoette.
Synagogecomplex
Utrecht was eeuwenlang verboden voor joden, deze woonden in randgemeenten zoals Maarssen. Eind 18e eeuw werden hun burgerrechten eindelijk gelijkgesteld. De voormalige schuilkerk van de Doopsgezinden, die naar de Oudegracht waren verhuisd, werd als synagoge in gebruik genomen. De kerk lag verscholen achter twee woonhuizen aan de Springweg (toen Jufferstraat); de ingang was in een steeg.
In de 19e eeuw werd de synagoge meermaals verbouwd, soms zeer ingrijpend. De woonhuizen werden aangekocht en in 1925 afgebroken toen besloten werd een nieuw synagogecomplex te bouwen, met een grote sjoel (binnen de muren van de oude synagoge), een hulpsjoel, ritueel bad, twee klaslokalen, vergaderruimtes, kantoren en woningen voor de secretaris en conciërge. Bij de inwijdingsceremonie eind 1926 waren de burgemeester en Commissaris der Koningin aanwezig. Daarbij bedankte de opperrabbijn niet alleen de mensen die met hun giften de bouw mogelijk hadden gemaakt, maar ook de aannemer en de architect.
Architect Elte
Harry Elte (1880-1944) was de zoon van de hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad. Hij vestigde in 1912 zijn naam als architect met het Stadion in Amsterdam Zuid, dat in 1928 moest wijken voor het Olympisch Stadion. Elte bouwde verder vooral synagoges en joodse zieken- en verzorgingshuizen. Zijn belangrijkste werk, de synagoge aan het Jacob Obrechtplein in Amsterdam, dateert uit 1927, een paar jaar na die in Utrecht.
Eltes stijl werd beïnvloed door zijn leermeester Berlage, maar ook door de Amerikaan Frank Lloyd Wright. Dat laatste is goed terug te zien in zijn synagoge-interieurs, die doen denken aan Wrights Unity Temple in Oak Park, Illinois.
Oorspronkelijk maakte Elte voor de Springweg een ontwerp in de stijl van de Amsterdamse School. Het synagogebestuur wilde echter anders. Het resultaat was een compromis dat volgens sommigen ‘geheel buiten een bouwstijl’ viel. De bakstenen gevel met boogramen en een vierkante toren deed aan Berlage denken, maar de cementen entree met zuilen en fronton was neoclassicistisch. Anders dan aan het Obrechtplein vormen in- en exterieur dus geen eenheid. Gelukkig kreeg Elte binnen wél de vrije hand, en het contrast maakt de verrassing des te groter.
Interieur
“Het geheel maakt een overweldigenden indruk en toont duidelijk de grootsche opvatting, welke de architect van de eischen, waaraan een Godsgebouw heeft te voldoen, heeft gemaakt. Hij heeft al het mogelijke gedaan om een wijdingsvolle sfeer te scheppen.” Ook wie tegenwoordig de voormalige sjoel bezoekt zal deze woorden van het Nieuw Israëlietisch Weekblad uit 1926 kunnen beamen.
De rechthoekige zaal — die symmetrisch lijkt maar niet helemaal is, omdat oude muren zijn hergebruikt — heeft een beeldbepalend langwerpig daklicht. Wit glas wordt daarin afgewisseld door paarse en zwarte ruitjes en horizontale ribben, die de blik naar voren leiden.
Vooraan bevindt zich de Heilige Arke, waar de Thorarollen werden bewaard. Deze kast is ingebouwd in een zwartmarmeren wand, omlijst met een zwart-gouden glasmozaïek. Het Hebreeuwse opschrift betekent ‘Weet voor Wie gij staat’. De indrukwekkende wand wordt bekroond door drie bovenlichten van glas-in-lood, gemaakt door Atelier Bogtman. Ze stellen een vuur- en rookkolom voor met in het midden een Thoratekst. Deze ramen in Art Deco-stijl en -kleuren passen mooi in het geheel.
Voor de Arke stond oorspronkelijk, temidden van de houten banken, de Bima: het liturgisch centrum waar de Thora werd gereciteerd. Tegenwoordig staat dit imposante meubelstuk wat terzijde. Het donkere eikenhout komt terug in de banken en lambriseringen.
De grote kroonluchter is misschien wel het Art Deco-hoogtepunt van Utrecht. Gedurfd voor de jaren 20 zijn de zichtbaar gelaten gloeilampen, maar liefst 106 stuks. Aan de onderzijde is het melkglas voorzien van een repeterende davidsster. Ook in het sierlijke smeedwerk van de ophangstangen zijn davidssterren verwerkt. De middelste stang is door het daklicht heen bevestigd aan het bovengelegen zadeldak, dat deels nog uit vroeger eeuwen stamt.
