Op de hoek Maliebaan-Burgemeester Reigerstraat staat een bijzonder woonhuis uit 1905, tegenwoordig kantoor van adviesbureau &Samhoud. Het is het enige bouwwerk in Utrecht van Eduard Cuypers, neef van de grote architect Pierre Cuypers. Eduard was ook interieur- en meubelontwerper, zodat het huis een totaalkunstwerk vormde. Opdrachtgever was een rijke weduwe die zelf kunstenares was, maar ook een grote kunstcollectie had. Haar villa was een soort privémuseum.
Adriana Johanna Leijdenroth werd in 1840 in Den Haag geboren als dochter van een hoedenfabrikant. Ze volgde in 1873-74 de ‘damesklas’ van de Haagse Akademie van Beeldende Kunsten, waarmee ze een van de eerste vrouwen aan de kunstacademie was. Behalve als kunstenaar ontwikkelde ze zich ook tot kunstverzamelaar. Ze legde ‘een zeer belangrijke verzameling moderne schilderijen en aquarellen’ aan, vooral van de Haagse School.
Zelf schilderde en tekende Adriana Leijdenroth landschappen, interieurs en scènes uit het dagelijkse leven. Het Centraal Museum bezit naast een Winterlandschap haar Ganginterieur uit ongeveer 1875. Hoe verdienstelijk ook, deze werken hebben niet dezelfde artistieke kwaliteit als de door haar verzamelde kunst.
In 1884 trouwde Adriana op 43-jarige leeftijd met de 65-jarige weduwnaar Jacobus van Boekhoven uit Utrecht. Hij was boekdrukker en uitgever aan de Begijnehof (bij de Breedstraat) en had ongeveer 60 werknemers. Voor zover bekend woonde Adriana voordien als vrijgezel bij haar ouders in Den Haag; het overlijden van haar moeder was wellicht een reden om toch voor de huwelijkse staat te kiezen en zodoende naar Utrecht te verhuizen.
Van Boekhoven overleed in 1897 en liet zijn vermogen aan zijn vrouw na. Adriana haalde haar neef Willem Leijdenroth naar Utrecht. Ze had een nauwe band met hem hem omdat zijn moeder, Adriana’s zus, bij zijn geboorte was overleden. De nog jonge Willem zou de drukkerij en uitgeverij J. van Boekhoven namens zijn tante gaan leiden. In 1899 vroeg en kreeg hij koninklijke goedkeuring om de naam Van Boekhoven aan zijn familienaam toe te voegen. In 1904 legde Willem Leijdenroth van Boekhoven de eerste steen voor het nieuwe woonhuis van zijn geliefde tante op de hoek van de Maliebaan en de Baanstraat, de latere Burgemeester Reigerstraat.
Stadsvilla
De weduwe had een oud huis aan de Maliebaan 55 aangekocht en laten afbreken. De Maliebaan was oorspronkelijk een landelijke laan met buitenhuizen en kwekerijen, waaraan eind 19e eeuw steeds meer villa’s voor de Utrechtse elite verrezen. Hier voegde Adriana van Boekhoven-Leijdenroth haar privépaleisje aan toe. Hoewel ze er ‘alleen’ ging wonen, kreeg het huis drie ruime verdiepingen, nog afgezien van het souterrain met keuken. Ze woonde er dan ook niet echt alleen, maar samen met twee dienstbodes en haar gezelschapsdame Suzanna Zoutendijk, die over een eigen zitkamer en slaapkamer beschikte.
Het huis is opgetrokken uit rode baksteen op een basis van lavasteen. De gevels kennen een speelse indeling met balkons, erkers en uitbouwsels; de ramen hebben bovenlichten met ruitjes. Het hoge leien dak wordt onderbroken door een grote loggia in het midden en een verhoogde hoekpartij boven de entree. De raamlijsten, speklagen, balustrades en het portiek zijn van zandsteen. Het verdiepte entreeportaal is gedecoreerd met gebeeldhouwde bloemen, vooral aan de pijler op de hoek. Deze sterk gestileerde bloemmotieven zijn verwant aan de Jugendstil.
Eduard Cuypers
De architect was Eduard Cuypers, die een praktijkopleiding had gekregen in het Roermondse atelier van zijn oom Pierre, waar ook zijn vader werkte. In 1876 verhuisde de familie naar Amsterdam voor de bouw van het Rijksmuseum. Eduard rondde op de bouwplaats zijn opleiding af en begon voor zichzelf. Zijn eerste grote opdracht was het station Den Bosch in 1896, waarna vele villa’s, winkels, kantoren, kerken, stations, scholen en ziekenhuizen volgden. Eduard Cuypers ontwierp eerst in de trant van de neorenaissance, maar raakte rond 1900 beïnvloed door de modernere stijl van Berlage, die ook herkenbaar is aan de Maliebaan.
