Een poortje in de rustige Doelenstraat bij het Nicolaaskerkhof leidt naar een groene binnenplaats. Hier waan je je in een middeleeuwse kloostertuin, zeker gezien de overdekte gang op spitsbogen. Toch heeft de tijd er niet werkelijk stilgestaan: in de loop der eeuwen kreeg dit voormalige Sint-Nicolaasklooster steeds weer een nieuwe bestemming: als gevangenis, opvanghuis, bejaardencentrum en meer recent als kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw.
Het Sint-Nicolaasklooster ontstond in de 14e eeuw als een begijnenhuis, een gemeenschap van ‘kuise jonge maagden’ die onder invloed stonden van de Moderne Devotie. Rond het jaar 1400 sloten zij zich aan bij de Derde Orde van Sint-Franciscus en lieten zich ‘besluiten’ in een convent. De zusters lieten zich dus vrijwillig achter kloostermuren opsluiten. Door grond bij te kopen bouwden ze het huis langzaam uit tot een ommuurd kloostercomplex.
Het hoofdgebouw uit de 15e eeuw is nog deels aanwezig als de noordelijke vleugel aan de (later ontstane) binnenplaats. Die wordt in tweeën gedeeld door een gangbrug op gemetselde bogen. Deze overdekte looproute was oorspronkelijk veel langer en leidde naar de toenmalige kloosterkapel aan de overkant van de huidige Doelenstraat, waar nu de Agatha Snellenschool staat. De zusters mochten namelijk niet buiten de kloostermuren komen en konden dus niet zomaar de straat oversteken.
Ook het huis van de priester die aan het klooster verbonden was stond aan de andere kant van de straat (toen nog een steeg). Om hem zijn maaltijden te bezorgen en anderszins te verzorgen werd er zelfs een onderaardse gang aangelegd. In een kloosterkroniek staat nadrukkelijk vermeld dat de priester, Johan van den Berghe, in 1454 ‘als maagd stierf’ en dat kloostermoeder Nanne van Ackoyen geen ‘vriendschappen’ toestond tussen priester en zusters. Kennelijk kwam dat in die tijd vaak voor!
Werkhuis en tuchthuis
Na de reformatie kon het klooster nog even voortbestaan, maar er mochten geen nieuwe zusters toetreden. Toen in 1614 de laatste zuster was vertrokken werd het noordelijk deel van het klooster een ‘werkhuis’. Deze instelling was bedoeld om personen die zich inlieten met ‘ledighe bedelarie’ van de straat te houden. Ze brachten er hun tijd door met nuttige arbeid zoals spinnen, matrassen maken en knopen draaien. Het werkhuis was gesticht met het nagelaten vermogen van Evert van de Poll, advocaat van de Staten van Utrecht. Zijn naam staat vermeld boven de toegangspoort die nog te zien is in de voorgevel van Nicolaaskerkhof 1-2.
De rest van het kloostercomplex werd door het stadsbestuur in 1615 verbouwd tot ‘tuchthuis’, een gevangenis dus. Op de hoek van de Nicolaasdwarsstraat en Doelenstraat kwamen twee nieuwe vleugels, waardoor er een binnenplaats ontstond. Aan de Doelenstraat werd een toegangspoort gemaakt van baksteen met ruitvormige sierbanden. Het aan de poort grenzende deel van de oude loopbrug werd omgebouwd tot traptoren; de originele spiltrap is nog altijd aanwezig. Het deel van de gangbrug over de straat naar de kloosterkapel werd gesloopt, net als de kapel zelf. De Nicolaassteeg, zoals de tegenwoordige Doelenstraat tot dan toe heette, werd sindsdien Tuchthuissteeg genoemd.
Het tuchthuis zou lang in gebruik blijven, maar het werkhuis werd in de 18e eeuw weer opgeheven. Het noordelijk deel van het complex werd vervolgens als kazerne gebruikt, de Klaasbarak geheten. Waarschijnlijk was dit ook een militaire strafgevangenis. De beide gebouwdelen werden begin 19e eeuw samengevoegd als burgerlijk en militair huis van verzekering. Het belang van deze gevangenis nam af toen in 1856 de nieuwe cellulaire gevangenis aan het Wolvenplein gereed kwam, en al helemaal toen in 1897 het Huis van Bewaring II aan de Gansstraat werd geopend. In dat jaar werd het voormalige tuchthuis dan ook gesloten.
