Op de hoek van het Janskerkhof en de Drift staat het huis aan de Stammetsbrug, ook wel huis Van Voorst van Beest genoemd naar de patriciërsfamilie die er woonde. Het pand is rond 1640 gebouwd en kreeg in de 18e eeuw z’n huidige aanzien. Toen de woning een bank werd raakten in de loop van de 20e eeuw de kunstschatten uit het rijke interieur verspreid, maar een deel is nog aanwezig. Momenteel staat het gebouw leeg.
In 1624 kocht Antonis van Aeswijn een perceel bij de Stammetsbrug dat zich uitstrekte tot aan de Jansdam. Antonis was kasteelheer van Sterkenburg en Brakel; dergelijke edellieden hadden vaak ook huizen in de stad waar zij de winters doorbrachten. Op het perceel stond toen al een laag huis met bijgebouwen. Achteraan liet Antonis een koetshuis bouwen, waarvan de traptoren nog altijd op de hoek van de Jansdam staat. Rond 1640 was Van Aeswijn toe aan een grootscheepse vernieuwing van zijn woning, het huidige Janskerkhof 12. In het nieuwe vierkante huis werden delen van de oudere bebouwing opgenomen. De gevels kregen een aankleding in late Hollandse renaissance-stijl.
De geveldetails doen denken aan bouwwerken van de Amsterdamse architect Hendrick de Keyzer, die destijds veel invloed had. Maar het ontwerp was waarschijnlijk van Frederick Matthijs van Lobberecht (±1580-1644), de bouwmeester van de Staten van Utrecht. Hij ontwierp ook de poort van de Statenkamer (het voormalige Minderbroedersklooster) aan het Janskerkhof 3. Een argument om Janskerkhof 12 aan hem toe te schrijven is dat zijn eigen huis aan de Nieuwegracht 63 identieke dakvensters had en vergelijkbare accoladeboogjes boven de ramen.
Bij de verdeling van Van Aeswijns nalatenschap in 1646 werd het huis in tweeën gesplitst, wat enkele decennia zo zou blijven. Rond 1660 is er in de hal een binnenportaal gemaakt, een houten afscheiding met twee boogvormige openingen, rijk gedecoreerd met houtsnijwerk. Zulke portalen, die in meer Utrechtse patriciërshuizen voorkomen (zoals het Huis met het IJzeren Hek) gaven normaal gesproken toegang tot de gang en de trap. Omdat het binnenportaal van Janskerkhof 12 dateert uit de periode dat het huis gesplitst was, zou het kunnen zijn dat de bogen als aparte ingangen dienden. Toen de woning later weer een eenheid werd is één van de bogen dichtgemaakt.
Overdadig interieur
In 1721 werd Janskerkhof 12 gekocht door Lucas van Voorst. Hij was kort daarvoor burgemeester van de stad Utrecht geweest en zou dat enkele jaren later opnieuw worden. Van Voorst liet het huis ingrijpend verbouwen, zowel buiten als binnen. De ingangspartij werd geheel vernieuwd in Régence-stijl met een balkon boven de deur en een halfrond fronton met daarin de wapens van de families Van Voorst en De Moor. Lucas van Voorst was namelijk getrouwd met Justina de Moor.
Binnen kreeg de hal uitbundig nieuw stucwerk met boven de deuren naar de voorkamers ook de familiewapens. In een van de twee bogen van het binnenportaal werd een grisaille (schildering in grijstinten) aangebracht. Door het trompe-l’oeil-effect lijkt het wel een reliëf. Het is een voorstelling van Tomyris met het hoofd van Cyrus, een verhaal van de Griekse geschiedschrijver Herodotus. De schilder is onbekend.
De ingrijpendste vernieuwing vond plaats in de grote kamer op de linkerhoek, die diende als feestzaal of grote salon. Deze kreeg een overdadige Régence-betimmering aan plafond, schouw en wanden met vergulde figuren, krullen en bloemen. Het saloninterieur is tegenwoordig niet meer aanwezig in Janskerkhof 12, al zijn verschillende onderdelen elders bewaard gebleven (zie verderop). Foto’s die begin 20e eeuw van deze ruimte zijn gemaakt, laten een nog vrijwel origineel 18e-eeuws interieur zien.
Tussen de deuren en naast de schouw zaten beschilderde behangsels van archaïsche landschappen door Isaac de Moucheron. Eén van deze taferelen gaf bijvoorbeeld een mediterrane haven weer met klassieke ruïnes, een Neptunus-figuur en een fontein in de vorm van een sfinx. Een kleine versie van dit stuk is bewaard in een privécollectie. De Moucheron had waarschijnlijk verschillende ontwerpen ‘op voorraad’ die hij in elk gewenst formaat kon uitvoeren.