Eduard Cuypers was ook geïnspireerd door de Engelse landhuis- en cottagestijl en de Arts & Crafts-beweging. Hij vond de eenheid van huis en interieur erg belangrijk. Het liefst ontwierp hij de complete inrichting, tot aan het serviesgoed toe. Daarom begon hij in Amsterdam het Atelier voor Decoratieve Kunst Het Huis. Daar werden zijn ontwerpen voor meubels, lampen, textiel en serviezen uitgevoerd, deels in samenwering met de Rotterdamse meubelfabriek Eckart. In 1907 zou er een toonzaal van Het Huis worden geopend in de Hypotheekbank in Utrecht. Zijn ideeën en ontwerpen publiceerde Eduard Cuypers in zijn tijdschrift Het Huis Oud & Nieuw. Hierin verschenen ook foto’s en beschrijvingen van Maliebaan 55.
Bel-etage
Op de verhoogde begane grond, oftewel de bel-etage, lagen rond de ruime hal de woonkamer, eetkamer en schilderijenzaal. De inrichting was verfijnd en opvallend kleurrijk, afgaand op Het Huis Oud & Nieuw. ‘Het houtwerk van deuren en ramen is geel geschilderd, terwijl de in de specie gescheurde wanden ter hoogte van de deuren groen en daarboven, evenals het plafond, in een gebroken witten toon geschilderd zijn. Langs het plafond is een geschabloneerde friesversiering aangebracht. Een geel vast kleed, met een lichtgrijs los karpet dekt den vloer van dit vertrek.’ De meubels waren van glanzend gepolitoerd essenhout met inlegwerk van mahonie.
Vanuit de woonkamer met ruim zicht op de Maliebaan was een klein zijkamertje bereikbaar, het boudoir. Deze ruimte had een opvallende groen-marmeren schoorsteenmantel en er waren betimmeringen en meubilair van palissander- en rozenhout. De royale eetkamer met een koperen Jugendstil hanglamp had aan de tuinzijde een serre. De hal en het trappenhuis waren afgewerkt in de kleuren rood en groen.
Schilderijenzaal
Misschien wel de belangrijkste ruimte in de villa was de kunstzaal met de schilderijencollectie van mevrouw. Deze ‘doorzonkamer’ op de begane grond was zowel toegankelijk vanuit de hal als de woonkamer. De wanden waren door Eduard Cuypers geel afwerkt en voorzien van een doorlopende rail waaraan de schilderijen konden worden opgehangen.
Er hingen werken van onder andere Isaac en Josef Israëls, Willem Maris, Anton Mauve en Jan Hendrik Weissenbruch. Behalve deze meesters van de Haagse School bezat Adriana portretten van Thérèse Schwartze, een van de weinige succesvolle vrouwelijke kunstenaars rond 1900, en recente werken van de symbolist Jan Toorop en de ‘gentlemen-kunstenaar’ Willy Sluiter. Ze had een duidelijke voorkeur voor wat destijds moderne kunst was.
Hoe groot haar kunstverzameling was zou duidelijk worden na het overlijden van de weduwe. In 1918 werd haar ‘belangrijke Kunstnalatenschap’ in Amsterdam geveild: maar liefst 155 schilderijen en aquarellen. Ook schonk haar neef en erfgenaam Willem toen nog 6 werken aan de gemeente Utrecht en gaf 28 schilderijen gedurende 10 jaar in bruikleen. Ze zouden in het in 1921 te openen Centraal Museum komen te hangen.
De schilderijenzaal deed ook dienst als muziekkamer waar misschien wel huisconcerten werden gegeven. Dat blijkt uit de aanwezigheid van een vleugelpiano met tabouret (kruk) en muziekkastje. ‘Dit laatste is tevens als zitbank te gebruiken, daar het ter hoogte van een zetel is gemaakt en het bovenvlak als zitting evenals de tabouret met groen velvet bekleed is,’ schreef Eduard Cuypers.
Verdieping en souterrain
Op de eerste verdieping waren — naast een logeerkamer en de kamers van de gezelschapsdame — de slaapkamer, garderobekamer en badkamer van mevrouw. Ook hier was de aankleding kleurrijk. ‘De badkamer is wit geschilderd met gele tegels, die langs den wand een hooge borstwering vormen, roode tegels als vloerbedekking en een groen marmeren blad op de wasch- een toilettafel.’ In de badkamer stonden enkele rieten meubels, ‘niet alleen voor tuin en serre geschikt’, maar volgens Het Huis Oud & Nieuw ook hier ‘met bijbehorende waschmand zeer goed op hunnen plaats’.
Naast de slaapkamer, via een tussendeur verbonden, lag een tweede woonkamer. De weduwe had er wellicht rekening mee laten houden dat bij het ouder worden het traplopen soms teveel moeite zou kosten. In de extra woonkamer stond een bureau waaraan ze haar correspondentie kon doen. Opmerkelijk is dat de speciaal voor deze kamer ontworpen meubels van Eduard Cuypers, waarvan fabrikant Eckhart nog een foto in een advertentie had gebruikt, Adriana kennelijk niet bevielen. Op een foto van enkele jaren later zijn ze namelijk vervangen door lichtere exemplaren.