Stadsarmenhuis
De gemeente besloot het oude klooster- en gevangeniscomplex te bestemmen tot Stadsarmenhuis. Hier werden ‘maatschappelijk ongeschikten’ ondergebracht die niet (meer) voor zichzelf konden zorgen, voornamelijk bejaarden en invaliden, hoewel er in het begin ook een kinderafdeling was. In de praktijk was er niet veel verschil met het regime in het tuchthuis: de bewoners droegen een soort uniform (vrouwen met schort, mannen met pet), ze sliepen op slaapzalen en moesten allerlei klusjes doen. Ook werden er regelmatig bewoners opgesloten om drankmisbruik tegen te gaan.
Bij de verbouwing van 1897 werd in de vleugels langs de Doelenstraat en de Nicolaasdwarsstraat één verdiepingsvloer verwijderd, zodat op de begane grond hoge ruimtes ontstonden. Mannen en vrouwen hadden uiteraard aparte slaap- en ziekenzalen en beschikten ook over een gescheiden binnenplaats aan weerszijden van de oude bakstenen gangbrug op bogen. Aan de westzijde van het complex werd een directeurswoning toegevoegd.
Omdat het aantal bewoners snel steeg naar bijna honderd werd er in 1905 een nieuw gedeelte gebouwd. Daarvoor werd het voormalige werkhuis aan de noordzijde deels afgebroken, al bleef de oude poort naar het Nicolaaskerkhof bewaard. Rond een nieuwe binnenplaats verrezen twee vleugels met ziekenzalen en een nieuwe slaapzaal voor vrouwen. De noordvleugel kreeg een grote erker met een opmerkelijk ui- of klokvormig gebogen leidak en in de linkerhoek een vierkante traptoren met smeedijzeren windvaan. De neorenaissance bouwstijl in baksteen met boogvormen sloot aan op die van het oude complex.
Ouden van dagen
In 1926 beschreef het geïllustreerde familieweekblad Utrecht in Woord en Beeld het leven in het Stadsarmenhuis als uitermate genoeglijk en schuwde daarbij geen enkel cliché. In de ‘intieme conversatiezaal’ voor vrouwen nodigden ‘de gemakkelijke stoelen den bezoeker tot keuvelen’. Ook buiten op de binnenplaats werd er ‘in het lekkere zonnetje’ wat afgekeuveld over vroeger. Herstellende zieken deden ‘zich tegoed aan een geurig bakske koffie’ en de ‘ruime frissche slaapzalen’ waren volgens het blad een toonbeeld van ‘echt-Hollandsche zindelijkheid’. Men concludeerde: ‘Geen wonder dat de oude menschjes tevreden zijn over hun verblijf in het huis’. In werkelijkheid was het Stadsarmenhuis bepaald geen hotel en beschikten de bewoners niet over enige luxe of privacy.
Uit de reportage bleek al dat de bewoners inmiddels allemaal ouderen waren; de kinderafdeling was in 1919 gesloten. De naam Stadsarmenhuis was in de volksmond vervangen door oudemannen- en vrouwenhuis en werd in 1931 officieel gewijzigd in Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen. Eerder had het stadsbestuur de weinig vriendelijk klinkende straatnaam Tuchthuissteeg al vervangen door Doelenstraat, gebaseerd op de nabijgelegen Schutterstraat en Wijde Doelen (schietbaan van de schutterij). Deze straatnaam zou later tot de benaming Doelenhuis leiden, terwijl er verder geen historisch verband is tussen het kloostercomplex en de schutterij.
Na de Tweede Wereldoorlog woonden er nog zo’n 150 bejaarden. In 1958 volgde de verhuizing naar het nieuwe Gemeentelijk Tehuis voor Bejaarden aan de Aalbersestraat. Van 1959 tot 1987 werd het complex aan de Doelenstraat een dependance voor arbeidstherapie van het Willem Arntsz Huis, het psychiatrisch ziekenhuis dat ooit — in dezelfde tijd als het Sint-Nicolaasklooster — was ontstaan als Dolhuis. De Willem Arntsz Stichting (het tegenwoordige Altrecht) beschikte ook over de huizen aan de Nicolaasstraat 7-13, die deels bij het werkhuis hadden gehoord. In 1969 liet men deze panden slopen en als patiëntenwoningen herbouwen in een historiseerde stijl. Daarbij zijn de gevels aan het Nicolaaskerkhof naast de Tuchthuispoort voorzien van ‘historische’ roedevensters. Ook werden pleisterwerk en latere deuren verwijderd en kregen de dakkapellen weer een klassiek aanzien.