De andere lampen en plafonnières ontwierp Elte ook speciaal voor deze ruimte en zijn ‘schitterend door hun eenvoud’. Een uitzondering vormen de veel bontere lampen aan weerszijden van de Arke, die dan ook van Bogtman zijn.
Door de hele zaal komen sobere Art Deco-motieven met hoeken van 90 graden terug. Dat geldt ook voor de vakken van het houten hekwerk om de vrouwengalerij, die plaats bood aan 150 vrouwen, terwijl op de begane grond 230 mannen pasten. Op wandconsoles staat daar een klok in perfect passende stijl, bij de opening in 1926 aangeboden door de joodse vrouwenvereniging.
Oorlog
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog stichtte een NSB’er brand in de synagoge, die gelukkig geblust werd door omwonenden. In 1943 verzegelden de Duitse bezetters het pand, maar een nevenruimte bleef in gebruik als noodsynagoge. Het gebouw overleefde de oorlog, in tegenstelling tot veel leden van de joodse gemeenschap. Architect Harry Elte werd, na enkele jaren tewerk te zijn gesteld bij de bouwkundige dienst in Westerbork, naar Theresienstadt gedeporteerd, waar hij in 1944 overleed.
Herbestemming
In 1981 zag de kleine Utrechtse orthodox-joodse gemeente zich gedwongen de grote zaal van het synagogecomplex te verkopen; zij behield (tot op heden) de aangrenzende kleinere ruimtes. Een meubelhandelaar kocht het gebouw maar ging failliet. Het pand stond leeg, lekte en verloederde; er dreigde sloop.
Buurtbewoners maakten zich zorgen en waren eerst sceptisch toen in 1983 de Stichting Zending en Opwekking de synagogezaal kocht. Binnen een jaar brachten vrijwilligers het pand echter terug in de staat van 1926. Er kwam geen elektronisch orgel maar een stijlvolle zwarte vleugel. De oorspronkelijke banken, opgeslagen in Amsterdam, werden op het nippertje gered. De joodse buren gaven nuttige aanwijzingen bij de restauratie, waardoor een goede band ontstond. In 1989 werd het een gemeentelijk monument.
Respect
Aan de Springweg hebben nieuwe, andersgelovige gebruikers zich over een gebouw met een specifieke traditie ontfermd en het volkomen in z’n waarde gelaten. Zij hebben zonder subsidie en met grote inzet de synagoge gerestaureerd en spreken 30 jaar later nog met evenveel liefde over hun onderkomen. Het is niet alleen een voorbeeld van burgermonumentenzorg maar ook van respect tussen religies.
Met de grote leegstand van kerken die zich momenteel voltrekt, zou je dit onderlinge respect ook katholieken en moslims toewensen. Lege kerken zouden moskees kunnen worden — met behoud van hun oorspronkelijke interieur. Een herbestemming als bedehuis past beter bij een kerk dan een dansschool, supermarkt of appartementen. Maar ik vrees dat dit idealistische idee er van beide kanten niet in zit. Misschien dat een bezoek aan het Broodhuis inspireert?
8 Reacties
ReagerenMooi verhaal, mooie foto’s!
Ja, wat zou het mooi zijn als verlaten kerken kunnen worden hergebruikt als moskeeën. Schrijnend verhaal: de Majellakerk in Amsterdam -een koepelkerk, gebouwd begin 20ste eeuw, geinspireerdop de Haya Sophia in Instanbul- werd verlaten door de katholieke gemeenschap. Er werd uitdrukkelijk vastgelegd dat er géén moskee in mocht komen. En dat in een wijk (Amsterdam-oost) waar zo veel moslims wonen….Nu zit het Nederlands Philharmonisch Orkest erin. Ook fijn, maar toch….
Mooi beschreven Arjan, via via ken ik dit interieur, maar was uit mijn systeem verdwenen dus met deze opfrisser ben ik weer blij.
Verassend mooi gebouw aan de binnezijde!
Leuke serie, lekker doorgaan.
Mooi en interessant artikel/verhaal.
Heel goed verhaal; thanx! 😀
Mooie foto’s, maar waarom ontbreekt de bronvermelding bij het verhaal?
@ Paul Meijer: voor deze artikelen gebruik ik altijd diverse bronnen, maar een literatuuropgave of voetnoten passen niet echt binnen de opzet van DUIC. In dit geval is de scriptie van Pim Gerritssen aan de TU Delft (2010) een belangrijke bron geweest, maar zeker niet de enige. Ook eigen waarneming en gesprekken met de gebruikers vormden een bron.
Wat een geweldig leuk artikel Arjan, heb het met plezier gelezen! Dank, helaas had ik op 12/9 want anders te doen anders was ik naar de rondleiding in de bieb gekomen. Volgend jaar weer?