De kelderverdieping over het hele oppervlakte van het gebouw bevatte de keuken en voorraadkamers. Er was ruim daglicht via kelderkoekoeken. De oude keuken is de enige plek in het gebouw waar tegenwoordig nog originele interieuronderdelen bewaard zijn gebleven. De keukenkasten uit 1905 zijn goed herkenbaar in wat nu de lunchruimte voor de medewerkers van &Samhoud is. Hoewel de keuken een personeelsvertrek was — het domein van de dienstbodes — schonk Eduard Cuypers ook aandacht aan de aankleding: ‘groen geschilderd met donker gebeitste beukenhouten meubelen. De vloer van roode tegels wordt gedeeltelijk door een kokosmat bedekt.’
Tuin
Achter de woning lag oorspronkelijk een tuin die qua grandeur niet onderdeed voor het huis. De tuin strekte zich uit langs de Baanstraat, de tegenwoordige Burgemeester Reigerstraat, daarvan afgescheiden door een smeedijzeren hek met bakstenen pijlers. Ook de tuinaanleg was ontworpen door Eduard Cuypers. Het was een formele tuin met drie langwerpige vakken met gras en bloemperken. De middelste strook was aangekleed met decoratief hekwerk, plantenpotten en een zonnewijzer.
Achteraan stond een fors uitgevallen ‘tuinhut’ oftewel prieel. Daarachter was de blinde zijmuur van het eerstvolgende huis ‘gecamoufleerd’ met een enorme trellis (plantenklimrek) met bogen. Het meest spectaculair was echter de grote houten rozenpergola met koepels aan de linkerzijde van de tuin. Op de oudste foto’s is het latwerk nog kaal en onbegroeid, maar enkele jaren later moeten de rozen hier rijkelijk hebben gebloeid.
Soefi’s en nazi’s
Mevrouw Van Boekhoven-Leijenroth overleed in 1917 op 77-jarige leeftijd. Haar villa werd in 1919 als hoofdkantoor gekocht door de Maatschappij tot Exploitatie van Zeepfabrieken. Toen al ging het oorspronkelijke interieur grotendeels verloren; zo kwam er bijvoorbeeld een nieuwe trap. Dit bedrijf moet het ook zijn geweest dat in de kelder een grote Lips-kluis liet aanbrengen voor belangrijke stukken en waardepapieren, die nog altijd aanwezig is.
Met de verbreding van de Baanstraat tot Burgemeester Reigerstraat ging ook de tuin verloren, die bebouwd werd met een autoshowroom en een winkelpand. Ondertussen waren de Zeepfabrieken weer vertrokken en werd het gebouw door verschillende (para)medici gebruikt als ‘Algemeene Specialisten Polikliniek’. Behalve tandheelkundigen en keel-neus-oorartsen zat er ook een ‘Heilgeneeskundige en Masseuse’. Misschien was het wel via haar dat er in de jaren dertig soefi-erediensten werden gehouden in een van de ruimtes. Er waren ook lezingen over universeel soefisme, onder meer door de schrijfster Ina Boudier-Bakker, die boeken van soefi-meester Khan had vertaald.
In 1941 moesten de gebruikers vertrekken op last van de bezetter. De ‘Kreisleitung’ van de NSDAP, het regionale bestuur van de Duitse nazipartij, vestigde zich in Maliebaan 55. Ook zat de ‘Ban Utrecht’ van de Hitlerjugend er. Boven de ingang, op de plek van een zandsteenreliëf met zonnebloemen, brachten de Duitsers een adelaar aan. Deze werd na de bevrijding verwijderd en vervangen door een reliëf van de kunstenaar Willem van Kuilenburg ter herinnering aan de bevrijding van Utrecht.
Tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw was de Rijksverkeerinspectie in de voormalige villa gevestigd, in de jaren negentig gevolgd door het BRU (Bestuur Regio Utrecht). Na de eeuwwisseling werd Maliebaan 55 het hoofdkwartier van &Samhoud Consultancy, de huidige gebruiker. Ook al is het interieur sinds 1905 sterk gewijzigd, kleur en eigentijdse kunst spelen weer een belangrijk rol in de huidige inrichting, net als bij de oorspronkelijk bewoonster.
7 Reacties
ReagerenWat een ontzettend leuk verhaal weer, ik fiets dagelijks vaak meerdere malen langs dit pand.
Ik kom er wel eens, schitterend gebouw. Helaas vernield door iemand die “lekker gek” wilde doen en de voordeur blauw heeft geschilderd.
Leuk stuk weer Arjan! Lees t altijd met plezier!
Wat een prachtig pand en wat een leuk en gedetailleerd verhaal weer. Het interieur past helaas niet bij het exterieur, het zou de huurder sieren daar wat aan herstel te doen.
Zoals we dat kennen van Arjan, vlot geschreven, goed geïnformeerd, een markant stukje Utrecht dat weer gaat leven. Hulde! Enne… waar blijft dat boek?
Weer een heel interessant verhaal. Volgens mij zat in de jaren ’70 ook de vakbond NVV in dit gebouw
Heerlijk om te lezen, het lijkt net of je haar gekend hebt. Wat een bijzondere dame, jammer dat de tuin volgebouwd is.