Stadsherstel
In 1987 kocht Stadsherstel Utrecht de voormalige klooster- en tuchthuispanden rondom de twee binnenplaatsen. De Utrechtse Maatschappij tot Stadsherstel N.V. was in 1985 opgericht voor de restauratie en het behoud van monumenten in de stad en de provincie Utrecht. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Utrechts Monumentenfonds doet Stadsherstel dit met kapitaal van aandeelhouders, waaronder banken en particulieren. Door de panden te verhuren als woon- of bedrijfsruimte wordt een bescheiden rendement behaald. Zo’n 80% van de woningen valt overigens onder sociale huur.
Toen Stadsherstel het Doelenhuis kocht bestond het interieur nog grotendeels uit open zalen. Het interessante plan om er een gezamenlijk restauratieatelier voor de Utrechtse musea van te maken ging niet door vanwege meningsverschillen tussen de museumdirecteuren. Andere opties die de revue passeerden waren de vestiging van een Uitvaartmuseum en een woongroep voor bejaarde kunstenaars. Uiteindelijk dienden zich verschillende huurders aan en zou het een kleinschalig bedrijfsverzamelgebouw worden.
Tussen 1994 en 1996 heeft Stadsherstel het Doelenhuis laten restaureren, waarbij twaalf bedrijfsruimtes en zes woningen zijn gerealiseerd. De woningen zijn vooral rond het publiek toegankelijke eerste binnenhof gesitueerd, met het oog op de sociale controle. De meeste bedrijfsruimtes liggen rond het niet-openbare noordelijke binnenhof. Daar werd als eigentijdse toevoeging een stalen brug met twee verdiepingen gemaakt, die een moderne afspiegeling vormt van de verbindingsgang van het klooster op de eerste binnenplaats. Bij de voltooiing van de restauratie werd, in de buurt van de fundatiesteen van het tuchthuis uit 1615, een gedenksteen aangebracht met de beknopte geschiedenis van het complex.
Stadsherstel wilde oorspronkelijk tegenover de toegangspoort een centrale receptie realiseren, maar de gebruikers bleken daar geen behoefte aan te hebben. De ruimte werd toen een galerie voor kunstuitleen; tegenwoordig is er een architectenbureau gevestigd. Inmiddels telt het Doelenhuis nog meer gebruikers: kleinere kamers worden verhuurd als praktijkruimte voor bijvoorbeeld therapeuten of advocaten. De verstilde kloostersfeer rond de binnenhoven past goed bij de activiteiten op het gebied van meditatie, coaching, kunst, cultuur en architectuur. Wie als bezoeker — of toevallige voorbijganger — de poort binnenstapt heeft het gevoel het hectische stadsleven even achter zich te laten.
8 Reacties
ReagerenBedankt voor de interessante info. Ik zou het ook heel leuk vinden als er een artikel wordt geschreven over het stadskasteel op de donkerstraat.
Weer heel erg bedankt voor dit uitvoerige artikel en informatie.
Van 1959 tot 1987 werd het complex aan de Doelenstraat een dependance van de Willem Arntsz Huis. Het was echter geen verpleegafdeling, maar het hele complex werd gebruikt voor arbeidstherapie. Zo was er een afdeling Houtbewerking, die o.a. op bestelling meubels maakte voor partikulieren, Metaalbewerking, die voor bedrijven onderdelen voor de bouw produceerde, maar ook tentharingen draaide, een pottenbakkerij, een boekbinderij, een afdeling waar rotanmeubelen gemaakt werden en een afdeling waar elders geproduceerde dingen ingepakt werden.
Wauw! Wij dachten dat we Utrecht wel zo’n beetje kenden na 25 jaar, inclusief vele heimelijke hofjes en binnenplaatsen. Maar dit complex, waar we vaak langs fietsen, was ons totaal onbekend. Ook erg interessant dat dat mooie pand op de hoek helemaal niet authentiek oud is, maar eind jaren ’60 neergezet. Trouwens fijn dat ze in die tijd het retro hebben gebouwd en niet zo’n lelijk gebouw hebben neergezet dat je meestal ziet uit die tijd…
Wetenswaardig artikel over weer een deel van Utrecht. Ik zie de vrouwen voor me, die zitten in de ‘intieme “conservatie” zaal’, waar ze geconserveerd zijn.
@ ex binnenstadbewoner
Dank en grappige verschrijving was dat, “conservatiezaal”! Ik heb ‘m toch maar verbeterd.
Interessante informatie. In alle jaren die ik in Utrecht gewoond heb (1960-1969 en 2007-nu) had ik dit complex nooit bewust ontdekt. In mijn huidige werk als vrijwilliger bij het Utrechts Archief (indexeren van 17de-eeuwse notariële archieven) kom ik er nu op papier soms in de buurt.
Ga zo door!
Interessant artikel! Mag ik vragen welke bronnen u hiervoor heeft gebruikt- naast het Utrechts Archief?