Het schilderstuk in het middenvak van het plafond — de godin Flora omringd door putti (cherubijntjes) — was gemaakt door de vermaarde Jacob de Wit, net als de grisailles boven spiegel en deuren (die naar hem ook wel ‘Witjes’ werden genoemd). De Wit en De Moucheron, die vaker samenwerkten, kregen in die jaren vele opdrachten van welgestelde bewoners van Amsterdamse grachtenpanden, kringen waarin Van Voorst ook veel contacten had.
Na de dood van Lucas van Voorst en zijn vrouw Justina de Moor (hun grafsteen ligt nog in de Buurkerk) kwam het huis in handen van een nicht van Justina, die het vervolgens naliet aan haar zoon Petrus van der Hagen. Hij ging er na zijn huwelijk in 1762 wonen en liet opnieuw het interieur moderniseren. Verschillende kamers werden voorzien van nieuwe schouwen met grisailles in rococo-stijl.
Ook de rechter voorkamer kreeg een schouw en stucplafond in deze nieuwe stijl, maar aan de schouw en boven de deur kwamen kleurrijke schilderstukken met exotische vogels en bloemen. Deze waren een eeuw eerder gemaakt door Gijsbert d’Hondecoeter of diens beroemde zoon Melchior, die zelf aan het Janskerkhof hadden gewoond. Wellicht bevonden de schilderstukken zich al eerder in het huis of waren ze van elders afkomstig; ze kregen in ieder geval rond 1762 hun definitieve plek in de voorkamer. Correctie november 2021: het schoorsteen is waarschijnlijk niet van Hondecoeter, maar rond 1905 gemaakt door Willem Adrianus Fabri (met dank aan Hans van Herwijnen).
Van Voorst van Beest
Na verschillende andere bewoners vestigde zich in 1820 weer een lid van de familie Van Voorst op Janskerkhof 12, namelijk Johanna van Voorst met haar man Wernard van Beest, die het huis had aangekocht. Omdat de naam Van Voorst dreigde uit te sterven vroegen en kregen zij toestemming om deze aan de achternaam van hun zoon toe te voegen, die zich zodoende Cornelis Wernard van Voorst van Beest mocht noemen. Hij erfde het huis later van zijn moeder. Het waren Cornelis’ kinderen die na het overlijden van hun ouders het bezit onderling verdeelden en daarom het huis wilden verkopen. De afhandeling van de erfenis kostte maar liefst 15 jaar; er was moeilijk een koper te vinden. In deze periode stond het huis grotendeels leeg en raakte enigszins in verval. Er werd zelfs gevreesd voor sloop. In 1904 werd het huis uiteindelijk verkocht als bedrijfspand, waarmee een einde kwam aan de eeuwenlange bewoning.
Het gebouw werd gekocht door Allan & Co, een ‘magazijn ter meubileering’ met vestigingen in Rotterdam, Den Haag en Utrecht. De historische ruimtes bleven gehandhaafd als een soort stijlkamers. Bij een volgende eigendomswisseling kocht kleinzoon Jan Pieter van Voorst van Beest verschillende interieurelementen uit de grote salon van het huis, zoals de grijsmarmeren schoorsteenmantel, de Régance-betimmering en het plafondstuk van Jacob de Wit. Hij liet deze onderdelen inbouwen in het buitenhuis Doornburgh bij Maarssen, dat hij enkele jaren eerder had gekocht en wilde terugbrengen in 18e-eeuwse staat. Daarbij kwamen deze familiestukken goed van pas. Een tegenvaller was echter dat de grootse Régance-betimmering van schouw en plafond niet paste in de salon van Doornburgh. Die elementen gingen daarom in opslag; alleen de marmeren schoorsteenmantel en de plafondschildering van Jacob de Wit kregen een plek op Doornburgh.
Veel later — in 1969 — werd de opgeslagen Régance-betimmering gebruikt voor de restauratie van de Spiegelzaal van Slot Zeist, die daarmee dus het uiterlijk kreeg van de voormalige salon van Janskerkhof 12. Doornburgh was inmiddels eigendom van de Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf. Zij weigerden de originele schouw en het plafondstuk af te staan aan restauratie-architect Van Asbeck; die liet daarom reconstructies van deze twee elementen maken voor Slot Zeist. Zodoende leeft het saloninterieur van Janskerkhof 12 op twee plekken voort. De beschilderde behangsels van De Moucheron zijn overigens in 1955 in Keulen geveild; het is helaas onbekend waar ze zijn terechtgekomen. De ‘Witjes’ (grisailles) zijn wel meegegaan naar Slot Zeist.
Banken en universiteit
In 1918 vertrok Allan & Co en vestigde Van Lanschot’s Bank een bewaarkluis in Janskerkhof 12. Tegelijkertijd was het vice-consulaat van Spanje er gevestigd en een advocatenbureau. Al in 1920 werd Van Lanschot opgevolgd door de Geldersche Credietvereeniging, een soort effectenbank. Die verbouwde het interieur in 1924: zonder vergunning werd het stucwerk in de historische hal doorbroken ten behoeve van loketten. Een krant schreef over ‘Vandalisme in Utrecht’ en ook de minister van onderwijs en cultuur bemoeide zich ermee, maar de gemeente weigerde in te grijpen. Enkele jaren later werd het pand wel op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
In 1932 maakte de Geldersche Credietvereeniging de toegebrachte schade goed door de hal te herstellen. Dit maakte echter onderdeel uit van een grote verbouwing, waarvoor enkele kamers werden samengetrokken, vensters verplaats en een trappenhuis aangepast. Het stalgebouw langs de Drift werd herbouwd en bij het huis getrokken. Het koetshuis aan de Jansdam (voordien verhuurd aan een meubelzaak) werd ook grondig aangepakt en tot kantoorruimte met loketten verbouwd. De originele gepleisterde muur werd deels nieuw opgetrokken in baksteen. De oude traptoren bleef, maar kreeg een spits. De Vereniging Oud-Utrecht reikte voor deze ‘kunstzinnige en piëteitsvolle restauratie’ een soort diploma uit aan de Geldersche Credietvereeniging, die enkele jaren later opging in de Nederlandsche Handel-Maatschappij (een voorloper van ABN Bank).
Toen de ABN Bank naar de Neude verhuisde, betrok in 1979 de verzekeringsbank Moira het pand. Kort na de eeuwwisseling werd het vervolgens in gebruik genomen door de Universiteit Utrecht. In recente jaren waren het Molengraaff Instituut voor privaatrecht en de Utrecht School of Economics er ondergebracht. Janskerkhof 12 is momenteel eigendom van een particuliere investeerder, maar wordt nog tot september 2020 gehuurd door de universiteit, die het recent nog als tijdelijke locatie gebruikte toen er elders verbouwd werd. Momenteel staat het gebouw leeg. Als er een andere gebruiker in komt is het te hopen dat de hal smaakvoller wordt ingericht — de groene balie is geen succes — en dat het huis bijvoorbeeld op Open Monumentendag te bezichtigen zal zijn.
Er is een boek in de maak met een bundeling van de ‘Vergeten gebouwen in Utrecht’ van Arjan den Boer!
11 Reacties
ReagerenLijkt misschien saai, maar absoluut niet, deze rubriek is met afstand het beste dat Duic te bieden heeft!
Mooie en intetessante verhalen die iets toevoegen.
Geweldig,,,loop er vaak langs,,wellicht leuk om dat pand open te zetten met monumenten dag
Wat leuk om te lezen! Dank hiervoor.
Indrukwekkend verhaal met prachtige afbeeldingen.
Zeer bedankt!
Fantastisch historisch verhaal over een dit pand. Ook de links naar andere panden/onderwepren zijn zeer de moeite waard
Prachtig en interessant verhaal!
Als geboren en getogen in Utrecht altijd zeer benieuwd geweest naar geschiedenis van dit gebouw.
Grote dank!
Ben het helemaal met @Herman eens. Arjan op zijn best! Wederom dank.
Wat schrijft Arjan den Boer toch schitterende verhalen over gebouwen in Utrecht en dan vooral de geschiedenis er van. Goed dat dit wordt vastgelegd. Het is te hopen dat de gemeente Utrecht er iets mee doet en er aandacht voor heeft.
Opnieuw een goed verhaal van Arjen den Boer. Interessant om te lezen wat de historie is van toonaangevende gebouwen in de stad.
Mijn hartelijke dank voor de zeer goed beschreven geschiedenis, doorspekt met prima foto’s.
Ik kijk met genoegen uit naar het vervolg in deze serie.
Ga alstublieft zo voort!
Janskerkhof 12 : op de eerste verdieping was gevestigd Accountantsbureau
de Roos en Schat Davit waarvan het hoofdkantoor in Engeland zat.
Op 15 mei 1963 kreeg ik daar mijn aanstelling als technisch tekenaar .Het
gebouw was met zijn luie-trappen indrukwekkend .Beneden was een bank gevestigd waar wij gratis geld konden wisselen.Later is het bureau gefuseerd
met Davit Compagnie en in Duitse handen overgegaan .